ECLI:NL:RBOBR:2017:4262

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 augustus 2017
Publicatiedatum
10 augustus 2017
Zaaknummer
01/820280-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door valse voorstelling van zaken als dakdekker

In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 11 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De verdachte heeft zich samen met anderen voorgedaan als een bonafide dakdekker en heeft het slachtoffer, een kwetsbare persoon, misleid door te beweren dat er dringende reparaties aan het dak en de schoorsteen nodig waren. Tijdens de werkzaamheden werd de aanvankelijke prijs van € 3.000,- verhoogd naar € 5.000,-, welke het slachtoffer direct heeft betaald. Achteraf bleek dat er niets mis was met het dak en de schoorsteen, en dat de verdachte en zijn medeverdachten deze juist hadden beschadigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 5.160,- aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het delict, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het feit dat de verdachte eerder betrokken is geweest bij soortgelijke oplichtingspraktijken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: 01/820280-15
[verdachte]
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/820280-15
Datum uitspraak: 11 augustus 2017
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedatum] 1981 ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.
De zaak is ter terechtzitting van de politierechter van 21 maart 2017 verwezen naar de meervoudige strafkamer in deze rechtbank.
Dit vonnis is bij verstek
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juli 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 26 januari 2017.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 5 augustus 2015 te Nuenen, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 5000 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededaders, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan voernoemde [slachtoffer 1] medegedeeld dat het dak en/of de schoorsteen gerepareerd dienden te worden en/of aan voornoemde [slachtoffer 1] een offerte voor die werkzaamheden gepresenteerd op naam van ' [bedrijf] ', waardoor voornoemde [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 5 augustus 2015 te Nuenen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 5000 euro, hebbende verdachte en zijn mededaders, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid aan voernoemde [slachtoffer 1] medegedeeld dat het dak en de schoorsteen gerepareerd dienden te worden en aan voornoemde [slachtoffer 1] een offerte voor die werkzaamheden gepresenteerd op naam van ' [bedrijf] ', waardoor voornoemde [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

