ECLI:NL:RBOBR:2017:416

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2017
Publicatiedatum
30 januari 2017
Zaaknummer
01/865139-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meermalen verkrachting en mishandeling van slachtoffer door verdachte met zware gevolgen

Op 30 januari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen verkrachting en mishandeling van een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was en thans gedetineerd, het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen en hem meermalen heeft mishandeld. De feiten vonden plaats in de periode van 3 oktober 2016 tot en met 5 oktober 2016 in Eindhoven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van €3.039,10, waarvan €3.000,-- als immateriële schadevergoeding. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een derde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer meegewogen, evenals de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een grote inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke vrijheid en integriteit van het slachtoffer, wat een ernstige schending van de rechtsorde met zich meebrengt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865139-16
Datum uitspraak: 30 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1984] ,
zonder vaste woon – of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 december 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 januari 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 03 oktober 2016 tot en met 05 oktober 2016 te Eindhoven, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , (onder meer) (telkens) bestaande uit:
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken van hem, verdachte, door die [slachtoffer] en/of
- het likken aan de tepels van verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het likken aan de teelballen van verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het likken aan de anus van verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het oplikken van sperma van verdachte door die [slachtoffer] en/of - het aftrekken van die [slachtoffer] door verdachte;
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin dat verdachte (onder meer) (telkens):
- die [slachtoffer] meermalen (in het gezicht) heeft geslagen en/of
- fysiek en/of psychisch overwicht had op die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig en gedurende een lange(re) periode heeft mishandeld waarna die [slachtoffer] door verdachte is gedwongen te kiezen tussen het verrichten van seksuele handelingen of (opnieuw) te worden mishandeld door die verdachte en/of
- gedreigd heeft met fysiek geweld en/of
- gedreigd heeft (compromitterende) informatie over die [slachtoffer] bekend te maken;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij, meermalen althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 03 oktober 2016 tot en met 05 oktober 2016 te Eindhoven, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten:
- het laten aftrekken van hem, verdachte, door die [slachtoffer] en/of
- het likken aan de tepels van verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het likken aan de teelballen van verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het likken aan de anus van verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het oplikken van sperma van verdachte door die [slachtoffer] en/of
- het aftrekken van die [slachtoffer] door verdachte;
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid (telkens) uit:
- het meermalen slaan van die [slachtoffer] (in het gezicht) en/of
- fysiek en/of psychisch overwicht op die [slachtoffer] en/of
- het veelvuldig en gedurende een lange(re) periode mishandelen van die [slachtoffer] waarna die [slachtoffer] door verdachte is gedwongen te kiezen tussen het verrichten van seksuele handelingen of (opnieuw) te worden mishandeld door die verdachte en/of
- het dreigen met fysiek geweld en/of
- het dreigen (compromitterende) informatie over die [slachtoffer] bekend te maken;
2.
A.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 maart 2016 tot en met 05 oktober 2016 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (onder meer) (telkens),
- meermalen, al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en), (zeer) krachtig tegen/op het hoofd en/of in het gezicht en/of enig ander(e) lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, de vingers en/of vingertoppen van die [slachtoffer] heeft verbrand door een brandende aansteker bij diens vinger(s)(toppen) te houden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
B.
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 maart 2016 tot en met 05 oktober 2016 te Eindhoven, [slachtoffer] heeft mishandeld door (telkens) (onder meer):
- meermalen, al dan niet met (een) tot vuist gebalde hand(en),(zeer) krachtig tegen/op het hoofd en/of in het gezicht en/of enig ander(e) lichaamsde(e)l(en) van die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of
- meermalen, de vingers en/of vingertoppen van die [slachtoffer] te verbranden door een brandende aansteker bij diens vinger(s)(toppen) te houden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 maart 2016 tot en met 05 oktober 2016 te Eindhoven, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van goederen (onder meer kleding) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte (telkens) (onder meer):
- die [slachtoffer] meermalen (in het gezicht) heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] veelvuldig en gedurende een lange(re) periode heeft mishandeld en/of - heeft gedreigd met fysiek geweld;
art. 317 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij, meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 01 maart 2016 tot en met 05 oktober 2016 te Eindhoven, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen,
(telkens) door bedreiging met smaad en/of smaadschrift en/of openbaring van een geheim,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van goederen (onder meer kleding) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft hij, verdachte, (telkens) (onder meer)
- gedreigd (compromitterende) informatie over en/of (een) geheim(en) van die [slachtoffer] bekend te maken (zoals blijkt uit proces-verbaal 2016222317-2).
