ECLI:NL:RBOBR:2017:4299
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met witwassen
Op 14 augustus 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een vonnis gewezen in de ontnemingszaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een bedrag van € 38.608,25 had verkregen uit wederrechtelijke activiteiten, en legde hem de verplichting op dit bedrag aan de Staat te betalen. De vordering van de officier van justitie was tijdig ingediend en de rechtbank heeft de bewijsvoering van de politie gevolgd, die stelde dat de verdachte meer had uitgegeven dan zijn legale inkomsten toelieten. De verdachte had verklaard dat hij in het verleden veel geld had verdiend, maar kon deze verklaring niet onderbouwen met bewijs. De rechtbank oordeelde dat de contante gelden en de uitgaven van de verdachte afkomstig moesten zijn uit misdrijven, en dat hij hiervan op de hoogte moest zijn geweest. De rechtbank baseerde haar beslissing op de berekeningen van de politie en concludeerde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel inderdaad € 38.608,25 bedroeg. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, en de rechtbank maakte duidelijk dat indien er een rechtsmiddel werd ingesteld, de bewijsmiddelen die tot de vaststelling van het voordeel hadden geleid, in een aanvulling op het vonnis zouden worden opgenomen.