Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 18 juli 2017 in de zaak tussen
[vergunninghoudster](vergunninghoudster), te [plaats] , gemachtigde: mr. J. van Groningen.
Rechtbank Oost-Brabant
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 18 juli 2017, wordt de status van de woning van eisers als bedrijfswoning bij de inrichting van vergunninghoudster beoordeeld. Eisers, die een transport- en loonwerkbedrijf runnen, hebben hun woning in 1996 gekocht, toen er nog geen intensieve veehouderij op de aangrenzende percelen was. De rechtbank oordeelt dat de woning van eisers feitelijk en planologisch geen deel uitmaakt van de inrichting van vergunninghoudster, die een intensieve veehouderij exploiteert. De rechtbank stelt vast dat de woning van eisers nooit deel heeft uitgemaakt van een veehouderij en dat de woning niet als bedrijfswoning kan worden beschouwd. Dit heeft gevolgen voor de beoordeling van de milieugevolgen van de inrichting voor de woning van eisers, die niet zijn onderzocht in het bestreden besluit. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om binnen 12 weken het gebrek te herstellen en de milieugevolgen te onderzoeken. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste beoordeling van de status van de woning in relatie tot de vergunningverlening voor de veehouderij.