Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
De verklaring van verdachte.
Het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
Een rapport van het Nederlands Forenisch Instituut.
Het relaas van verbalisanten.
De verklaring van getuige [getuige] .
Nadere bewijsoverweging.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
(de rechtbank: dus vanaf 2002)en hoewel er zeker na de politie-inval in 2014 steeds meer spanningen in het gezin waren, voor 29 juni 2016 nooit de gedachte heeft gehad om [slachtoffer] iets aan te doen en dat zij ondanks alles wel van hem hield. Weliswaar hadden zij de avond voor het incident ruzie gehad, maar na deze ruzie is verdachte naar boven gelopen, heeft zich gedoucht en is zij naar bed gegaan, wat in lijn is met hoe zij zich al de voorafgaande jaren gedragen heeft. De omstandigheden dat verdachte, vooral na de laatste politie-inval op 2 juni 2016, bang was dat ze uit hun huis zouden worden gezet en dat jeugdzorg of de kinderbescherming een keer zouden ingrijpen, moeten naar het oordeel van de rechtbank worden gezien als interne druk die verdachte zichzelf oplegde, nu er door deze instanties voor de voor het slachtoffer fatale nacht van 29 juni 2016 nog geen concrete stappen in die richting waren gezet. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte, ondanks de lange periode waarin alle omstandigheden speelden, nooit hulp heeft gezocht bij de daartoe geëigende instanties danwel familie of vrienden, noch aangifte heeft gedaan bij de politie.