ECLI:NL:RBOBR:2017:4113

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 augustus 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
01/845569-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en terbeschikkingstelling voor poging tot doodslag en wapenbezit

Op 7 augustus 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 september 2016 in Helmond, waar de verdachte met een mes een slachtoffer in de buik heeft gestoken, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. Daarnaast had de verdachte een .22 kaliber revolver voorhanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische problemen, waaronder PTSS en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaren geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden meer passend was, gezien de noodzaak voor behandeling en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €6.727,80 aan de benadeelde partij toegewezen, bestaande uit immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummers: 01/845569-16 en 01/845711-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering tenuitvoerlegging (tul): 01/120894-14
Datum uitspraak: 7 augustus 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 december 2016 (op welke zitting enkel de zaak met parketnummer 01/845569-16 aan de orde is geweest) en van 27 februari 2017, 2 mei 2017 en 24 juli 2017 (op welke zittingen beide zaken aan de orde zijn geweest, waarbij op laatstgenoemde zitting voeging heeft plaatsgevonden).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht
.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt middels twee dagvaardingen van 30 januari 2017.
Nadat de tenlastelegging voor wat betreft de zaak met parketnummer 01/845569-16 op de terechtzitting van 24 juli 2017 is gewijzigd, is aan verdachte in die zaak ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2016 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de buik(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van parketnummer 01/845711-15 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 augustus 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een .22 kaliber revolver, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/120894-14 is aangebracht bij vordering van 17 januari 2017, ingekomen ter griffie op 19 januari 2017. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch, van 30 april 2015, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De vordering strekt tot tenuitvoerlegging van de straf voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de zaken zoals aan verdachte tenlastegelegd onder de parketnummers 01/845569-16 en 01/845711-15.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten zoals aan verdachte tenlastegelegd onder de parketnummers 01/845569-16 en 01/845711-15 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de bewijsbijlage. Deze bijlage is bij dit vonnis gevoegd en de inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Parketnummer 01/845569-16:
op 11 september 2016 te Helmond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven met een mes in de buik(streek) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 01/845711-15:
op 27 augustus 2015 te Helmond een wapen van categorie III, te weten een .22 kaliber revolver, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden in het onderhavige geval niet passend is. Daarbij heeft de officier van justitie ten eerste gewezen op de reële kans dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), naar aanleiding van de onderhavige zaak, aan verdachte een terugkeerbesluit en een inreisverbod zal opleggen. Dit zal de praktische uitvoering van de maatregel ernstig bemoeilijken. Ten tweede zijn er minder ingrijpende interventies mogelijk dan een terbeschikkingstelling. Uit de adviezen van de psycholoog en de psychiater volgt dat met een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel kan worden volstaan. De officier van justitie heeft, alles afwegende, gerekwireerd tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. De door de deskundigen noodzakelijk geachte behandeling kan plaatsvinden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De raadsman heeft in dat verband aangevoerd dat verdachte gebaat is bij behandeling, ook indien hij wordt verplicht terug te keren naar Angola. Een eventuele IND-procedure gericht op uitzetting van verdachte hoeft aan oplegging van een terbeschikkingstelling niet in de weg te staan. Op de eerste plaats is de uitkomst van die procedure onzeker, terwijl het bovendien nog lange tijd zal duren voordat er een definitieve beslissing zal zijn genomen. Naast bedoelde maatregel dient een gevangenisstraf voor de duur van één jaar te worden opgelegd. Verdachte kan dan (gezien de reeds door verdachte ondergane voorlopige hechtenis van bijna een jaar) op korte termijn worden opgenomen in de kliniek, waar eind augustus waarschijnlijk een behandelplek zal vrijkomen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, zonder duidelijke reden of aanleiding, de confrontatie gezocht met het slachtoffer. Daarbij heeft verdachte het slachtoffer geslagen en vervolgens met een mes in de buikstreek gestoken. Er is sprake geweest van ernstig bloedverlies en een deel van de darm van het slachtoffer is in het ziekenhuis, waar hij meerdere dagen op de intensive care heeft doorgebracht, operatief verwijderd. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan, zoals ook blijkt uit diens schriftelijke slachtofferverklaring.
Voorts heeft verdachte een revolver voorhanden gehad. In de cilinder zaten vier scherpe patronen. Dat - naar later bleek - sprake was van een defect wapen, doet aan de ernst van dat feit niet af.
Daarbij weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 20 juni 2017 in het verleden eerder voor een geweldsdelict onherroepelijk is veroordeeld tot straf. Die straf heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een geweldsdelict te begaan.
Toerekenbaarheid
De rechtbank heeft acht geslagen op de pro justitia rapportages van de psychiater van
4 december 2016 en van de psycholoog van 5 december 2016. Uit die rapportages volgt dat bij verdachte sprake is van PTSS, deels in remissie. Daarnaast is verdachte zwakbegaafd. Uit het rapport van de psycholoog blijkt voorts dat sprake is van misbruik van alcohol en drugs en kenmerken van ADD. Deze stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren aanwezig ten tijde van het plegen van de poging tot doodslag.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