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Tengevolge van een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging, zijn in feit 1 primair tussen de woorden “ [slachtoffer] ” en “heeft” in de vierde regel (tweede regel in de hiervoor vermelde tekst van de tenlastelegging) weggevallen de bij de wettelijke omschrijving van verkrachting behorende bewoordingen “door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid”. De rechtbank herstelt deze omissie, gelet op de verder uitgeschreven tekst in het primair tenlastegelegde feit en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad nu uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdediging ervan uit is gegaan dat onder feit 1 primair feitelijk ook verkrachting was ten laste gelegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 1 het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 2 acht hij zowel onderdeel A, een poging tot zware mishandeling door het verbranden van de vingertoppen, als onderdeel B, eenvoudige mishandeling door het meermalen slaan en/of stompen van [slachtoffer] , bewezen.
Met betrekking tot feit 3 acht de officier van justitie afpersing (geweld en dreiging met geweld) en afdreiging (dreiging openbaar maken compromitterende informatie) wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit voor vrijspraak van alle feiten. Verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd. Kort gezegd betwist de raadsman de betrouwbaarheid van de verklaring van aangever [slachtoffer] . Aangever heeft wisselende verklaringen afgelegd over de oorzaak van zijn verwondingen. [getuige 1] en [getuige 2] hebben niets gezien of gehoord over het hetgeen tussen verdachte en aangever zou zijn voorgevallen.
De raadsman interpreteert het Forensisch geneeskundig rapport over de brandwonden bij aangever zo dat deze ook kunnen zijn ontstaan door contact met een heet voorwerp, zoals een hete pan. Er kan op grond van het forensisch geneeskundig rapport niet worden uitgesloten dat letsels als gevolg van een val met een fiets of door zich stoten zijn ontstaan. Er is geen ondersteunend bewijs dat verdachte de letsels heeft veroorzaakt.
Verdachte ontkent dat aangever seks met hem moest hebben. Uit het eerste DNA-onderzoek blijkt dat de onderzochte sporen afgenomen van verdachte alleen DNA-materiaal van verdachte zelf bevatten en dat spoor ZAAC7680NL#05 betreffende de bemonstering van de anus van verdachte vooralsnog niet geschikt is voor vergelijkend DNA-onderzoek. In het aanvullend DNA-rapport van het NFI blijkt dit spoor ineens wèl onderzocht te kunnen worden. De verdediging betwijfelt dan ook de bewijswaarde van dat onderzoek. Dit spoor levert een mengprofiel op van minimaal twee personen, te weten van verdachte en aangever. Verdachte heeft verklaard dat hij kleding en ondergoed van aangever heeft gedragen zodat niet uit te sluiten is dat op die wijze DNA materiaal van [slachtoffer] op die plaats bij verdachte terecht is gekomen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]

Vrijspraak feit 3.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier blijkt dat aangever [slachtoffer] in april en mei 2016 ten behoeve van verdachte diverse betalingen heeft gedaan voor o.a. kleding en diens advocaatkosten. Volgens de verklaring van aangever had hij in de beginperiode dat verdachte bij hem verbleef, een goed vriendschappelijk contact met verdachte. Verdachte is pas na een tijdje begonnen met het mishandelen van aangever. Zoals hierna met betrekking tot feit 2 wordt overwogen, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte aangever reeds voor juni 2016, nog voor de ondertekening van het life coaching contract d.d. 3 juni 2016 heeft mishandeld. Daarmee kan dan ook niet bewezen worden dat aangever in de periode voor juni 2016 door middel van geweld is gedwongen geld of goederen af te geven. Voorts is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat aangever in die periode door verdachte door bedreiging met geweld of met het bekend maken van compromitterende informatie of geheimen over aangever, werd gedwongen geld en goederen af te geven. Daar waar aangever stelt in die periode bedreigd te zijn, wordt dat niet of in onvoldoende mate door andere bewijsmiddelen bevestigd.
De rechtbank is voor wat de periode vanaf juni 2016 betreft van oordeel dat uit het dossier onvoldoende concreet blijkt dat de door aangever verrichte betalingen van geldbedragen zijn gedaan voor goederen (waaronder kleding) die voor verdachte bestemd waren, en evenmin dat door aangever goederen aan verdachte zijn afgegeven. Ten aanzien van de in deze periode gedane overschrijvingen aan [bank] (€ 80,90) en aan [bedrijf] (€ 73,99) kan op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat deze concreet door geweld of door bedreigingen werden afgedwongen.

