ECLI:NL:RBOBR:2017:412

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
01/845675-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het verkopen van hard- en softdrugs en het bezit van een handelsvoorraad harddrugs

Op 30 januari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verkopen van hard- en softdrugs en het bezit van een handelsvoorraad harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 juli 2016 in Veldhoven opzettelijk 11 XTC-pillen heeft verkocht, en op 6 september 2016 in Veldhoven 1,8 gram cocaïne en 28 XTC-pillen in zijn bezit had. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 1 november 2015 tot en met 30 september 2016 meermalen hasjiesj en cocaïne verkocht. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel toegewezen en de gevangenisstraf beperkt tot 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte als veelpleger en het feit dat hij drugs verkocht aan minderjarigen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, alsmede tot onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen goederen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845675-16
Datum uitspraak: 30 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 22 december 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 juli 2016 te Veldhoven, althans in Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 11 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine, zijnde zogeheten XTC-pillen, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 06 september 2016 te Veldhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of 28 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine, zijnde XTC, (beide) zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 01 november 2015 tot en met 30 september 2016 te Veldhoven, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- (telkens) een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet

en/of

- (telkens)ongeveer 0,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst I.

artikel 2 en 3 Opiumwet

Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging begaan, is in feit 3 voor de datum 01 november 2015 weggevallen de tekst “de periode van”. De rechtbank herstelt deze omissie, leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld en verbetert dit in de bewezenverklaring. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Inleiding.
In deze zaak wordt verdachte een drietal Opiumwetdelicten verweten. Verdachte is een geprioriteerde veelpleger en bij vonnis van deze rechtbank van 16 februari 2015 onder parketnummer 01/845757-14 is aan hem een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd. De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing ingaan op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde maatregel .
De rechtbank zal zich in dit vonnis beperken tot de bespreking van de ten laste gelegde Opiumwetdelicten en de strafoplegging.
Het standpunt van de officier van justitie over de ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie acht alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging over de ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 gepleit voor vrijspraak bij gebreke van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Aangevoerd is dat in het dossier geen verklaringen van de afnemers van de pillen aanwezig zijn zodat hun verklaringen niet te controleren zijn en voorts dat geen testresultaten van de pillen bekend zijn.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft het feit onder 2 ter terechtzitting bekend.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 gepleit voor vrijspraak voor een deel van de periode. Volgens de verdediging kan het verkopen van verdovende middelen slechts bewezen worden vanaf april 2016.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierna uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 09 juli 2016 te Veldhoven, opzettelijk heeft verkocht, 11 XTC-pillen, bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 06 september 2016 te Veldhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,8 gram cocaïne
en 28 XTC-pillen, bevattende MDA en/of MDMA en/of MDEA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op tijdstippen in de periode van 01 november 2015 tot en met 30 september 2016 te Veldhoven, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
en
op tijdstippen in de periode van 01 november 2015 tot en met 30 september 2016 te Veldhoven, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht cocaïne, een middel als bedoeld in de bij Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen [1] en haar overwegingen.
Feit 2:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2017, inhoudende zakelijk weergegeven:

het klopt dat ik op 6 september 2016 in Veldhoven de in de tenlastelegging vermelde hoeveelheid cocaïne en die vermelde hoeveelheid XTC-pillen voorhanden had. De plastic tas die in de bosjes aan de [adres 1] verstopt was, was van mij. Het betrof mijn handelsvoorraad.