Zowel de psychiater als de psycholoog kunnen, omdat verdachte stelt zich niets van het tenlastegelegde te kunnen herinneren, geen uitspraken doen over de mate waarin en de wijze waarop deze stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens hebben doorgewerkt op het gedrag van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten en onthouden zich daarom van advies voor zover het de (mate van) toerekeningsvatbaarheid van verdachte betreft. Uit het rapport van de psycholoog volgt evenwel dat:
‘Indien er echter iets voorgevallen is, voorafgaand aan het tenlastegelegde waardoor betrokkene zich bedreigd of in zijn eer aangetast heeft gevoeld, dan is de onderzoeker van mening dat deze kwetsbare man die als gevolg van zijn forse cognitieve beperkingen, de traumatische ervaringen in zijn leven en mogelijk de ADD, te weinig mogelijkheden heeft sturing te geven aan zijn gedrag, zeker als hij onder invloed is van alcohol en/of drugs’.
Uit het rapport van de psychiater volgt eveneens dat aannemelijk is dat de PTSS en zwakbegaafdheid hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de kernproblematiek bij verdachte in enigerlei relevante mate heeft doorgewerkt in de tenlastegelegde poging tot doodslag. De rechtbank zal verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Behandeling
Uit de rapportages van de psychiater en de psycholoog volgt dat de kans op herhaling hoog/substantieel moet worden geacht indien verdachte zonder enige vorm van behandeling zal worden vrijgelaten. Daarbij wordt (mede) gewezen op de PTSS, de forse cognitieve beperkingen, het ontbreken van een zinvolle dagbesteding, werk of eigen huisvesting en het ontbreken van een adequaat en steunend netwerk. Een klinische behandeling in een juiste context (voor verstandelijk beperkte personen) gericht op abstinentie van alcohol en drugs en sociale vaardigheden is noodzakelijk om recidive te voorkomen. De deskundigen hebben geadviseerd deze behandeling te laten plaatsvinden als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk op te leggen vrijheidsstraf.
Op de terechtzitting van de rechtbank van 27 februari 2017 is de psycholoog gehoord en ter zitting van 24 juli 2017 de psychiater, die ook een aanvullende rapportage heeft opgemaakt, gedateerd 23 juni 2017.
De psycholoog heeft gepersisteerd bij het door haar eerder uitgebrachte advies.
De psychiater heeft in aanvulling op zijn eerdere advies aangegeven dat een nadeel van een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel is dat verdachte gedetineerd zal raken indien hij zich niet aan de gestelde voorwaarden houdt en bijgevolg na detentie onbehandeld zal terugkeren in de maatschappij. Dat scenario is ongewenst, gelet op de pathologie en het recidivegevaar. Vanuit het oogpunt van beveiliging van de maatschappij zou de maatregel van terbeschikkingstelling daarom aangewezen kunnen zijn.
De reclassering heeft blijkens het maatregelrapport van 15 juni 2017 geadviseerd om geen terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De reclassering heeft daarbij gewezen op berichtgeving van de IND waaruit zou volgen dat er een grote kans bestaat dat de terbeschikkinggestelde in verband met de onderhavige strafzaak zijn verblijfstatus zal verliezen, hetgeen tot uitvoeringsproblemen zal leiden bij een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daarnaast heeft de reclassering gewezen op het gegeven dat sprake is van een hoog afbreukrisico. In het verleden is de terbeschikkinggestelde immers niet afspraaktrouw gebleken en bleek hij ook niet consequent in het innemen van medicatie.
Afweging
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de psychiater dat een klinische behandeling geïndiceerd is en dat het ter bescherming van de maatschappij moet worden voorkomen dat verdachte onbehandeld terugkeert in de samenleving. Een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf biedt in dat verband, gelet op het afbreukrisico, onvoldoende garanties aangezien bij schending van de voorwaarden een voortgezette, op terugdringing van het recidiverisico gerichte behandeling achterwege zal blijven. Datzelfde geldt voor een klinische behandeling die zal plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling, zoals door de officier van justitie is voorgesteld. Ook dan resteert bij overtreding van de voorwaarden uitsluitend de tenuitvoerlegging van het strafrestant zonder verdere behandeling. De rechtbank acht daarom, mede ook gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, een terbeschikkingstelling met voorwaarden aangewezen. Indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, behoort een omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege tot de mogelijkheden zodat in een gedwongen kader verder gewerkt kan worden aan het terugdringen van het recidiverisico alvorens verdachte terugkeert in de samenleving. Verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank verklaard zich aan de door de reclassering in het rapport van 15 juni 2017 geadviseerde voorwaarden te zullen houden. De rechtbank neemt deze geadviseerde voorwaarden over. Deze voorwaarden zijn hierna, in het dictum, vermeld.
Dat de mogelijkheid bestaat dat de IND aan verdachte een terugkeerbesluit en een inreisverbod zal opleggen, maakt - gelet op het door de oplegging van deze maatregel te dienen belang van de veiligheid van personen - niet dat van de oplegging van een terbeschikkingstelling dient te worden afgezien.
Aan de formele voorwaarden voor de oplegging van bedoelde maatregel is voldaan. Zoals uit het vorenoverwogene volgt, is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling en van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De poging tot doodslag, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden bevolen, betreft een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel eist. De terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Voorts ziet de rechtbank in de ernst van de feiten aanleiding om naast de maatregel van de terbeschikkingstelling een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden op te leggen. Die straf is passend en geboden. Gelet op de ernst kan niet worden volstaan met de oplegging van een andere of lagere straf, zoals de door de raadsman bepleite gevangenisstraf van slechts één jaar.

