ECLI:NL:RBOBR:2017:4183

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
C-01-276020 - HA ZA 14-200
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar oorzaak brand en de rol van dakdekkers bij de brand in de luchtbehandelingskast

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, is op 12 juli 2017 een vonnis uitgesproken in de hoofdzaak en vrijwaring met betrekking tot een brand die plaatsvond in een luchtbehandelingskast. De eisers, INTERNATION FLAVORS & FRAGRANCES I.F.F. B.V. en ZURICH INSURANCE PUBLIC LIMITED COMPANY, hebben een deskundigenonderzoek aangevraagd naar de oorzaak van de brand, waarbij de rol van dakdekkers die werkzaamheden uitvoerden onder de luchtbehandelingskast centraal staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand ontstond tijdens werkzaamheden waarbij gasbranders werden gebruikt, en dat er een causaal verband kan zijn tussen deze werkzaamheden en de brand. De rechtbank heeft getuigenverklaringen verzameld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om definitief te oordelen over de oorzaak van de brand. Daarom is besloten om deskundigen te benoemen die de zaak verder kunnen onderzoeken. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om hun wensen met betrekking tot de deskundigen en de vragen die aan hen voorgelegd moeten worden, kenbaar te maken. De zaak zal opnieuw op de rol komen voor het nemen van een akte door partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 12 juli 2017
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/01/276020 / HA ZA 14-200 van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERNATION FLAVORS & FRAGRANCES I.F.F. B.V.,
gevestigd te Hilversum,
2. rechtspersoon naar buitenlands recht
ZURICH INSURANCE PUBLIC LIMITED COMPANY,
gevestigd te Dublin, Ierland,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. H.P.A.J. Kamp te Tilburg,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven,
2.
[gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. P.J. van der Putt te Haarlem,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/01/282944 / HA ZA 14-621 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. P.J. van der Putt te Haarlem,
2.
[gedaagde sub 2 in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
[gedaagde sub 3 in de vrijwaring],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna IFF (eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 1 in de zaak met rolnummer 14-200), Zürich (eiseres in conventie, verweerster in reconventie sub 2 in de zaak met rolnummer 14-200), [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring] (gedaagde in conventie sub 1, eiseres in reconventie in de zaak met rolnummer 14-200 tevens eiseres in de zaak met rolnummer 14-621), [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] (gedaagde in conventie sub 2, eiser in reconventie in de zaak met rolnummer 14-200, gedaagde sub 1 in de zaak met rolnummer 14-621), [gedaagde sub 2 in de vrijwaring] (gedaagde sub 2 in de zaak met rolnummer 14-621) en [gedaagde sub 3 in de vrijwaring] (gedaagde sub 3 in de zaak met rolnummer 14-621) genoemd worden.

1.De procedure

1.a De procedure in de zaak met rolnummer 14-200
1.a.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2016
- de akte uitlating na tussenvonnis zijdens IFF
- de brief met producties zijdens IFF
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 september 2016
- het proces-verbaal van voortzetting van getuigenverhoor van 28 september 2016
- het proces-verbaal van tegenverhoor van 12 december 2016
1.b De procedure in de zaak met rolnummer 14-621
1.b.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 mei 2016
1.cTen slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.a De beoordeling in de zaak met rolnummer 14-200

