ECLI:NL:RBOBR:2017:4485

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2017
Zaaknummer
01/860407-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal door een gedetineerde

Op 22 augustus 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die al een gevangenisstraf uitzat voor het verzamelen en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. Tijdens zijn detentie zijn op een door de penitentiaire inrichting ter beschikking gestelde computer kinderpornografische afbeeldingen aangetroffen. De verdachte werd beschuldigd van het in bezit hebben van deze afbeeldingen tussen 31 mei 2016 en 14 juli 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie en de verdediging waren het erover eens dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte vóór 31 mei 2016 in het bezit was van kinderpornografisch materiaal, omdat hij pas op die datum programma's had geïnstalleerd waarmee hij dergelijk materiaal kon opzoeken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordeling van de verdachte in aanmerking genomen, evenals zijn psychische problemen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte medeverantwoordelijk is voor het in stand houden van verwerpelijke handelingen met kinderen en dat hij zich bewust was van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/860407-16
Datum uitspraak: 23 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [gemeente] op [geboortedatum] 1979,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 augustus 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 7 juli 2017. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks 03 maart 2016 tot en met 14 juli 2016 te Vught, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens),
- een hoeveelheid afbeeldingen, te weten foto's en/of video's, in elk geval

afbeeldingen en/of

- een of meer gegevensdrager(s) bevattende foto's en/of video's, in elk geval
afbeeldingen,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
- heeft verworven en/of
- in bezit gehad en/of
- zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,

welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (onder meer) bestonden uit:

het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(betreft onder meer de in toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van
[naam]
)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(betreft onder meer de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van [nummer]
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
(betreft (onder meer) de in de toonmap opgenomen afbeeldingen onder vermelding van [nummer] )
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

De standpunten van de officier van justitie en van de verdediging.
De officier van justitie en de verdediging stellen zich allebei op het standpunt dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De bewijsmiddelen, zakelijk weergegeven. [1]
  • De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 augustus 2017;
  • Het proces-verbaal van bevindingen inbeslagname van [verbalisant 1] , pag. 9-10;
  • Het relaas van [verbalisant 2] , proces-verbaal, pag. 15-23;
  • Kennisgevingen van inbeslagneming (ongenummerd) d.d. 21 juli 2016, 29 september 2016 en 6 oktober 2016;
  • Het relaas van [verbalisant 3] , proces-verbaal van bevindingen, pag. 181-185 en proces-verbaal beschrijving kinderpornografische afbeeldingen incl. bijlagen, pag. 151-180.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.
Het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte vóór 31 mei 2016 gegevensdragers met daarop kinderpornografisch materiaal in zijn bezit heeft gehad, of zich de toegang tot dergelijk materiaal heeft verschaft. Daartoe overweegt de rechtbank dat verdachte eerst op 31 mei 2016 programma’s op de door de penitentiaire inrichting ter beschikking gestelde computer heeft geïnstalleerd waarmee hij dergelijk materiaal kon opzoeken, downloaden en bekijken. Voor de periode gelegen vóór 31 mei 2016 zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 31 mei 2016 tot en met 14 juli 2016 te Vught meermalen (telkens)
een gegevensdrager bevattende foto’s en/of video's van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken in bezit heeft gehad, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (onder meer) bestonden uit:
het oraal, vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 12 maanden en onttrekking aan het verkeer van alle inbeslaggenomen voorwerpen. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat bij het bepalen van de strafmaat rekening moet worden gehouden met de fouten die door de penitentiaire inrichting zijn gemaakt. De verdediging stelt zich verder op het standpunt dat moet worden afgezien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat verdachte er bij gebaat is dat zijn behandeling in het kader van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging conform de planning van start kan gaan. Gelet daarop acht de verdediging een voorwaardelijke gevangenisstraf of een geldboete een passende straf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verzamelen van kinderpornografische afbeeldingen. Door het verzamelen van kinderpornografische afbeeldingen draagt verdachte er medeverantwoordelijkheid voor dat uiterst verwerpelijke mensonterende handelingen, die plaatsvinden met kinderen van veelal jeugdige leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Buiten kijf staat dat kinderen, als zij op jeugdige leeftijd worden onderworpen aan dit soort seksuele handelingen, grote psychische, lichamelijke en emotionele schade kunnen oplopen die hun verdere ontwikkeling ernstig kan schaden. Kinderen dienen beschermd te worden tegen dergelijke praktijken en handelingen. De manier waarop verdachte de bestanden had verborgen, duidt op planmatig en doordacht handelen alsook op verdachtes bewustheid van de ontoelaatbaarheid ervan. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld tot een zeer forse gevangenisstraf met daarbij de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging en hij dit feit nota bene heeft gepleegd tijdens het ondergaan van deze gevangenisstraf.
De rechtbank stelt vast dat bij vonnis van 28 mei 2014 verdachte is veroordeeld ter zake van (onder meer) het verzamelen en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. In dat vonnis heeft de rechtbank er in strafmatigende zin rekening mee gehouden dat uit de rapporten van de deskundigen bleek dat bij verdachte sprake was van een stoornis van Asperger, parafilie NAO en pedofilie van het niet-exclusieve type en dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moest worden beschouwd ten tijde van de strafbare feiten. Gelet daarop, de omstandigheid dat deze gediagnosticeerde problematiek thans (nog) niet is behandeld en ook niet vanzelf pleegt te verdwijnen alsook het feit dat het in de onderhavige zaak een gelijksoortig feit betreft, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte ook thans heeft gehandeld onder invloed van deze gebrekkige ontwikkeling respectievelijk ziekelijke stoornis, dat dit het handelen van verdachte in relevante mate heeft beïnvloed en dat de onderhavige feiten verdachte daarom in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal hier rekening mee houden bij de strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor het bezit van kinderporno geldt als uitgangspunt een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een kort onvoorwaardelijk deel en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Met name gelet op de recidive en het feit dat verdachte momenteel een gevangenisstraf ondergaat die aansluitend gevolgd zal worden door een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging, acht de rechtbank deze combinatie van strafmodaliteiten in het onderhavige geval niet aan de orde.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van hierna te noemen duur. De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Gelet op de ernst van het feit, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, dan wel oplegging van een geldboete, zoals voorgesteld door de verdediging, niet aan de orde.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en de aard van die voorwerpen zodanig is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
27, 36b, 36c, 57 en 240b Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregel.
Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen,
te weten de goederen vermeld onder nummers 1 tot en met 4 op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 7 augustus 2017.Deze lijst is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. M.E.L. Hendriks, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kriekaard, griffier,
en is uitgesproken op 23 augustus 2017.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, Team Bestrijding Kinderpornografie en Kindersekstoerisme, onderzoek: OBRBD16020-INDIANA, gesloten op 6 oktober 2016, aantal doorgenummerde pagina’s: 287.