De motivering van de beslissing.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gevorderd:
  • een geldboete van € 2.500;
  • een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met een proeftijd van 2 jaren;
  • onttrekking aan het verkeer van een in beslag genomen Engels kentekenbewijs, kenteken [kenteken] (goednummer 854258) en een map met voorbeelden van klussen (goednummer 854296);
  • teruggave aan de rechthebbende(n) van een in beslag genomen tijdelijke betaalpas van rekeningnummer ING [rekeningnummer] (goednummer 854285) en een Pools identiteitsbewijs naam [naam] , geboortedatum [geboortedatum slachtoffer 2] (goednummer 854287).
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met anderen ten overstaan van het slachtoffer uitgegeven als bonafide dakdekker. Hij heeft aangebeld bij het slachtoffer, gaf een valse naam op, deelde het slachtoffer mede dat het dak en de schoorsteen van zijn huis kapot waren en dat deze voor een bepaalde prijs gerepareerd konden worden. Op het moment dat de verdachte aanbelde bij het slachtoffer, stonden de medeverdachten al op het dak met stenen uit de schoorsteen in de hand en nog voordat het slachtoffer akkoord was met de door de verdachte gepresenteerde offerte, werden door deze medeverdachten al ‘werkzaamheden’ aan het dak en de schoorsteen verricht. Een aanvankelijk afgesproken prijs van € 3.000,- werd door de verdachte reeds na een half uur verhoogd naar € 5.000,-, waarbij het slachtoffer werd voorgehouden dat er extra noodzakelijke werkzaamheden moesten worden uitgevoerd. Door middel van een spoedopdracht heeft het slachtoffer laatstgenoemd bedrag naar een door de verdachte opgegeven rekeningnummer overgemaakt. Achteraf bleek dat er in eerste instantie met het dak en de schoorsteen helemaal niets mis was, maar dat verdachte en zijn medeverdachten deze juist beschadigd hadden.
Door op voornoemde wijze te handelen heeft de verdachte op ingrijpende wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde. De verdachte heeft daarvoor het door zijn relatief hoge leeftijd kwetsbare slachtoffer als doelwit gekozen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Dat hij door zijn optreden het vertrouwen van het slachtoffer en zijn echtgenote in de medemens ernstig heeft geschaad, is zeer verwerpelijk. De verdachte heeft slechts uit winstbejag gehandeld en zich niets aangetrokken van de belangen van het slachtoffer. De rechtbank neemt verder in beschouwing dat de oplichting thuis bij het slachtoffer heeft plaatsgevonden, waardoor de verdachte het gevoel van veiligheid dat eenieder in en rond zijn huis probeert te waarborgen, ernstig heeft beschadigd.
De rechtbank overweegt ten slotte dat het dossier verschillende aanwijzingen bevat dat de verdachte zich vaker met soortgelijke oplichtingspraktijken heeft bezig gehouden, getuige onder meer twee offertes voor dakreparaties, aangetroffen in een (kennelijk gestolen) personenauto voorzien van een kenteken op naam van de verdachte. Deze offertes corresponderen met respectievelijk een aangifte en een mutatie ter zake van oplichting en hebben dezelfde lay-out en zijn geschreven in hetzelfde handschrift als de offerte in de onderhavige zaak. Het lijkt er aldus op dat de verdachte, voor zover bekend, zijn verblijf in Nederland met name heeft gebruikt om mensen op te lichten en zich door middel van oplichting in zijn levensonderhoud voorziet.
De rechtbank merkt op dat er voor het bewezen verklaarde delict geen oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) bestaan. De rechtbank heeft daarom gekeken naar wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd en als uitgangspunt aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraude. Deze oriëntatiepunten nemen bij een benadelingsbedrag tot € 10.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week tot 2 maanden dan wel een onvoorwaardelijke taakstraf als uitgangspunt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De rechtbank wijkt ten nadele van verdachte af van de LOVS-oriëntatiepunten, met name omdat het hier gaat om een zeer doortrapte wijze van handelen en de keuze voor kwetsbare slachtoffers.
De rechtbank zal aldus aan de verdachte een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank doen de door de officier van justitie gevorderde straffen geen recht aan de aard en ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen, enerzijds om de ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door de verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal niet ten uitvoer worden gelegd als de verdachte zich gedurende een proeftijd van 2 jaren niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal bevelen dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Benadeelde partij [slachtoffer 1] voornoemd heeft een civiele vordering ingediend ten bedrage van € 5.160,-, vermeerderd met de wettelijke rente, voor materiële schade.
Als voldoende onderbouwd en niet weersproken acht de rechtbank de door benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderde materiële schadevergoeding integraal toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt de verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2015 tot de dag der algehele voldoening, tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan de verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De motivering met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen.

De rechtbank stelt vast dat thans nog klassiek beslag rust op de volgende voorwerpen:
een Engels kentekenbewijs, kenteken [kenteken] (goednummer 854258);
een map met voorbeelden van klussen (goednummer 854296);
een tijdelijke betaalpas van rekeningnummer ING [rekeningnummer] (goednummer 854285);
een Pools identiteitsbewijs naam [naam] , geboortedatum [geboortedatum slachtoffer 2] (goednummer 854287).
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor onder nummers 1. en 2. genoemde voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat blijkens het onderzoek ter terechtzitting deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of ter voorbereiding van soortgelijke misdrijven, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan, en deze voorwerpen toebehoren aan de verdachte.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de rechthebbende(n) van de hiervoor onder nummers 3. en 4. genoemde in beslag genomen voorwerpen, omdat naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36b, 36d, 36f en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
oplichting;
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende
straf:

gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;

bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
groot 1 maand, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd, door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf;
legt op de volgende
maatregelen:

maatregel van schadevergoeding van € 5.160,00 subsidiair 60 dagen hechtenis;

legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 5.160, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis, voor materiële schade;
bepaalt dat de toepassing van deze vervangende hechtenis de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet opheft;
beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte daarom tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 5.160, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, voor materiële schade;
veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil;
veroordeelt de verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten;
bepaalt dat de verdachte van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

onttrekking aan het verkeer van de volgende in beslag genomen voorwerpen:

- een Engels kentekenbewijs, kenteken [kenteken] (goednummer 854258);
- een map met voorbeelden van klussen (goednummer 854296);
gelast de teruggave aan de rechthebbende(n)van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- een tijdelijke betaalpas van rekeningnummer ING [kenteken] (goednummer 854285);
- een Pools identiteitsbewijs naam [naam] , geboortedatum [geboortedatum slachtoffer 2] (goednummer 854287).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. A.C. Palmboom, leden,
in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Weemers, griffier,
en is uitgesproken op 11 augustus 2017.