ECLI:NL:RBOBR:2017:4564

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
29 augustus 2017
Zaaknummer
01/845537-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en de niet-strafbaarheid van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk brand heeft gesticht in een bosperceel in de gemeente [gemeente]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 augustus 2016 in dat bosperceel kreupelhout in brand heeft gestoken, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht, waaronder een nabijgelegen sportcomplex. Ondanks de bewezenverklaring van het feit, heeft de rechtbank de verdachte niet strafbaar verklaard. Dit was gebaseerd op een rapportage van gedragsdeskundigen die concludeerden dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te classificeren als schizofrenie, en dat zijn gedragingen ten tijde van het feit volledig beïnvloed waren door deze stoornis.

De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft als maatregel opgelegd dat hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis moet worden geplaatst. De rechtbank heeft hierbij de adviezen van de gedragsdeskundigen overgenomen, die aangaven dat de verdachte een langdurige klinische behandeling nodig heeft. De beslissing is gegrond op de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van meerdere zittingen en heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845537-16
Datum uitspraak: 29 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum]
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 december 2016, 22 februari 2017, 16 mei 2017, 7 augustus 2017 en 15 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 8 november 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 in de gemeente [gemeente] , althans in het arrondissement 's-Hertogenbosch, opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar (in een bosperceel aan/nabij de [adres 2] ) (een wal/stapel) kreupelhout (op twee plaatsen) in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met dat kreupelhout, ten gevolge waarvan dat kreupelhout vlam vatte, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor een sportcomplex ('de [naam] ') en/of een of meer goederen zich bevindende in en/of nabij dat bosperceel te duchten was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van getuige [getuige 1] [2] , [getuige 2] [3] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [4] en de bekennende verklaring van verdachte [5] wettig en overtuigend bewezen hetgeen hierna bewezen is verklaard.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 29 augustus 2016 in de gemeente [gemeente] , opzettelijk brand heeft gesticht, immers heeft verdachte toen aldaar (in een bosperceel aan/nabij de [adres 2] ) (een stapel) kreupelhout (op twee plaatsen) in brand gestoken, ten gevolge waarvan dat kreupelhout vlam vatte, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, zich bevindende in en/of nabij dat bosperceel te duchten was;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Over de persoon van verdachte is naar aanleiding van een observatie in het Pieter Baan Centrum een rapportage opgemaakt. Psychiater [naam psychiater 1] en GZ-psycholoog [naam psycholoog 1] komen in hun rapportage, uitgebracht op 31 juli 2017, tot de conclusie dat verdachte ten aanzien van het feit als ontoerekeningsvatbaar is te beschouwen.
De gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te classificeren als een schizofrenie, ernstig met multipele episoden, een matige verstandelijke beperking en een neiging tot middelenmisbruik.
De gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde stonden naar oordeel van de gedragsdeskundigen geheel in verband met zijn ernstige psychopathologie. Zij achten volledige doorwerking, waarbij verdachte geen keuzevrijheid had, aannemelijk.
De rechtbank acht uit de inhoud van de hiervoor genoemde rapportage - en de toelichting die hierop door de gedragsdeskundigen ter terechtzitting is gegeven - aannemelijk geworden dat de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit in dusdanig overheersende mate zijn beïnvloed door de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, dat dit de conclusie rechtvaardigt dat het feit hem wegens die stoornis niet kan worden toegerekend.
De rechtbank beschouwt verdachte dan ook ten aanzien van het bewezen verklaarde feit als ontoerekeningsvatbaar.
Verdachte is derhalve niet strafbaar voor hetgeen te zijne laste bewezen is verklaard en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ontslag van alle rechtsvervolging en plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.

Het oordeel van de rechtbank.

Zoals hiervoor onder het kopje strafbaarheid van verdachte reeds is besproken, is er volgens de gedragsdeskundigen sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte.
De rechtbank heeft in datzelfde kader geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit verdachte
wegens zijn ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kan worden toegerekend.
Dat oordeel brengt met zich mee dat enkel een strafrechtelijke maatregel kan worden opgelegd.
Het eerder aangehaalde rapport van psychiater [naam psychiater 2] en GZ-psycholoog [naam psycholoog 2] houdt - ten aanzien van de afdoening van deze zaak - onder meer zakelijk weergegeven, in:
Betrokkene heeft een langdurige klinische behandeling nodig waarbinnen het nemen van medicatie een vaste plaats moet krijgen.
Het advies is om een dergelijke klinische behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een artikel 37 plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.
Binnen dit kader kan de zorg, begeleiding en structurering voldoende gewaarborgd worden (mits een vervolgtraject goed wordt ingezet). Betrokkene komt hiervoor tevens in aanmerking omdat hij niet acuut gevaarlijk is. Het advies voor het kader van een artikel 37 plaatsing wordt in dit geval als het meest proportioneel opgevat.
Voornoemde gedragsdeskundigen hebben ter terechtzitting gepersisteerd bij hun advies ten aanzien van de afdoening van de zaak.
De rechtbank neemt de adviezen uit het hiervoor genoemde rapport en de toelichting van de gedragsdeskundigen ter terechtzitting over en maakt die tot de hare.
Uit het rapport blijkt dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.
Uit het rapport en het bewezenverklaarde feit volgt bovendien dat er gevaar is voor de algemene veiligheid van goederen en dat voor herhaling dient te worden gevreesd.
De rechtbank zal gelasten dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis, als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, zal worden geplaatst voor maximaal één jaar.
Gelet op het advies van de deskundigen ter terechtzitting zal de rechtbank hierbij adviseren dat verdachte ter uitvoering van de maatregel zal worden geplaatst in
[naam instelling 1]of een soortgelijke instelling. De rechtbank merkt hierbij op, mede in verband met het – naar zich thans laat aanzien – vermoedelijke vervolg van de behandeling met gebruikmaking van civielrechtelijke machtigingen, dat het in het kader van het gevaarmanagement van groot belang wordt geacht dat de forensische plaatsing geschiedt in een psychiatrisch ziekenhuis dat is toegerust in de behandeling van de stoornis(sen) van verdachte en waar hij indien alsdan aan de orde daarna ook beschermd kan wonen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Verklaart verdachte hiervoor
niet strafbaaren
ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
Legt op de volgende maatregel.
Plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 (één) jaar. Ter uitvoering van deze maatregel dient verdachte geplaatst te worden in
[naam instelling 2]een soortgelijke instelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.E.L. Hendriks, voorzitter,
mr. M.T. van Vliet en mr. A.E. van der Eijk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 29 augustus 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, district [gemeente] , genummerd PL2100-2016193263, aantal pagina’s: 30. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
2.Verklaring van [getuige 1] d.d. 29 augustus 2016, proces-verbaal pag. 3-4.
3.Verklaring van [getuige 2] d.d. 29 augustus 2016, proces-verbaal pag. 22.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2016, proces-verbaal pag. 9.
5.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 december 2016.