2.a.1 IFF en Zürich hebben het navolgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd voor wat betreft de oorzaak van de onderhavige brand.
a. Na ontdekking van de brand is geconstateerd dat een van de dakdekkers onder de luchtbehandelingskast aan het werk was en
b. dat deze zijn brander met de vlam in de richting van de voorkant van de luchtinlaat van deze kast had liggen, terwijl zwarte rook uit de luchtuitlaten van de kast kwam.
c. Ook naast de luchtbehandelingskast was het werk ten tijde van de brand nog niet klaar.
d. De brand is ontstaan in het filtermateriaal achter het luchtinlaatrooster dat zich aan de buitenkant van de filterkast bevindt.
e. Juist onder en in de nabijheid van dit luchtinlaatrooster werden door de dakdekkers branderwerkzaamheden verricht aan de dakbedekking.
f. De dakdekkers maakten gebruik van een brandermethode waarbij met gasbranders bitumen werden gesmolten.
g. Door het werken met gasbranders direct onder de luchtinlaat zijn er open vuur, vonken en/of gloeiende deeltjes in de luchtbehandelingskast terechtgekomen waardoor het brandbare filtermateriaal brand vatte.
h. Ook is mogelijk dat er brandbare stukjes afval of materiaal door de brandervlam ontstoken zijn, waarna dit afval door de grote luchtstromen mee is gezogen in de luchtinlaten van de luchtbehandelingskast.
om te concluderen dat met een grote mate van waarschijnlijkheid geconcludeerd moet worden dat er sprake is van een causaal verband tussen de door de dakdekkers uitgevoerde branderwerkzaamheden enerzijds en het ontstaan van de brand anderzijds; andere potentiële oorzaken voor de brand zouden uitgesloten zijn.
2.a.2 Gezien het alomvattend (behalve de sub f bedoelde stelling, die op zich niet bestreden is) verweer van gedaagden heeft de rechtbank ter zake van de feitelijke toedracht rond de brand een aantal bewijsopdrachten gegeven aan IFF en Zürich.
Uit de getuigenverklaringen concludeert de rechtbank ten aanzien van de toedracht als volgt. Hierbij zij aangetekend dat de rechtbank uitsluitend verklaringen gebaseerd op eigen wetenschap en met betrekking tot eigen waarneming meeneemt in haar beoordeling en dus niet, bijvoorbeeld, veronderstellingen van deskundigen die pas na het blussen van de brand ter plaatste geweest zijn. Evenmin zal in dit kader acht worden geslagen op verklaringen omtrent feiten die na het ontstaan van de brand gewijzigd kunnen zijn en pas na het blussen zijn waargenomen.
ad a. Getuige [B] is pas na het blussen van de brand op het dak geweest. Getuige [D] verklaart na het constateren van rookontwikkeling in de onderliggende ruimte maar voordat op het dak vuur of rook zichtbaar werd, een dakdekker te hebben gezien die onder de luchtbehandelingskast, bij een van de poten van het frame lag met een brander met een vlam van ongeveer 10 cm. Volgens deze getuige was toen onder de kast een deel van de nieuwe dakbedekking al gelegd. Getuige [A] verklaart dat hij onder de machine aan het werk was toen er “brand” werd geroepen. Volgens deze getuige was men die dag begonnen ongeveer 2 banen achter de haspel vooraan op foto 3 (van productie 34) en werkte men in de richting van de kast; de voorste baan op foto 35 is omstreeks 11:00/11:30 uur gelegd. Getuige [gedaagde sub 3 in de vrijwaring] verklaart dat “wij” op de desbetreffende dag aan het werk waren onder de machine die in brand zou vliegen, net achter de open ruimte binnen het frame, zichtbaar op foto 3 van productie 34 en op productie 45 (de rechtbank neemt aan dat de foto van productie 35 bedoeld is). Volgens deze getuige was men die dag begonnen iets meer (ten opzichte van de ruimte onder de kast) in de richting van de camera en werkte men in de richting van de kast.
ad b. Getuige [D] verklaart dat de man die hij met een brander met vlam onder de kast zag liggen, zich niet in de buurt van de luchtinlaat bevond. Getuige [A] verklaart zelf ten tijde van het ontstaan van de brand “meer naar rechts echt onder de machine” gewerkt te hebben, dit met de brander op de waakvlam ter grootte van 5 à 10 cm, dit omdat hij “onszelf” niet wilde aandoen dat er met een grotere vlam gewerkt werd. Volgens hem zat [gedaagde sub 3 in de vrijwaring] “toen ook onder de machine”. Getuige [gedaagde sub 3 in de vrijwaring] verklaart dat “wij” op de desbetreffende dag aan het werk waren onder de machine en dat hij zelf direct voor de brandmelding naden aan het aandrukken was en dat een van de anderen aan het branden was met een handbrander op de veiligheidsstand met een vlam van 5 à 10 cm.
ad c. Hieromtrent is door de getuigen niets verklaard. In ieder geval is niets gebleken over het feitelijk werken naast de kast rond het ontstaan van de brand.
ad d. Getuige [E] verklaart dat het filtermateriaal in de kast iets verder naar achteren zat vanaf de lamellen. Voorts dat na de brand een aluminium blok in de voorste ruimte van de kast vanuit de filterzijde naar achteren toe steeds minder was weggesmolten.
