Op 7 augustus 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 01/845933-15. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging gelast van een gevangenisstraf van 12 maanden, die eerder voorwaardelijk was opgelegd. De veroordeelde, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke veroordeling waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere het melden bij de reclassering en het ondergaan van behandeling in een intramurale instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan deze voorwaarden, wat heeft geleid tot de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. De vordering is behandeld op een openbare zitting op 24 juli 2017, waar de veroordeelde en zijn raadsman niet verschenen. De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport en andere relevante documenten. Gezien het hoge recidivegevaar en het feit dat de veroordeelde niet bereikbaar is voor de reclassering, heeft de rechtbank besloten tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.