Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2017 in de zaak tussen
Procesverloop
- dat beroep gegrond verklaard;
- vastgesteld dat verweerder, als gevolg van het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eiseres, een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft verbeurd van in totaal € 1.260,00;
- verweerder opgedragen uiterlijk op 20 december 2016 te beslissen op de aanvraag van 23 december 2014 en bepaald dat verweerder een aan eiseres te betalen dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,00;
- verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, begroot op € 248,00;
- bepaald dat verweerder de betaalde griffierechten van € 334,00 aan eiseres vergoedt.
Overwegingen
contempt of courtin Angelsaksische stelsels. Verweerder had eigenlijk al veel eerder moeten beslissen op de aanvraag, dus een langere begunstigingstermijn om alsnog te beslissen kan niet aan de orde zijn. De eerder door de rechtbank vastgestelde dwangsom is daarbij een onvoldoende prikkel gebleken voor verweerder om tijdig te beslissen. Een beduidend forsere dwangsom per dag met een hoger maximumbedrag is daarom aangewezen, aldus eiseres.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op uiterlijk binnen twee weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden te beslissen op de aanvraag van 23 december 2014;
- bepaalt dat verweerder een aan eiseres te betalen dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, en wel ter hoogte van:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres, begroot op € 520,04;
- bepaalt dat verweerder de betaalde griffierechten van € 334,00 aan eiseres vergoedt.