De vordering van de benadeelde partij.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een totaal bedrag van € 19.227,80 vermeerderd met de wettelijk rente. Dit bedrag is opgebouwd uit de post geleden immateriële schade ad € 17.500,-. Daarnaast komen de posten ‘ziekenhuis daggeldvergoeding’ ad € 224,-; de ‘reiskostenvergoeding’ ad
€ 63,80; het ‘eigen risico’ ad € 770,- en de afgenomen ‘mantelzorg’ ad € 520,- in aanmerking voor vergoeding ter zake geleden materiële schade. Wat de post ‘kleding’ betreft heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat er door de benadeelde partij nieuwprijzen worden opgevoerd en er geen rekening is gehouden met afschrijvingskosten. De officier van justitie heeft, rekening houdende met deze kosten, deze schade geschat op € 150,- welke schade eveneens voor vergoeding in aanmerking komt. De verzochte vergoeding voor zover die betrekking heeft op de post ‘economische kwetsbaarheid’ ad € 29.846,88 is onvoldoende onderbouwd zodat die schadepost niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schadepost ‘economische kwetsbaarheid’ niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat behandeling van die post een onevenredige belasting voor het strafgeding vormt.
Beoordeling.
De benadeelde partij heeft zich in de strafzaak gevoegd met een vordering ten bedrage van
€ 49.148,43, bestaande uit een vergoeding van geleden materiële schade ad € 31.648,43 en immateriële schade ad € 17.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het verzoek, voor zover betreffend de geleden materiële schade, is opgebouwd uit de volgende posten:
  • Ziekenhuis daggeldvergoeding € 224,-
  • Economische kwetsbaarheid € 29.846,88
  • Reiskosten € 63,80
  • Eigen risico € 770,-
  • Mantelzorg € 520,-
  • Kleding € 223,75.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.727,80 ter zake van materiële schade. Dit schadebedrag bestaat uit de volgende posten:
  • ziekenhuis daggeldvergoeding ad € 224,-;
  • reiskosten ad € 63,80;
  • eigen risico ad € 770,-;
  • mantelzorg ad € 520,-.
- kleding ad € 150,-
Wat betreft de post ‘kleding’ is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat er rekening dient te worden gehouden met een korting wegens “oud-voor-nieuw” nu niet is gebleken dat de door het slachtoffer gedragen kleding nieuw was. Een bedrag van € 150,- komt de rechtbank redelijk en billijk voor. De overige posten terzake materiele schade, met uitzondering van na te noemen post ‘economische kwetsbaarheid’ zijn niet weersproken en overigens ook voldoende onderbouwd.
Daarnaast is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.000,- ter zake van immateriële schade.
De verdachte is tot vergoeding van voormelde schade gehouden zodat de vordering tot een bedrag van in totaal € 6.727,80 zal worden toegewezen.
Het totale toegewezen bedrag aan immateriële schade en het toegewezen bedrag aan materiële schade voor zover dat betreft de post ‘kleding’ (in totaal € 5.150,-) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 11 september 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het overige toegewezen bedrag aan materiële schade (in totaal: € 1.577,80) betreffende de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding, reiskostenvergoeding, eigen risico en mantelzorg, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de civiele vordering, 22 februari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet ontvankelijk verklaren, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering - met name dat deel dat ziet op de post ‘economische kwetsbaarheid’ - een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dat deel is immers onvoldoende onderbouwd terwijl nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering een uitgebreide nadere behandeling zou vereisen. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Het totale toegewezen bedrag aan immateriële schade en het toegewezen bedrag aan materiële schade voor zover dat betreft de post ‘kleding’ (in totaal € 5.150,-) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 11 september 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het overige toegewezen bedrag aan materiële schade (in totaal: € 1.577,80) betreffende de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding, reiskostenvergoeding, eigen risico en mantelzorg, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de civiele vordering, 22 februari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank zal ter zake parketnummer 01/845711-15 de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/120894-14.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan, zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 37a, 38, 38a, 45, 57, 287
Wet wapens en munitie art. 26, 55.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaarthet onder parketnummer 01/845569-16 en 01/845711-15 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaartniet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van 01/845569-16:

