In deze civiele procedure, die plaatsvond voor de Rechtbank Oost-Brabant, diende Danca Nederland B.V. (hierna: Danca) een vordering in tegen Home Series B.V. (hierna: HS) en Designsales Amsterdam B.V. (hierna: DSA). De zaak betrof een geschil over de vraag of de rechtbank de zaak geheel of gedeeltelijk diende te verwijzen naar de kantonrechter. Danca was eiseres in conventie en verweerster in reconventie, terwijl HS en DSA gedaagden in conventie en eiseressen in reconventie waren. De rechtbank had eerder een tussenvonnis gewezen waarin partijen de gelegenheid werd geboden om zich uit te laten over de voorgenomen verwijzing naar de kantonrechter. Danca stelde dat de zaak niet verwezen diende te worden, terwijl HS en DSA ook verzochten om geen verwijzing. De rechtbank overwoog dat er enkele onderdelen van de reconventionele vordering waren die huur betroffen en dat deze op grond van de wet door de kantonrechter behandeld dienden te worden. Echter, de rechtbank besloot om de zaak niet in zijn geheel te verwijzen, maar aan zich te houden, omdat er ook vorderingen waren die niet onder de huurwetgeving vielen. De rechtbank beval een comparitie van partijen om inlichtingen te vragen en om te onderzoeken of er mogelijkheden waren voor een minnelijke regeling. De zitting zou plaatsvinden voor de Meervoudige Kamer, bestaande uit vier rechters, en partijen dienden vertegenwoordigd te zijn door iemand die van de zaak op de hoogte was. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en bepaalde dat de zaak op 16 augustus 2017 weer op de rol zou komen voor het opgeven van verhinderdagen.