T.a.v. feit 1 en 2.

Op donderdag 6 oktober 2016 heeft
[slachtoffer] aangifte [2] gedaan van verkrachting en mishandeling gepleegd door [verdachte] (hierna: verdachte) in zijn woning aan [adres] in Eindhoven. Aangever heeft onder meer het volgende verklaard.
Hij heeft verdachte op 20 maart 2016 aangeboden bij hem in huis te komen wonen. Hij verbleef in de woonkamer en sliep op de bank. Aangever heeft zich laten ontvallen dat hij wel eens een fantasie had gehad over het hebben van seks met een meisje van 6. Nadat hij daarover had verteld ging hij even weg en toen hij terugkwam zei verdachte dat aangever ziek was in zijn geest en dat hij hem zou helpen met schoonmaken van zijn hoofd. Hij zei dat aangever met hem een life coach contract af moest sluiten. Verdachte zou hem afhelpen van zijn zieke gedrag met betrekking tot de fantasie. Aangever heeft dit toen op zijn verzoek opgesteld en ze hebben toen samen het contract ondertekend. Bij de aangifte bevindt zich een afschrift van een door aangever en verdachte op 3 juni 2016 ondertekend “life coaching agreement”. [3] In het kader van dat contract moest aangever soms absurde dingen doen. Onderdeel van het coachingsprogramma was dat aangever ’s nachts niet mocht slapen. Aangever mocht alleen maar slapen als verdachte dat zei. Als aangever tegen hem zei dat hij moe was, vond verdachte dat hij op dat moment alle recht had om passend te reageren. Het begon met 1 klap in zijn gezicht met vlakke hand. Dit werden er steeds meer. Uiteindelijk begon verdachte met stompen, op zijn lichaam, maar ook tegen zijn gezicht. Aangever heeft wel eens met een blauw oog en een dikke kaak rondgelopen.
De mishandelingen namen steeds meer toe. In het begin een paar keer per week een klap tegen het gezicht van aangever, tot uiteindelijk dagelijks klappen op zijn lichaam, armen, borstgedeelte en nierstreek. Verdachte sloeg met zijn vuisten redelijk hard tot best wel hard. Het ergste was de keer dat verdachte aangever met een boek tegen zijn gezicht sloeg. Hij heeft daar toen een hele dikke kaak aan overgehouden. De meest erge mishandeling was afgelopen maandag op dinsdagnacht. Verdachte pakte de mond van aangever vast waarmee hij aangever rechtop hield en sloeg met zijn andere vuist keihard in de linkerzij van aangever, ter hoogte van zijn linkernier. Aangever wist zeker dat hij hem niet terug moest slaan, verdachte is echt veel sterker. Aangever moest het maar ondergaan en dat zei verdachte ook. Aangever heeft in eerste instantie wel laten merken dat hij dat niet wilde. Als het 1 klap was kon hij het wel aan. Maar daarna begon verdachte met vuisten te slaan. Aangever heeft een keer twee blauwe ogen gehad. Aangever was bang van verdachte en probeerde te voorkomen dat het verder zou escaleren.
Verdachte zei dan dat aangever wakker moest blijven. Verdachte had de aansteker vast en aan. Aangever moest zijn vinger er dan boven houden tot verdachte vond dat het genoeg was. Aangever trok wel eens terug maar verdachte zei dat aangever zijn vinger dan toch boven de vlam moest houden. Aangever heeft nu op alle vingers blaren hierdoor.
Aangever heeft zichzelf echt gedwongen om het vol te houden. Hij bleef dit volhouden, omdat hij zich er toe kan zetten. Hij wilde het ook volhouden want anders kreeg hij weer klappen. Verdachte zei dan steeds dat als aangever het zou volhouden dat het dan klaar was. Aangever heeft altijd aangegeven dat hij het fysieke nooit heeft gewild. Aangever stribbelde wel eens tegen maar verdachte zei doe het maar dan ben je er vanaf.
Afgelopen maandag liep aangever tegen zijn fysieke en mentale grens aan. Verdachte hield aangever ook wakker door de vingers van aangever in vlammen te houden. Verdachte stelde aangever voor de keuze of hij hem in elkaar moest slaan of dat aangever hem moest pijpen. Aangever heeft toen gezegd dat hij het allebei niet wil. Aangever moest hem pijpen.
