ECLI:NL:RBOBR:2017:3971

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2017
Publicatiedatum
26 juli 2017
Zaaknummer
01/845515-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en wederspannigheid met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 26 juli 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere mishandelingen en wederspannigheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor vier gevallen van mishandeling en wederspannigheid, waarbij de feiten zich hebben voorgedaan in Eindhoven. De verdachte heeft op 18 augustus 2016 een slachtoffer meerdere malen in het gezicht geslagen en zich verzet tegen de aanhouding door de politie, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij een verbalisant. Daarnaast heeft hij op 6 oktober 2016 twee andere slachtoffers mishandeld en op 27 maart 2017 een vierde slachtoffer in het gezicht geslagen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 300 dagen opgelegd, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn alcoholprobleem. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is afgewezen, omdat er onduidelijkheid bestond over de ingangsdatum van de proeftijd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de verdachte aanwezig was en zijn verdediging heeft gevoerd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummers: 01/845515-16 en 01/860191-17 (ttz. gev.)
V.I. zaaknummer 99/000223-28 (parketnummer 01/845153-13)
Datum uitspraak: 26 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 december 2016, 24 februari 2017, 26 april 2017 (telkens parketnummer 01/845515-16) en 12 juli 2017 (parketnummers 01/845515-16 en 01/860191-17).
Op de zitting van 12 juli 2017 heeft de rechtbank de tegen verdachte/veroordeelde, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht
.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 18 november 2016 (01/845515-16) en 13 juni 2017 (01/860191-17)
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 01/845515-16

1.

hij op of omstreeks 18 augustus 2016 te Eindhoven [slachtoffer 1] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal, in/tegen het
gelaat te slaan/stompen;

2.

hij op of omstreeks 18 augustus 2016 te Eindhoven, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] ,(beiden) werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten het aanhouden van verdachte op verdenking van overtreding van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht, door te rukken/trekken in een tegengestelde richting aan de richting in welke voornoemde ambtena(a)r(en) hem, verdachte, trachtten te bewegen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een verwonding aan het (rechter)been bij die [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad;

3.

hij op of omstreeks 06 oktober 2016 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 1] in de buik en/of tegen het hoofd te schoppen/trappen;

4.