poging tot doodslag

Ten aanzien van 01/845711-15:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
De op te leggen straf en maatregel
De rechtbank legt ten aanzien van 01/845569-16 en 01/845711- 15 op de volgende straf:
- een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van parketnummer 01/845569-16 gelast de rechtbank de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:

De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:

- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als hierna te melden, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:

- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich uiterlijk binnen drie werkdagen na het ingaan van de maatregel meldt bij Reclassering Nederland regio Zuid. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden of beschikbaar houden voor gesprekken met de reclassering zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich laat opnemen bij STEVIG, onderdeel van Stichting Dichterbij of een
soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij
veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt het innemen van voorgeschreven medicatie. Het zorgaanbod is beschikbaar vanaf het moment dat de maatregel van start gaat;
- aansluitend aan zijn klinische opname zal meewerken aan plaatsing bij een
instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang indien de
reclassering dit geïndiceerd acht. Hij dient zich hierbij te houden aan het
(dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft
opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geen alcohol en drugs mag gebruiken zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent aan mentorschap/bewindvoering indien geïndiceerd;
- zich niet zonder toestemming begeeft buiten de Europese landsgrenzen van
Nederland. Veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering, het
Openbaar Ministerie (OM) beslist;
- zijn medewerking verleent aan het verstrekken van een actuele foto aan de
reclassering ten behoeve van eventuele opsporing;
- indien de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan een time-out in een
forensische psychiatrisch centrum (FPC) van maximaal 7 weken, met de
mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
- zich dient te melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;
- zich dient te houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om
veroordeelde te bewegen tot het naleven van de voorwaarden;
- dient inzicht te geven aan de reclassering over de voortgang van begeleiding
of behandeling door andere instellingen/hulpverleners;
- niet mag verhuizen of van adres veranderen zonder toestemming van de
reclassering;
- medewerking dient te verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht,
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De rechtbank legt ten aanzien van 01/845569-16 op: de
maatregel van schadevergoedingvan
€ 6727,80subsidiair
68 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 6727,80 (zegge: zesduizend zevenhonderd zevenentwintig euro en tachtig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 68 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 5.000,- immateriële schadevergoeding en € 1.727,80 materiële schadevergoeding (posten: ziekenhuisdaggeldvergoeding, reiskostenvergoeding, eigen risico, mantelzorg, kleding).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het bedrag aan immateriële schadevergoeding ad € 5.000,- en de materiele schadevergoeding voor zover dat betreft de post kleding ad € 150, (in totaal € 5.150,- )
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 11 september 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het (overige) bedrag aan materiele schadevergoeding ad € 1.577, 80 betreffende de posten: ziekenhuisdaggeldvergoeding, reiskostenvergoeding, eigen risico en mantelzorg, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de civiele vordering, 22 februari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijstde vordering van de benadeelde partij
toeen veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van
€ 6.727,80(zegge: zesduizend zevenhonderd zevenentwintig euro), te weten € 5.000 immateriële schadevergoeding en
€ 1.727,80 materiële schadevergoeding (posten: ziekenhuisdaggeldvergoeding, reiskostenvergoeding, eigen risico, mantelzorg, kleding).
Het toegewezen bedrag aan immateriële schade ad € 5.000,- en het toegewezen bedrag aan materiele schade voor zover dat betreft de post kleding ad € 150,- (in totaal € 5.150,- ) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 11 september 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het overige toegewezen bedrag aan materiele schade ad € 1.577,80 betreffende de posten ziekenhuisdaggeldvergoeding, reiskostenvergoeding, eigen risico en mantelzorg, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van indienen van de civiele vordering, 22 februari 2017, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeeltveroordeelde tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeeltveroordeelde verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaaltdat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslag
De rechtbank
gelastter zake de zaak met parketnummer 01/845711- 15 de
teruggavevan de inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechthebbende, te weten
- mobiele telefoon (goednummer: 859737);
- hakmes (goednummer 859732);
- vleesmes (goednummer 859732);
- mobiele telefoon (goednummer 859743).
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
De rechtbank
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie
's-Hertogenbosch d.d. 30 april 2015, gewezen onder parketnummer 01-120894-14, te weten: een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee (2) weken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. Senden, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. C.P.C. Kuijs, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 7 augustus 2017.
Mr. C.P.C. Kuijs is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.