ECLI:NL:RBOBR:2017:4300

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2017
Publicatiedatum
14 augustus 2017
Zaaknummer
01/865001-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige onder toezicht van verdachte

Op 14 augustus 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1990 en wonende in Nijmegen, was op dat moment de oppas van het slachtoffer, een meisje dat op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De tenlastelegging omvatte verschillende ontuchtige handelingen die plaatsvonden in de periode van 12 tot 13 juni 2015 in Reek, gemeente Landerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. Tijdens de zitting op 31 juli 2017 heeft de verdachte een bekennende verklaring afgelegd.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte van het slachtoffer, rapporten van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling, en de verklaring van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nichtje, waarbij hij misbruik maakte van het vertrouwen dat de ouders in hem stelden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en het feit dat hij hulp had gezocht voor zijn problematiek.

De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd een immateriële schadevergoeding van € 1.200,- toegewezen aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank benadrukte het belang van normhandhaving en de noodzaak om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865001-16
Datum uitspraak: 14 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Nijmegen op [geboortedatum 1] 1990,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 juni 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 juni 2015 tot en met 13 juni 2015 te
Reek, gemeente Landerd, met [slachtoffer] , geboren op 11 februari 2012, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het houden van zijn, verdachtes, (stijve) penis in de (directe) nabijheid van de vagina,
althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het zichtbaar voor en in het bijzijn van die [slachtoffer] aftrekken en/of betasten van
zijn, verdachtes, penis en het daarbij vasthouden van een been, althans het lichaam, van die
[slachtoffer] en/of
- het (in haar bijzijn) ejaculeren in/op het bed van die [slachtoffer] , zulks terwijl hij,
verdachte, dat feit beging tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid - te weten
als oppaskind - toevertrouwde minderjarige.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in haar vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich eveneens op het standpunt dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het tenlastegelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359 lid 3, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, terwijl namens de verdediging geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring van dit feit hebben geleid:
- aangifte door [naam] [2] ;
- rapport van Forensische Polikliniek Kindermishandeling [3] ;
- akte van geboorte van [slachtoffer] [4] ;
- bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting. [5]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 12 juni 2015 te Reek, gemeente Landerd, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en
- het houden van zijn, verdachtes, stijve penis in de directe nabijheid van de vagina van die
[slachtoffer] en
- het zichtbaar voor en in het bijzijn van die [slachtoffer] aftrekken en betasten van zijn,
verdachtes, penis en het daarbij vasthouden van een been van die [slachtoffer] en
- het in haar bijzijn ejaculeren op het bed van die [slachtoffer] , zulks terwijl hij, verdachte,
dat feit beging tegen een aan zijn zorg - te weten als oppaskind - toevertrouwde minderjarige.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die in het reclasseringsadvies van 24 mei 2017 worden voorgesteld.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het van belang is dat de behandeling van verdachte bij Kairos wordt voortgezet. Verdachte heeft van begin af aan openheid gegeven en heeft veel spijt van wat hij heeft gedaan. Verdachte heeft, al voordat hij door de politie werd aangehouden, zelf hulp gezocht voor zijn problematiek en is in behandeling gegaan. Verdachte heeft meerdere psychische stoornissen en is verminderd toerekeningsvatbaar. Het recidivegevaar is niet hoog. De raadsman pleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Er dient geen taakstraf opgelegd te worden. De kans is reëel dat het verdachte niet lukt om deze uit te voeren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn nichtje, het dochtertje van zijn zus en haar partner, waar hij op dat moment op paste. Het gaat hier om een zeer jong slachtoffertje van ongeveer 3,5 jaar oud. Verdachte heeft enkel zijn eigen gerief nagejaagd en zich daarbij niet laten weerhouden door de kwetsbare positie waarin het slachtoffertje zich bevond. Zij kon op geen enkele wijze weerstand bieden tegen het handelen van verdachte. Verdachte heeft een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn nichtje en in ernstige mate haar lichamelijke integriteit aangetast. Hoewel dit zich veelal pas later, soms ettelijke jaren na het misbruik, voor het eerst openbaart, is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort ernstige feiten vaak jarenlang last daarvan hebben en dat de herinnering aan het misbruik hen in hun dagelijks bestaan lange tijd hindert. Ook is bekend dat seksueel misbruik nadelige gevolgen op emotioneel, relationeel en seksueel gebied voor de slachtoffers met zich kan brengen.
Door zijn handelen heeft de verdachte niet alleen het slachtoffertje leed berokkend, maar in het verlengde daarvan ook haar ouders, te weten zijn zus en haar partner, en naaste familie. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij en de door moeder ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring blijkt duidelijk dat dit in deze zaak het geval is.
Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn nichtje en haar ouders in hem stelden als oom van het slachtoffer. Voor het slachtoffertje was haar oom een persoon bij wie zij zich veilig moest kunnen voelen. Verdachte heeft de ontuchtige handelingen gepleegd in de ouderlijke woning waar zijn nichtje woonde en terwijl hij op haar paste, juist de plek bij uitstek waar zij zich veilig moest wanen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte louter en alleen oog heeft gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en zich in het geheel niet heeft bekommerd om het recht van het slachtoffer op een ongestoorde (seksuele) ontwikkeling.
Uit een oogpunt van vergelding en gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat in beginsel alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte zelf al hulp had gezocht voordat hij door de politie werd aangehouden en dat verdachte inmiddels een ambulant hulptraject bij Kairos volgt.
Daarnaast neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebracht psychologisch rapport door mw. drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog, van 22 juli 2016 blijkt, dat de door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
Voorts houdt de rechtbank bij de op te leggen straf er rekening mee dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en vanaf het begin openheid van zaken heeft gegeven over het tenlastegelegde feit en dat hij geprobeerd heeft om inzicht te verschaffen in de beweegredenen die hem tot het plegen van de feiten hebben gebracht.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het ingeslagen hulptraject, waarmee naar het oordeel van de rechtbank de kans dat het tot een herhaling van strafbare zedendelicten komt zo klein mogelijk wordt gemaakt, doorkruisen. De rechtbank zal daarom de eis van de officier van justitie volgen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest opleggen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de gevorderde immateriële schade à
€ 1.200,-- kan worden toegewezen. Zij verzoekt daarbij ook de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente op te leggen. De gevorderde materiële schade à € 190,-- kan niet worden toegewezen, omdat dit geen rechtstreekse schade is die is geleden door het slachtoffer. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in dat onderdeel van de vordering.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte bereid is om enige schade te vergoeden. De raadsman is het eens met de officier van justitie dat de gevorderde materiële schade niet kan worden toegewezen. Volgens de raadsman dient deze gevorderde schade te worden afgewezen. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding is de vraag of er een causaal verband is tussen dit feit en de ontwikkelingsachterstand van het slachtoffer. Als er geen causaal verband is dient de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering of de vordering af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering te weten de gevorderdere immateriële schadevergoeding à € 1.200,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de door haar gevraagde materiële schadevergoeding van de vordering, aangezien geen sprake is van rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Deze kosten zijn door de ouders van de slachtoffers gemaakt en zij niet kunnen worden aangemerkt als slachtoffers in de zin van artikel 51a e.v. Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 247, 248.