hij op of omstreeks 06 oktober 2016 te Eindhoven [slachtoffer 3] heeft
mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen de nek te slaan;
parketnummer 01/860191-17
hij op of omstreeks 27 maart 2017 te Eindhoven [slachtoffer 4] heeft
mishandeld door heeft geslagen (in/tegen haar gezicht).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
De zaak met V.I. zaaknummer 99-000223-28 is aangebracht bij vordering van
22 augustus 2016. Deze vordering heeft betrekking op de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 124 dagen van de gevangenisstraf van 2 jaren, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 30 mei 2013 onder parketnummer 01/845153-13. De voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend op 28 juni 2014 onder (onder meer) de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Bronnen.
I. Een eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, nummer PL2100-2016187473Z afgesloten d.d. 21 augustus 2016, aantal doorgenummerde bladzijden: 44.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
II. Een eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, nummer PL2100-2016223958Z afgesloten d.d. 7 oktober 2016, aantal doorgenummerde bladzijden: 21.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
III. Een eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, nummer PL2100-2017063114 afgesloten d.d. 28 maart 2017, aantal doorgenummerde bladzijden: 34.
Dit eindproces-verbaal bevat een verzameling wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede andere bescheiden.
InleidingVerdachte wordt ervan beschuldigd dat hij vier personen heeft mishandeld. Tevens wordt hij ervan beschuldigd zich te hebben verzet tegen zijn aanhouding en daarbij een verbalisant lichamelijk letsel te hebben toegebracht.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 12 juli 2017 alle feiten volmondig bekend.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft tot een bewezenverklaring van alle feiten gerequireerd.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht op grond van de inhoud van:
(t.a.v. feit 1 parketnummer01/845515-16
)
- de aangifte van [slachtoffer 1] (bron I, p. 7);
- de getuigenverklaring van [getuige 1] (bron I, p. 17);
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juli 2017,
(t.a.v. feit 2, parketnummer 01/845515-16)- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2]
(bron I, p. 19);
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juli 2017,
(t.a.v. feit 3, parketnummer 01/845515-16)- de aangifte van [slachtoffer 2] (bron II, p. 4);
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juli 2017,
(t.a.v. feit 4, parketnummer 01/845515-16)
- de aangifte van [slachtoffer 3] (bron II, p. 6);
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juli 2017,
(t.a.v. feit, parketnummer 01/860191-17)- de aangifte van [slachtoffer 4] (bron III, p. 13);
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 12 juli 2017,
bewezen, dat verdachte de feiten heeft begaan zoals hierna bewezenverklaard.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, zoals hiervoor vermeld, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
parketnummer 01/845515-16
1.
op 18 augustus 2016 te Eindhoven [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meerdere malen in/tegen het gelaat te slaan.
2.
op 18 augustus 2016 te Eindhoven zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te
weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten het aanhouden van verdachte op verdenking van overtreding van artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht,
door te rukken/trekken in een tegengestelde richting aan de richting in welke voornoemde ambtenaren hem, verdachte, trachtten te bewegen, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een verwonding aan het rechterbeen bij die [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad.
3.
op 06 oktober 2016 te Eindhoven [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] in de buik en tegen het hoofd te schoppen.
4.
op 06 oktober 2016 te Eindhoven [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] tegen de nek te slaan.
parketnummer 01/860191-17
op 27 maart 2017 te Eindhoven [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 5]
in/tegen haar gezicht te slaan.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.(bijlage)
Een gevangenisstraf van 300 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht; ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij Novadic-Kentron, het onthouden van alcoholgebruik en het meewerken aan urinecontroles.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging acht een gevangenisstraf overeenkomstig de duur van het reeds ondergane voorarrest op het moment van de uitspraak en eventueel een voorwaardelijk deel afdoende.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende ten nadele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van minder dan een jaar tijd onder invloed van alcohol meerdere malen schuldig gemaakt aan mishandelingen en zich bij zijn aanhouding na één van die mishandelingen verzet tegen de politie. Verdachte heeft met deze strafbare feiten inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hun lichamelijke integriteit aangetast. Het gewelddadig karakter van de door verdachte gepleegde strafbare feiten laat zien hij er, onder invloed van alcohol, niet voor terugschrikt om zonder noemenswaardige aanleiding geweld tegen andere, soms voor hem geheel onbekende, personen te gebruiken. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet bekommerd om de gevolgen daarvan. Slachtoffers van dit soort feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Zo blijkt uit de toelichting op de vordering benadeelde partij van slachtoffer [slachtoffer 1] onder meer dat hij als gevolg van de mishandeling nog steeds niet durft terug te keren naar de plek waar het voorval heeft plaatsgevonden, uit angst om verdachte tegen te komen. Het gedrag van verdachte bij zijn aanhouding op 18 augustus 2016 getuigt verder van gebrek aan respect voor het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend. De rechtbank rekent al het voorgaande verdachte zwaar aan.
Ook is ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat hij reeds vele malen voor soortgelijke feiten is veroordeeld waarbij hij ook tot verschillende gevangenisstraffen is veroordeeld, zo blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 juni 2017. De bewezenverklaarde feiten zijn daarnaast deels in een proeftijd van een eerdere veroordeling gepleegd en de feiten gepleegd op 6 oktober 2016 en 27 maart 2017 zijn telkens gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis die verdachte onderging voor de feiten gepleegd op 18 augustus 2016.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de inhoud van de diverse rapportages van Novadic-Kentron van 22 november 2016, 3 februari 2017 en 28 maart 2017. Daarin wordt een beeld geschetst van een verdachte die sinds zijn scheiding en het verlies van zijn baan rond 2006 overmatig alcohol drinkt. Vanaf 2007 is verdachte bekend bij Novadic-Kentron verslavingszorg. Gebleken is dat verdachte onder invloed van alcohol minder in staat is zijn impulsen en agressie te beheersen waardoor deze gevoelens meer naar de oppervlakte komen. Er is meerdere malen getracht een hulpverleningstraject uit te zetten, maar dit heeft niet het gewenste resultaat (blijvende abstinentie) gehad. Ook een gedragsverandering is nog niet mogelijk gebleken. Volgens Novadic-Kentron ziet verdachte wel een verband tussen zijn alcoholgebruik en zijn geweldsgebruik, maar is hij desondanks van mening dat hij in een veilige omgeving (bij zijn vriendin of ouders) op een sociale manier alcohol kan nuttigen. Verdachte heeft meerdere voorwaardelijke veroordelingen met bijzondere voorwaarden opgelegd gekregen. Drie reclasseringstoezichten zijn door Novadic-Kentron geretourneerd, omdat verdachte zich onvoldoende aan afspraken hield en hij zich niet transparant opstelde wat betreft zijn alcoholgebruik.
Verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten onder invloed van alcohol gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank wist verdachte, zoals blijkt uit bovenvermelde rapportages, dat hij onder invloed van alcohol meer risico liep zich gewelddadig te gedragen. Dat risico heeft verdachte meermalen aanvaard en dat heeft grote gevolgen gehad voor meerdere, hem zowel bekende als onbekende, personen. Dat verdachte toch heeft besloten alcohol te nuttigen, rekent de rechtbank hem zwaar aan.
De rechtbank heeft het volgende ten voordele van verdachte in aanmerking genomen.
Verdachte heeft er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en heeft oprecht berouw getoond. Ook is de verhouding tussen verdachte en de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] naar eigen zeggen inmiddels genormaliseerd. Verder is ter terechtzitting duidelijk geworden dat verdachte thans inziet dat hij een alcoholprobleem heeft en dat het voor hem niet mogelijk is om alcohol op een sociale manier te nuttigen. Het is de eerste keer dat verdachte zelf inziet dat hij zich geheel van alcohol dient te onthouden om te voorkomen dat hij zich wederom gewelddadig gaat gedragen. Tevens ziet verdachte de noodzaak in van een ambulante behandeling van zijn alcoholprobleem en is hij gemotiveerd om daaraan mee te werken. Verdachte heeft ter terechtzitting verder naar voren gebracht dat het zo spoedig mogelijk in vrijheid komen niet alleen belangrijk is voor de ambulante aanpak van zijn alcoholprobleem, maar ook voor het behoud van zijn huurwoning. Deze woning geeft hem een stabiele basis en meer zekerheid om de aanpak van zijn alcoholprobleem te laten slagen. Daarnaast stelt het hebben van een eigen woning hem in staat de band met zijn kinderen te onderhouden.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen. De rechtbank zal hiervan 96 dagen voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn alcoholprobleem alle kansen te geven, acht de rechtbank een proeftijd van drie jaar in dit geval passend en noodzakelijk.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . (feit 1, 01/845515-16)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Beoordeling rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van [verbalisant 1] .(feit 2, 01/845515-16)
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering geheel toewijsbaar met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht telkens vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft de vordering niet betwist.
Beoordeling rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (immateriële schade), respectievelijk vanaf 23 september 2016 (materiële schade), tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (immateriële schade), respectievelijk vanaf 23 september 2016 (materiële schade), tot aan de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering
tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.(zaaknummer 99/000223-28; parketnummer 01/845153-13).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 124 dagen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft op meerdere gronden de afwijzing van de vordering bepleit, waaronder de onduidelijkheid van de ingangsdatum van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Volgens de verdediging kan door de onduidelijkheid daarover niet worden vastgesteld of de bewezenverklaarde feiten van de onderliggende strafzaak binnen de proeftijd van 365 dagen zijn begaan.
Beoordeling rechtbank.
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De rechtbank stelt verder vast dat op grond van de voorhanden zijnde stukken niet ondubbelzinnig kan worden vastgesteld op welke datum de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling daadwerkelijk is ingegaan. Er is vermeld dat de beslissing tot voorwaardelijke invrijheidstelling is verleend per 28 juni 2014, maar tevens dat de voorwaardelijke invrijheidstelling is gestart op 8 mei 2015. De door de officier van justitie ter terechtzitting gegeven toelichting heeft niet de benodigde duidelijkheid gegeven. Bij deze onduidelijke stand van zaken is de rechtbank niet in staat vast te stellen of veroor-deelde zich gedurende de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal de vordering tot herroeping dan ook afwijzen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 60a, 63,
180, 181 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. 01/845515-16 feit 1:
mishandeling
t.a.v. 01/845515-16 feit 2:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben
t.a.v. 01/845515-16 feit 3:
mishandeling
t.a.v. 01/845515-16 feit 4:
mishandeling
t.a.v. 01/860191-17:
mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Legt op de volgende straf en maatregel.