Verdachte lag op de bank en deed zijn broek naar beneden en zei hier pak maar, je weet wat je moet doen. Verdachte zei: Suck it baby. Aangever probeerde hem te pijpen. Verdachte heeft aangever zo vaak geslagen op zijn wangen dat hij zijn mond bijna niet open deed. Aangever heeft van te voren, toen hij de keus kreeg tussen pijpen en in elkaar slaan, gezegd dat hij niet wilde pijpen. Hij vond dat afschuwelijk. Daarna durfde aangever niet meer te zeggen dat hij het niet wilde. Het pijpen stopte toen verdachte klaarkwam. Aangever moest het sperma in slikken. Toen verdachte bijna klaarkwam moest hij een van zijn tepels zuigen en in de andere knijpen. Toen verdachte bijna klaarkwam moest hij met mijn mond naar zijn penis en moest hij de sperma oplikken en inslikken. Dat heeft aangever ook gedaan. Het is in totaal 6 keer zo gebeurd. Het is pas sinds deze week. Zondag op maandag en maandag op dinsdag. Het gebeurde in de woonkamer op de bank. In eerste instantie moest aangever verdachte alleen pijpen en daarna moest hij ook zijn broek uit doen en toen ging verdachte aangever aftrekken. Aangever heeft ook zijn ballen en zijn anus moeten likken.
Aangever vond het nooit goed maar hij gaf zich er aan over. Het is allemaal tegen zijn wil in gebeurd en dat heeft hij verdachte ook meerdere keren duidelijk gemaakt.
[getuige 1]die bij [slachtoffer] in huis woonde heeft op 13 oktober 2016 onder meer het volgende verklaard. [4]
En paar maanden woonde [verdachte] er, hij werd voorgesteld als een vriend van [slachtoffer] . Hij verbleef er vanaf afgelopen maart. Getuige was deze zomer in Italië van midden juni tot de eerste week van september. Zij zag toen zij terug kwam dat [slachtoffer] een blauw oog had en ook op andere plekken. Zij zag dat hij het verborg met make-up. Met andere plekken bedoelt zij vlekken rond de neus, het leek of hij op zijn neus was geslagen, dan krijg je ook dat soort vlekken. Zij heeft ook gezien dat hij verband had rond zijn vingers. Dat was voordat zij vertrok - voor de zomervakantie naar Italië. Dus voor midden juni 2016.
[getuige 2]die ook bij aangever [slachtoffer] in huis woonde heeft op 13 oktober 2016 onder meer het volgende verklaard. [5]
[verdachte] is de week voor Pasen bij hun gekomen en is nauwelijks het huis uit geweest.
Hij zat altijd in de woonkamer. [verdachte] sliep in de woonkamer op de bank.
Een paar weken geleden heeft getuige gezien dat [slachtoffer] twee blauwe ogen had. Zij denkt dat hij in elkaar geslagen was. Zij zag dat hem een blauw oog was geslagen. Zij denkt dat
hij onenigheid heeft gehad. Het zag eruit of iemand hard had geslagen. Die twee blauwe ogen waren echt niet te missen.
Door [verbalisant 1] werd tijdens het
forensisch medisch onderzoekop 5 oktober 2016 gezien dat op het bovenlichaam van [slachtoffer] diverse hematomen aanwezig waren. [6]
Genoemde hematomen werden fotografisch vastgelegd. Op de bijgevoegde foto's 1 t/m 9 is navolgend letsel zichtbaar:
foto 1: twee hematomen op linkerborst, hematoom linkerdeel hals, hematoom onder
linkeroog.
foto 2: hematoom linkerarm.
foto 3: hematoom linkerheup.
foto 4: hematoom linkeronderarm.
foto 5: hematoom onderrug.
foto 6: hematoom onder linkeroog.
foto 7: hematoom rechteronderkaak.
foto 8: hematoom rechterschouder.
foto 9: hematoom rechterbovenarm.
Verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2]zagen dat nagenoeg alle vingertoppen van [slachtoffer] van pleisters waren voorzien. Nadat [slachtoffer] de pleisters van zijn vingertoppen had verwijderd zagen wij dat zijn vingertoppen, de een meer dan de ander, waren ontveld en/of van blaren waren voorzien. [7]
In het
rapport van het NFId.d. 3 januari 2017 betreffende het forensisch geneeskundig onderzoek van aangever op 12 oktober 2016 staat onder meer het volgende. [8]
Aan de vingertoppen waren meerdere letsels aan de vingertoppen zichtbaar, waarover [slachtoffer] verklaarde dat deze waren opgelopen door een aansteker, tussen ongeveer medio september 2016 en ongeveer 1 oktober 2016. De bij [slachtoffer] waargenomen letsels aan de vingertoppen berusten, gezien de aanwezigheid van blaren en (deels) beschadiging door alle huidlagen en (deels) tot in het onderhuidse weefsel op tweede tot vierdegraads brandwonden. Gezien de scherpe begrenzing berusten zij waarschijnlijk op een vlamverbranding of een contactverbranding.
De onscherp begrensde rode, paarse, bruinpaarse en gele huidverkleuringen (zoals zichtbaar op het fotomateriaal) links naast het strottenhoofd, op de wang, links op de borst, aan de linkerarm, aan de linkerflank en op de rug berusten op bloeduitstortingen, opgelopen door stomp botsend en/of samendrukkend geweld.
De verwondingen aan de vingers hadden ten tijde van het onderzoek op 12-10-2016 een ouderdom van tenminste circa 3 tot 4 weken. De letsels aan de vingers van [slachtoffer] berusten op brandwonden, en passen derhalve niet bij een val van een fiets. Gezien de locaties van de bloeduitstortingen, die niet passen bij vallen, is het aantreffen van de bloeduitstortingen bij [slachtoffer] veel waarschijnlijker onder een hypothese van toegebracht letsel (intentioneel), zoals slaan en/of stevig vastpakken, dan onder een hypothese van vallen (accidenteel).
Van verdachte werden sporenbemonsteringen genomen en deze werden conform de geldende voorschriften voorzien van de nummers 1 tot en met 10, en het SIN—nummer ZAAC7680NL. [9]
Van deze bemonsteringen werd de sporenbemonstering om de anus veiliggesteld als ZAAC7680NL#05. In de bemonsteringen ZAAC7680NL#01 tot en met #05 is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel [10] .
In het aanvullend DNA-rapport van het NFI d.d. 12 januari 2017 staat dat er aan aanvullend onderzoek is verricht aan de bemonstering van verdachte om de anus onder SIN ZAAC7680NL#05. Hierin is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen, waarvan minimaal twee mannen aangetroffen, te weten van [verdachte] en van het slachtoffer [slachtoffer] .
Om de ordegrootte van de bewijskracht te berekenen van de match tussen het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] en het DNA-mengprofiel van het celmateriaal in de bemonstering ZAAC7680NL#05 zijn de volgende aannames gedaan:
De bemonstering ZAAC7680NL#05 bevat celmateriaal van twee personen
De [verdachte] is één van de twee personen
De personen in deze bemonstering zijn niet onderling verwant.
Onder deze aannames zijn de resultaten van het DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese I:
De bemonstering bevat celmateriaal van de [verdachte] en van het [slachtoffer] .
Hypothese II:
De bemonstering bevat celmateriaal van de [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon.
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn ten minste één miljard keer waarschijnlijker als hypothese I waar is, dan als hypothese II waar is.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 primair en feit 2 A en B heeft gepleegd.
Het verweer van de verdediging dat de verklaring van aangever niet betrouwbaar is verwerpt de rechtbank. De rechtbank acht de verklaring van aangever betrouwbaar en heeft geen reden daaraan te twijfelen, omdat het bij hem geconstateerde letsel wordt ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] waaruit blijkt dat zij hebben waargenomen dat aangever blauwe ogen en blauwe plekken had, alsmede door het proces-verbaal van bevindingen door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (p. 54) en het forensisch geneeskundig rapport en de daarbij bijgevoegde foto’s. Dat aangever de letsels c.q. de bloeduitstortingen zou hebben opgelopen door een val van de fiets is – mede gelet op de conclusies van dat rapport – in het geheel niet aannemelijk geworden. Ook de door verdachte geopperde bewering dat de letsels c.q. de bloeduitstortingen zouden zijn ontstaan doordat aangever zichzelf zou slaan, acht de rechtbank alleen al gezien de plaatsen op het lichaam waar die letsels zich bevinden, volstrekt onaannemelijk. Dat de brandwonden aan de toppen van alle tien vingers van verdachte mogelijk zijn ontstaan door het aanpakken van een hete pan acht de rechtbank volstrekt niet aannemelijk. De verklaring van aangever over het ontstaan van de brandwonden acht de rechtbank betrouwbaar en deze verwondingen passen volgens het forensisch geneeskundig rapport ook bij een vlamverbranding.