DE UITSPRAAK

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
 Taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.
 Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 48 uur na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, regio Zuid, tussen 09:00 uur en 12:00 uur via telefoonnummer 088-8041504 en zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij Kairos Nijmegen of een soortgelijke forensische behandelinstelling, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent aan ambulante woonbegeleiding vanuit Labyrinth of een soortgelijke instelling gericht op praktische problemen,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio 's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 14 januari 2016 reeds geschorst.
 Maatregel van schadevergoeding van EUR 1.200,00 subsidiair 22 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer] van een bedrag van EUR 1.200,-- (zegge: twaalfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 22 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding (post 4B).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van EUR 1.200,-- (zegge: twaalfhonderd euro), te weten immateriële schadevergoeding (post 4 B). Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering terzake de gevorderde materiële schade niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. H.M. Hettinga en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van L. Scholl, griffier,
en is uitgesproken op 14 augustus 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, Zedenteam ‘s –Hertogenbosch, met registratienummer PL2100-2015133223, afgesloten d.d. 20 januari 2017, aantal doorgenummerde bladzijden: 151.
2.Aangifte door [naam] namens [slachtoffer] , p. 30 t/m 37.
3.Rapport van Forensische Polikliniek Kindermishandeling d.d. 2 juli 2015, p. 63 t/m 65.
4.Akte van geboorte van [slachtoffer] , p. 68.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 juli 2017.