Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[eiser 4],
[eiiser 5],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 januari 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 18 april 2017.
2.De feiten
“de gecorrigeerde vervangingswaarde overeenkomstig artikel 17, derde lid, tweede volzin, van de Wet waardering onroerende zaken. Bij het bepalen van deze gecorrigeerde vervangingswaarde wordt voor het bepalen van de vervangingswaarde per dierplaats de afschrijvingstermijnen en de percentages op moment van openstelling(van de Beleidsregeling 2005,
rb.) meest recente versie van de Kwantitatieve Informatie voor de Veehouderij (KWIN), als uitgangspunt genomen.”
“een rechtshandeling naar burgerlijk recht waarbij twee partijen, aan de ene zijde de aanmelder en aan de andere zijde de provincie Noord-Brabant zich op basis van wilsovereenstemming verbinden om een intensieve veehouderij te verplaatsen van de ene locatie .. naar een andere …, waarbij de bedrijfsgebouwen en gronden op de uitplaatsingslocatie tegen betaling van een aankoopprijs aan de aanmelder worden aangekocht door de provincie Noord-Brabant.”
De gecorrigeerde vervangingswaarde van de bedrijfsgebouwen op basis van een zakelijke taxatie door de provincie Noord-Brabant na aanmelding voor deelname. Voor de leeftijd van de gebouwen en inrichting geldt het moment van openstelling(van de Beleidsregeling 2005,
rb.) Indien de afrondingsperiode meer dan drie kalenderjaren beslaat, wordt deze leeftijd vermeerderd met het aantal volledige kalenderjaren dat de afrondingsperiode later dan na drie kalenderjaren eindigt.
De waarde van ondergrond en erf, bepaald op basis van de waarde in het economisch verkeer, uitgaande van cultuurgrond. …”
“Overeenkomst van voortgezet gebruik van een registergoed (bedrijfsgebouwen)”gesloten met betrekking tot het bedrijfsperceel. Op grond hiervan was [eisers] gerechtigd om maximaal drie jaar na levering van de eigendom van het bedrijfsperceel aan de Provincie zijn bedrijf aldaar voort te zetten, zonder enige vergoeding verschuldigd te zijn aan de Provincie voor deze bruikleen.
rb.) heeft betoogd dat zij door het college(GS,
rb.) niet op de hoogte is gesteld van een mogelijke verlaging van de subsidie bij verplaatsing na 31 december 2009, had zij, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, uit het taxatierapport en uit het besluit van het college van 9 januari 2009(hiervoor onder 2.20 genoemd,
rb.) kunnen opmaken dat de gecorrigeerde vervangingswaarde zou worden aangepast indien de afrondingsperiode meer dan drie kalenderjaren zou beslaan. Bovendien is dit met zoveel woorden vermeld in Bijlage 4, onder B, aanhef en onder 1, bij de Beleidsregeling(de Beleidsregeling 2005,
rb.)
waarnaar zowel in het besluit van 11 oktober 2005 als in de uitvoeringsovereenkomst is verwezen.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)