Het proces-verbaal sporenonderzoek van het Team Forensische Opsporing, p. 70 ev;
Het proces-verbaal sporenonderzoek van het Team Forensische Opsporing, p. 72 ev;
Het rapport van het NFI, opgesteld door ing. P.H. Walinga d.d. 30 november 2016, p. 188 ev;
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 1:
- Proces-verbaal van bevindingen, p. 128 ev: [verdachte] heeft de status van geprioriteerde stelselmatige dader in de eenheid Oost-Brabant.
(…)
Op 9 juli 2016 werden [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] en [persoon 5] aangehouden in verband met het bezit van een zakje met 11 pillen xtc. [persoon 3] verklaarde dat de jongen van wie de pillen gekocht waren een zwart/witte bromfiets had. De bromfiets maakte erg veel herrie en dat aan de linker voorzijde plakband zat. De jongen had een blauw met rood trainingspak aan en kort donkerblond haar.
Op zondag 10 juli 2016 omstreeks 15.30 uur liep ik, [verbalisant 1] , over de Heemweg te Eindhoven langs het politiebureau in de richting van het shell benzinestation. Ik hoorde dat achter mij een bromfiets aankwam rijden die zeer veel herrie maakte.Ik zag dat het een witte/zwarte scooter van het merk Peugeot betrof. Ik zag dat de bromfiets bestuurd werd door de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik herkende [verdachte] aan zijn gelaat. Ik zag dat [verdachte] een blauwe trainingsbroek droeg met op de broekspijpen een rode bies.
- Proces-verbaal van bevindingen, p. 135:
Op 6 oktober 2016 was er telefonisch contact tussen [persoon 6] en de politie. [persoon 6] verklaarde o.m. dat op de avond dat [z]ij aangehouden werden, de pillen zijn gekocht van een jongen die [verdachte] heet. Hij was de jongen op de scooter.
- Relaasproces-verbaal, p. 14:
De aanhouding op 9 juli 2016 van [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] en [persoon 5] hield verband met het bezit van 11 pillen met Playboy opdruk.
- Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 75:
In de tas met sin AAJA0865NL, veilig gesteld op 30 september 2016, zaten 6 tabletten met playboy bunny erop, lichtblauw van kleur.
De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte op 6 september 2016 dezelfde soort XTC-pillen voorhanden had als de pillen die hij op 9 juli 2016 heeft verkocht.
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2017, inhoudende zakelijk weergegeven:

De jongen met het blauwe trainingspak op de scooter die op 9 juli 2016 XTC-pillen met de opdruk Playboy heeft verkocht op [adres 2] in Veldhoven, ben ik geweest.

De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in samenhang bezien met voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dat de verklaringen van de afnemers van de pillen niet als afzonderlijke getuigenverklaringen zijn opgenomen in het dossier, doet daar niet aan af.
Feit 3:
- De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 januari 2017, inhoudende zakelijk weergegeven:

Ik ben rond april 2016 verdovende middelen gaan verkopen. Cocaïne verkocht ik door zoals ik het zelf inkocht. Het klopt dat ik hasjiesj ook verkocht aan minderjarigen.

- Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 159 e.v.:
Op 28 augustus 2016 heb jij een gesprek waarbij jij stuurt “Hoeveel g voor 45 euro?”
Naar wie stuur jij dit?
Ik weet niet naar wie dat was, volgens mij [alias] .
(…)
Als ik de naam [verdachte] zeg?
Die ken ik wel, zijn bijnaam is [alias] .
(…)
Iedereen in Veldhoven weet dat je bij hem wiet kunt kopen.
Doet hij ooit moeilijk als je minderjarig bent en je wilt wiet kopen?
Nee daar doet hij niet moeilijk over.
- Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] d.d. 24 oktober 2016, p. 161 e.v.:
Ken jij een dealer bij naam.
Ik heb in het verleden ook bij [verdachte] gekocht. Ik ken hem ook onder de naam [alias] . Ik kocht dan niet bij [verdachte] voor mezelf maar ik werd door kennissen benaderd die softdrugs wilden kopen en ik nam dan contact op met [verdachte] omdat ik wist dat hij ook softdrugs verkocht. (…) De plaatsen waar hij de softdrugs kwam brengen waren o.a. het city-centum in Veldhoven, bij de bibliotheek en bij [adres 3] . (…) Ik kocht per keer voor 10 euro. Ik heb sedert
november 2015bij [verdachte] softdrugs gekocht. Ik schat 15 tot 20 keer. Hij verkocht wiet of hash. Ik appte hem op zijn mobiele [nummer] . (…) Hij staat als [alias] in mijn telefoon. [verdachte] kwam altijd zelf de softdrugs brengen. Voor 10 euro kreeg ik meer dan 1,1 gram per keer.
- Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] d.d. 24 oktober 2016, p. 164 e.v.:
Ken jij je dealer bij naam?
Ze noemen hem [alias] . (…) blonde haren, sproeten, blank, dun. Ik koop elke keer 1 gram. De eerste keer was rond juni/juli en de laatste keer eind augustus/begin september. Het is verpakt in een gripzakje. Ik heb het over groen. Hij wilde dat ik het zo noemde over de app. Hier wordt natuurlijk wiet mee bedoeld. De dealer stond als [alias] in mijn telefoon opgeslagen. Volgens mij is de kwaliteit hetzelfde als dat ik het in de shop koop. Ik betaalde 10 euro voor 1 gram.
- Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] d.d. 2 november 2016, p. 167 e.v.:
Wat voor soort drugs gebruik je?
Cocaïne en weed.
Bij wie koop jij je drugs?
Bij [verdachte] en soms bij de shop. Ik ken [verdachte] al 12-13 jaar. Hij woont op het adres van zijn moeder. Ik heb 2 of 3 maal weed van hem gekocht. Dit kocht ik de afgelopen weken van hem. Ik betaalde soms 10 euro en soms 20 euro voor de weed. Voor 10 euro kreeg ik een klein zakje. Volgens mij is dat 1 gram. In een zakje voor 20 euro zat 2 gram. Weed.
Ik heb ook 4 of 5 keer cocaïne bij hem gekocht. De eerste keer was op mijn verjaardag, 7 juni 2016. Dat was een pakketje voor 25 euro. De laatste keer was net voor zijn aanhouding. Voor 10 euro had je 2 of 3 lijntjes. Voor 25 euro kreeg je net een halve gram. Hij verpakte de cocaïne in een sealtje. Hij woog deze vooraf altijd.
Ik heb zelf gezien dat [verdachte] dealt. Hij verkoopt weed, cocaïne, XTC, speed en hasj. Ik heb heel vaak gezien dat hij drugs verkocht. Wel meer dan 100 keer. Hij verkoopt de drugs aan de jeugd in Veldhoven. Ook bij de schuur van zijn moeder kwamen klanten. Er kwam ongeveer 20-25 klanten per dag.
Cocaïne noemende hij ine. Twee tientjes dan moest ik 2T sturen.
Ik heb 5 verschillende nummers van hem:
[nummer] , zijn eerste dealnummer
[nummer]
, die was zijn laatste dealnummer.
- Proces-verbaal van verhoor [getuige 5] d.d. 2 november 2016, p. 176 e.v.:
Ik heb wel eens hasj gekocht van [verdachte] . Ik heb ook ooit cocaïne bij hem gekocht. De eerste keer was al zeker een half jaar geleden. Ik kocht toen hasj. Ik betaalde 10 euro voor 1 gram. Ik heb de afgelopen 6 maanden ongeveer 10 keer hasj bij hem gekocht. In totaal 10 gram. Voor een pakketje cocaïne betaalde ik 25 euro. Ik heb 3 pakketjes gekocht. De eerste keer was 5 tot 6 maanden geleden. Ik heb dus gedurende 3 maanden gekocht bij hem.
- Proces-verbaal van verhoor [getuige 6] d.d. 3 december 2016, p. 181 e.v.:
Ik heb 3 of 4 keer hennep gekocht van [verdachte] . Ik kocht voor 5 euro en kreeg 0,7 gram hennep. (…) [verdachte] vertelde mij dat hij hennep verkocht. Ik belde hem op en binnen een paar minuten was hij bij mij.
Ik kocht ook cocaïne bij hem. Ik kocht 3 of 4 keer bij hem. Ik kocht steeds een halve gram. Daar betaalde ik 25 euro voor. De kwaliteit van de cocaïne was goed.
De periode waarin ik van [verdachte] kocht was augustus 2016.
- Proces-verbaal van verhoor [getuige 7] d.d. 5 november 2016, p. 183 e.v.:
Ik kocht hennep bij [verdachte] . Ik kocht ongeveer 2 keer per maand voor een tientje hennep. Ik kreeg daar 1 gram voor. Ik koop
ongeveer 1 jaarhennep bij [verdachte] . Ik was 17 jaar oud, eind 17. [verdachte] wist dat ik 17 was. Het klopt dat het om 12 keer 2 gram per maand ging dus 24 gram hennep.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Anders dan verdachte zelf heeft verklaard, is wettig en overtuigend bewezen dat hij reeds vanaf november 2015 in hard- en softdrugs dealde. De rechtbank voelt zich gesterkt in die overtuiging door het proces-verbaal van bevindingen op pagina 128, waaruit blijkt dat [verdachte] op 13 januari 2016 als verdachte van bedreiging werd aangehouden. Bij fouillering werden in zijn jaszak 6 cachetjes met cocaïne en 5 gripzakjes met hennep aangetroffen.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de vordering tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur gelijk aan het reeds ondergane voorarrest met daarbij een voorwaardelijke straf passend is.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verkopen van hard- en softdrugs en het bezit van een handelsvoorraad harddrugs.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte verkocht de softdrugs met grote regelmaat aan minderjarigen. Ook deze omstandigheid neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld. Bovendien heeft verdachte de onderhavige strafbare feiten gepleegd tijdens de proeftijd van eerdere veroordeling waarbij aan hem een voorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd.
Verdachte is desondanks kennelijk niet of onvoldoende bereid en/of in staat zijn criminele gedrag te veranderen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. De oriëntatiepunten die passen bij feit 3 houden reeds een gevangenisstraf in voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving een langere gevangenisstraf dan het reeds ondergane voorarrest op zijn plaats is. Maar nu de rechtbank bij een afzonderlijk opgemaakte beslissing de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel zal toewijzen, zal de rechtbank de duur van de vrijheidsbenemende straf beperken tot 6 maanden met aftrek van voorarrest.