ad e. Zie hierboven ten aanzien van werk onder de kast. Getuige [D] verklaart dat direct voordat hij op het dak vuur zag, hij [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] bij de luchtinlaat zag staan, bij de linker voorpoot van het frame onder de kast, tussen de voorzijde van de kast en die voorpoot, die met een (waak)vlam van ongeveer 4 à 5 cm lange delen bitumen aan het branden was. Getuige [A] verklaart dat [gedaagde in conventie sub 2 eiser in reconventie tevens gedaagde sub 1 in de vrijwaring] meer linksvoor stond de waterstofzuiger te bedienen en die dag geen brander heeft aangeraakt. Getuige [gedaagde sub 3 in de vrijwaring] verklaart dat de derde man water afzoog terwijl de andere twee onder de kast aan het werk waren.
ad f Getuige [D] verklaart dit gezien te hebben. Getuige [A] verklaart zelf aldus gewerkt te gebben.
ad g. Hieromtrent is door de getuigen uit eigen waarneming niets verklaard.
ad h. Getuige [D] verklaart dat ten tijde van het ontstaan van de brand de hele situatie op het dak een beetje rommelig was, dat het vrijkomend materiaal wel werd afgevoerd en dat hij ter zake niets bijzonders heeft gezien. Getuige [gedaagde in conventie sub 1 eiseres in reconventie tevens eiser in de vrijwaring] verklaart na het blussen van de brand op het dak stukken losliggend isolatiemateriaal gezien te hebben, maar niet te weten waar precies. Getuige [A] verklaart dat het weggenomen materiaal werd afgevoerd naar de begane grond; kleine stukken gingen in een zak en grote stukken, na fijngesneden te zijn, ook. Zodra de zak vol was werd die naar beneden afgevoerd. Het allerkleinste materiaal werd volgens deze getuige opgezogen met de stofzuiger; “zo hielden wij het dak voortdurend schoon”.
2.a.3 Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat het feitencomplex dat als uitgangspunt aan een of meer deskundigen voorgelegd kan worden, als volgt is, waarbij feiten die slechts door één van de getuigen besproken zijn en verder geen steun vinden in het dossier buiten beschouwing worden gelaten:
- ten tijde van de constatering van de brand waren twee dakdekkers onder de luchtbehandelingskast aan het werk, waarvan één met een brander; men was die dag met de werkzaamheden begonnen voor de ruimte onder de kast en men werkte naar de kast toe.
- dit echt onder de kast, net achter de open ruimte binnen het frame;
- dat zij daar een brandermethode toepasten waarbij met gasbranders bitumen werden gesmolten, dit met een vlamlengte tot circa 10 cm.
- naast (de ruimte onder) de kast werd rond het ontstaan van de brand niet met een brander gewerkt.
- voor de brand werd het weggenomen materiaal door de dakdekkers voortdurend afgevoerd c.q. opgezogen;
Voorts dient als onomstreden uitgangspunt te zijn dat de luchtbehandelingskast ten tijde van het ontstaan van de brand al de hele dag in werking was. Omstreden is of deze lucht uitblies of invoerde.
Op basis van dit feitencomplex kan de rechtbank niet zonder meer beslissen omtrent de oorzaak van de brand en behoeft zij deskundigenbericht. Aan de deskundige(n) zal gevraagd kunnen worden in hoeverre geconcludeerd moet worden dat er sprake is of kan zijn van een causaal verband tussen de door de dakdekkers uitgevoerde branderwerkzaamheden enerzijds en het ontstaan van de brand anderzijds. Tevens zou, met name indien bedoeld causaal verband door de deskundige(n) niet per se onderschreven wordt, maar overigens los van het bovenstaande, aan de deskundige(n) gevraagd kunnen worden of andere potentiële oorzaken voor de onderhavige brand uitgesloten zijn.
2.a.4 Gezien het verdere verloop van de procedure sinds het vonnis van 12 augustus 2015 zal de rechtbank zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaring partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte desgewenst nader uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich nader wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zich daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie, met name van de reeds geopperde deskundige [F] en de getuigen van [naam 4] , zij gemotiveerd bezwaar hebben. Voor zover een partij iets wil wijzigen ten opzichte van een eerdere uitlating hieromtrent, dient deze voor de duidelijkheid zijn uitlating integraal opnieuw te formuleren, zonder im- of expliciete verwijzingen naar eerdere uitlatingen.

3.De beslissing

in de hoofdzaak en in de vrijwaring
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
23 augustus 2017voor het nemen van een akte door iedere partij die dat wenst waarin zij zich uitlaten naar aanleiding van het in r.o. 2.a.4 overwogene.
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dekker en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2017.