Ten aanzien van feit 1 primair acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer] is verkracht door verdachte omdat hij hem moest pijpen en doordat verdachte hem heeft afgetrokken. De overige tenlastegelegde seksuele handelingen acht de rechtbank niet bewezen, aangezien [slachtoffer] deze niet heeft ondergaan, zoals ten laste is gelegd, maar deze handelingen zelf heeft moeten verrichten.
Het aanvullend DNA-rapport van het NFI waarin gerelateerd wordt dat er in het speeksel rond de anus van verdachte DNA is gevonden van aangever, ondersteunt ook de verklaring van aangever dat er in elk geval seksuele handelingen tussen verdachte en aangever hebben plaatsgevonden, terwijl verdachte ten enenmale ontkent dat er een dergelijk contact of anderszins seksueel contact tussen hem en aangever heeft plaats gevonden. Het verweer van de verdediging dat DNA van [slachtoffer] bij de anus van verdachte is aangetroffen doordat verdachte o.a. ondergoed van aangever heeft gedragen acht de rechtbank onaannemelijk. Het DNA van [slachtoffer] dat om de anus van verdachte is aangetroffen kan daar naar het oordeel van de rechtbank niet op andere wijze zijn gekomen dan door seksuele handelingen.
Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] zwaar te mishandelen door zijn vingertoppen te verbranden met een aansteker. De door aangever daarbij opgelopen verwondingen betreffen volgens het geneeskundig rapport tweede tot vierdegraads brandwonden. Reeds bij derdegraads brandwonden kan het voorkomen dat er geen spontaan herstel optreedt en dat er een huidtransplantatie noodzakelijk is, zo blijkt uit het rapport van de forensisch arts van het NFI [11] . Slechts wanneer het defect klein is kan er genezing vanuit de randen plaats vinden. De derde- en vierdegraads brandwonden bij aangever toonden genezing vanuit de omgevende huid. Gelet daarop en nu in het onderhavige geval niet is gebleken dat aangever blijvende lichamelijke schade vanwege de verbranding van zijn vingertoppen heeft opgelopen en evenmin is gebleken van een ernstige of blijvende beperking in het gebruik van zijn vingers, is de rechtbank van oordeel dat het letsel dat aangever heeft bekomen niet aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel en dat verdachtes gedraging beperkt is gebleven tot een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem in zijn gezicht en tegen zijn lichaam te slaan en te stompen. De rechtbank acht bewezen dat verdachte dat in een wat kortere dan de tenlastegelegde periode heeft gedaan, te weten vanaf juni 2016 tot en met 5 oktober 2015 heeft gedaan, dus na het opstellen van het life-coach contract in juni 2016. Uit de aangifte volgt dat het gebruik van geweld is begonnen met het geven van een klap in de situaties dat aangever op bepaalde momenten in slaap dreigde te vallen terwijl die situaties juist in het leven werden geroepen in het kader van het life coach contract waar verdachte van aangever eiste dat hij wakker zou blijven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1. meermalen, in de periode van 03 oktober 2016 tot en met 05 oktober 2016 te Eindhoven,
[slachtoffer] door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , bestaande uit:
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] en
- het aftrekken van die [slachtoffer] door verdachte;
en bestaande dat geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, hierin dat verdachte:
- die [slachtoffer] meermalen (in het gezicht) heeft geslagen en
- fysiek en psychisch overwicht had op die [slachtoffer] en
- die [slachtoffer] veelvuldig en gedurende een lange(re) periode heeft mishandeld waarna die [slachtoffer] door verdachte is gedwongen te kiezen tussen het verrichten van seksuele handelingen of opnieuw te worden mishandeld door die verdachte en
- gedreigd heeft met fysiek geweld en
- gedreigd heeft (compromitterende) informatie over die [slachtoffer] bekend te maken;
2.
