In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen twee vrouwen die gehuwd zijn en een kind hebben gekregen via kunstmatige bevruchting. De verzoekster heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en het gezag over hun minderjarige kind, geboren op 14 december 2016, te regelen. De verweerster heeft verweer gevoerd en verzocht om als juridisch ouder op de geboorteakte vermeld te worden, wat niet is gebeurd omdat de verklaring van de Stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting niet is overgelegd bij de geboorteaangifte. De rechtbank heeft geoordeeld dat het duomoederschap van rechtswege niet kan ontstaan zonder deze verklaring, en dat de verzoeken van de verweerster om dit alsnog te regelen, moeten worden afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster als moeder van het kind van rechtswege het gezag heeft, en dat de verweerster geen recht heeft op omgangscontacten met het kind, gezien de conflicten tussen partijen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de gemeenschap van goederen tussen partijen behandeld, waarbij beide partijen verantwoordelijk zijn voor de gezamenlijke schulden. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de verzoeken van partijen afgewezen waar nodig.