Beslag.De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat - zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting - dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan of die tot het begaan van de feiten zijn bestemd terwijl deze voorwerpen (in hun gezamenlijkheid) van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen mobiele telefoon aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van dat in beslag genomen goed.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36b, 36c, 57, 63, 91
Opiumwet art. 2, 3, 10, 11.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
(t.a.v. feit 1) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; (t.a.v. feit 2) opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; (t.a.v. feit 3) - opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd; - opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
De rechtbank legt op de volgende straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal als maatregel de volgende in beslag genomen goederen
onttrekken aan het verkeer:
-een plastic zak (volgnummer 1);
-een weegschaal (volgnummer 2);
-4 gele xtc-pillen (volgnummer 4);
-3 paarse xtc-pillen (volgnummer 5);
-13 grijze xtc-pillen (volgnummer 6);
-6 lichtblauwe xtc-pillen (volgnummer 7);
-2 roze xtc-pillen (volgnummer 8);
-15,9 gram hennep (volgnummer 9);
-6 cachets met 1,8 gram cocaïne (volgnummer 10);
-een gripzak met cocaïne cachets (volgnummer 11);
-een tas met lege gripzakken (volgnummer 12);
-een tas met lege gripzakken met hennep opdruk in goudkleur (volgnummer 13);
-lege cachetpapiertjes (volgnummer 14).
De volgnummers zijn overeenkomstig de nummering weergegeven op p. 4 t/m 8 van het politieproces-verbaal. De rechtbank gelast de teruggave van de in beslag genomen goederen aan beslagene,
te weten:
een Samsung telefoon (volgnummer 3 als weergegeven op p. 4 van het politieproces-verbaal).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 30 januari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-20161994667.