A.
meermalen, in de periode van 01 juni 2016 tot en met 05 oktober 2016 te Eindhoven ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, de vingertoppen van die [slachtoffer] heeft verbrand door een brandende aansteker bij diens vingertoppen te houden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
B.
meermalen in de periode van 01 juni 2016 tot en met 05 oktober 2016 te
Eindhoven, [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, al dan niet met een tot vuist gebalde hand, krachtig tegen/op het hoofd en/of in het gezicht en enig andere lichaamsdelen van die [slachtoffer] te slaan en stompen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd gelet op zijn pleidooi tot vrijspraak. Wel heeft de verdediging - gelet op het pleidooi dat integrale vrijspraak zo dienen te volgen - verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen verkrachten van het [slachtoffer] . Daarnaast heeft verdachte meermalen geprobeerd het slachtoffer zwaar te mishandelen door zijn vingertoppen te verbranden met een aansteker en heeft verdachte het slachtoffer meermalen mishandeld door hem tegen zijn hoofd en lichaam te slaan en te stompen. Verdachte heeft hiermee een zeer grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid en levenssfeer van het slachtoffer en diens lichamelijke integriteit op grove wijze aangetast. Het moeten ondergaan van de verkrachtingen en de mishandelingen moeten een vernederende en pijnlijke ervaring voor aangever zijn geweest. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen in het geheel niet bekommerd om de gevoelens van en gevolgen voor het slachtoffer.
Verdachte heeft bovendien ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem stelde en van de gastvrijheid die het slachtoffer hem bood toen verdachte, verstoken van geld en onderdak, hulpbehoeftig was, door hem in zijn huis op te vangen en onderdak te verlenen. Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd in de woning van het slachtoffer, juist de plek bij uitstek waar verdachte te gast was en waar het slachtoffer zich veilig moest kunnen voelen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 3 en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Gelet op de bewezenverklaring zal de rechtbank het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis afwijzen, aangezien zij daartoe gronden ziet, te weten een ernstig gevaar voor vlucht alsmede het feit dat sprake is van een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie eist toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, te weten € 8.603,60, plus wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 78 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman pleit voor niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in haar vordering dan wel voor afwijzing van de vordering.
Het oordeel van de rechtbank.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten een bedrag van
€ 3.000,-- immateriële schadevergoeding (post 4B) en een bedrag van € 39,10 materiële schadevergoeding terzake de reiskosten (post 4A), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in het overig deel van verzochte immateriële schadevergoeding, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van deze post een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert voor zover deze het toegewezen bedrag van € 3.000,-- te boven gaat.
De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de verzochte materiële schadevergoeding terzake de telefoonkosten en betaalde kosten voor verdachte (post 4A), aangezien de verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen voor het toegewezen bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 242, 300, 302.

DE UITSPRAAK

T.a.v. feit 3:Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:verkrachting, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 2:poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd en mishandeling, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf(fen) en/of maatregel(en).
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2:Maatregel van schadevergoeding van EUR 3.039,10 subsidiair 40 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer] van een bedrag van EUR 3.039,10 (zegge: drieduizendnegenendertig euro en tien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 3.000,-- immateriële schadevergoeding (post 4B) en een bedrag van EUR 39,10 materiële schadevergoeding terzake de reiskosten (post 4A).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van EUR 3.039,10 (zegge: drieduizendnegenendertig euro en tien eurocent), te weten EUR 3.000,-- immateriële schadevergoeding (post 4B) en een bedrag van EUR 39,10 materiële schadevergoeding terzake de reiskosten (post 4A).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.F. Koolen, voorzitter,
mr. L.G.J.M. van Ekert en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Dooij, griffier,
en is uitgesproken op 30 januari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie Oost-Brabant, Afdeling Zeden Eindhoven, met proces-verbaalnummer 2016222317, opgemaakt op 19 oktober 2016, aantal doorgenummerde pagina’s 1 t/m 96 + bijlagen (optreden raadsman en onderzoek rapportage formulieren).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p. 11 t/m 20.
3.Life coaching agreement, p. 22-23.
4.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 42 en 45.
5.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] d.d. 13 oktober 2016, p. 49 en 52.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54.
7.Foto’s aangever [slachtoffer] , p. 56 t/m 68.
8.Forensisch geneeskundig onderzoek, rapport NFI d.d. 3 januari 2017, p. 6 en 8-9 + fotobijlage.
9.Proces-verbaal bevindingen, p. 69.
10.NFI Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek d.d. 14 oktober 2016, p. 82.
11.Forensisch geneeskundig onderzoek, rapport NFI d.d. 3 januari 2017, p. 7.