t.a.v. 01//845515-16 feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, 01/860191-17:
Gevangenisstrafvoor de duur van 300 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht, waarvan 96 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van
één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
-zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden
gegeven door Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling
bij Novadic-Kentron of een soortgelijke ambulante zorginstelling, zolang de reclassering
dit noodzakelijk acht;
-zich binnen 48 uur na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij
verslavingsreclassering Novadic-Kentron, [adres Novadic-Kentron] , 5626 ND, Eindhoven,
telefoonnummer [telefoonnummer] , en zich zal blijven melden zo frequent en zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht;
-zich gedurende de proeftijd onthoudt van het gebruik van alcohol alsmede zijn
medewerking verleent aan bloed- of urineonderzoeken voor zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
waarbij Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, [adres] 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Opheffingvan het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
t.a.v. 01/845515-16 feit 1:
Maatregel van schadevergoedingvan € 300,= subsidiair 6 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van € 300,=, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag betreft een immateriële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van € 300,=, zijnde een immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
t.a.v. 01/845515-16 feit 2:
Maatregel van schadevergoedingvan € 110,00 subsidiair 2 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [verbalisant 1] van een bedrag van € 110,=, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 100,= immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 10,= materiële schadevergoeding. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op. Het totale bedrag aan schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (immateriële schadevergoeding) en 23 september 2016 (materiële schadevergoeding) tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan [verbalisant 1] , van een bedrag van € 110,=, te weten
€ 100,= immateriële schadevergoeding en € 10,= materiële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (immateriële schade) en 23 september 2016 (materiële schade) tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. (zaaknummer 99/000223-28; parketnummer 01/845153-13)
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van mr. W. Heijninck en D.A. Koopmans, griffiers,
en is uitgesproken op 26 juli 2017.