ECLI:NL:RBOBR:2017:3784

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
01/845188-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichtingen, beschadigingen en vernielingen van religieuze en openbare goederen

Op 14 juli 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere brandstichtingen, beschadigingen en vernielingen van onder meer kappelletjes, kerken en begraafplaatsen. De verdachte, geboren in 1996, is verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank heeft op basis van de feiten en omstandigheden, waaronder de geestelijke toestand van de verdachte, besloten om een taakstraf van 120 uren op te leggen, met aftrek van voorarrest, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden opgelegd met een proeftijd van 2 jaren, onder bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en voortzetting van begeleiding.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk stichten van brand in een kapelletje en het vernielen van goederen die aan anderen toebehoorden. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele feiten, maar achtte de meeste tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de grote onrust die de daden van de verdachte in de omgeving hebben veroorzaakt, evenals de materiële schade die is ontstaan. De verdachte heeft tijdens de proeftijd van een eerdere strafzaak opnieuw strafbare feiten gepleegd, wat als strafverzwarend is beschouwd.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €549,95 aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten van de benadeelde partij, die op dat moment op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de leden de zaak hebben behandeld en de griffier de uitspraak heeft vastgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch,
Team strafrecht
Parketnummers: 01/845188-17 en 01/042484-16 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 14 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adresgegevens 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 juni 2017.
Op deze zitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak met
parketnummer 01/845188-17is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 juni 2017. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 30 juni 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 februari 2017 tot en met 1 maart 2017 in de gemeente Knegsel, gemeente Eersel, althans in het arrondissement Oost-Brabant, (telkens) opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur in een kapelletje met een brandende aansteker en/of een kaars, in elk geval een brandend voorwerp (een) boeket(ten) kunstbloemen en/of een boek in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemd kapelletje en/of andere goederen in dat kapelletje te duchten was;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 augustus 2016 tot en met 29 maart 2017 te Veldhoven en/of te Eindhoven en/of te Knegsel en/of te Wintelre en/of Steensel, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk de hieronder genoemde goederen heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt en/of weg heeft gemaakt, welke goederen geheel of ten dele aan een ander en/of anderen toebehoorde, door (telkens) deze hieronder vernoemde goederen met (discriminerende en/of haatdragende en/of beledigende) teksten en/of tekeningen en/of hakenkruizen te bekladden en/of te besmeuren en/of te bekrassen en/of het omvertrekken en/of lostrekken van (delen van) beelden en/of (een) ketting(en), en wel:
- (in de periode van 30 januari 2017 tot en met 1 februari 2017 te Veldhoven)
een of meer deur(en) en/of een of meer mu(u)r(en) en/of een foto en/of een of meer plakka(a)t(en) en/of een brievenbus en/of een kruis, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde en/of
- (in de periode van 5 december 2016 tot en met 23 december 2016 te Eindhoven) (een of meer muren van) een kapel en/of een of meer (staande) lantaarn(s) en/of een (houten) bank en/of een boek, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan de [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] toebehoorde en/of
- (in de periode van 28 november 2016 tot en met 15 december 2016 te Veldhoven) (een of meer muren en/of de trap en/of de stoeprand en/of de parkeergarage en/of de balustrade en/of een paal en/of een brandkast en/of een informatiebord) van het City Centrum en/of City Passage, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan de [benadeelde 4] toebehoorde en/of
- (in de periode van 1 september 2016 tot en met 1 februari 2017 te Knegsel) (een of meer muren van) een kapel en/of (toegangs)weg en/of stoep en/of (een) grafzerk(en) en/of deur(en) en/of (een) stoel(en) en/of (een) bank(en) en/of een fotoportret en/of (een) beeld(en), welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 5] toebehoorde en/of
- (in de periode van 2 maart 2017 tot en met 4 maart 2017 te Knegsel) het (corpus)beeld en/of drie, (een) grafzerk(en), welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan de [benadeelde 6] toebehoorde en/of
- (in de periode van 28 februari 2017 tot en met 2 maart 2017 te Eindhoven) een houten poort en/of schutting, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 7] toebehoorde en/of
- (in de periode van 28 februari 2017 tot en met 1 maart 2017 te Eindhoven (een) (afdek)plaat welk goed geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 8] toebehoorde en/of
- (op of omstreeks 28 maart te Steensel) (een of meer muren en/of ramen van) een kapel en/of een of meer lampen en/of een (picknick)tafel en/of (een) bank(en), welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 9] ) toebehoorde en/of
- (in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 1 april 2017 te Veldhoven) een of meer ketting(en) en/of een graf(zerk), welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten [benadeelde 10] toebehoorde en/of
- ( omstreeks 30 maart 2017 te Eindhoven) (een of meer muren van) een (Maria)kapel en/of een (Maria)beeld en/of een elektrahuis en/of een (zit)bank,
welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten [benadeelde 2] toebehoorde en/of
- (in of omstreeks de periode van 2 maart tot en met 4 maart te Wintelre) een grafzerk en/of grafsteen, welk goed geheel of ten dele toebehoorde aan een ander te weten aan [benadeelde 11] toebehoorde en/of
- (in of omstreeks de periode van 2 maart tot en met 4 maart te Wintelre) een grafzerk en/of grafsteen, welk goed geheel of ten dele toebehoorde aan een ander te weten aan [benadeelde 12] toebehoorde;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2017 t/m 4 maart 2017 te Wintelre, gemeente Eersel (telkens) opzettelijk een graf, (op het kerkhof) gelegen aan de [adresgegevens 2] , heeft geschonden;
3.
hij in of omstreeks de periode van 5 december tot en met 10 december 2016 te Eindhoven [benadeelde 3] , althans de sleutelhoudster van de kapel van de [benadeelde 2] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte toen daar opzettelijk dreigend de woorden: "Tik, tak, sleutelhoudster, je gaat eraan, ha, ha" en/of "sterf vuile christen" geschreven op een lantaarn;
De zaak met
parketnummer 01/042484-16is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 juni 2017. Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 februari 2016 te Steensel, gemeente Eersel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (de deur en/of ijzeren hekwerk van) een kapel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde 13] en/of [benadeelde 14] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/845188-17 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, met uitzondering van de laatste twee gedachtestreepjes zoals vermeld onder feit 2 primair waarvan verdachte partieel vrijgesproken dient te worden. Verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder 3 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/042484-16 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/845188-17 erkent verdachte dat hij het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Met uitzondering van het zesde, zevende en negende gedachtenstreepje [zaak 7, 8 en 10], ontkent verdachte dat hij de gedragingen zoals geformuleerd onder de gedachtestreepjes van feit 2 primair heeft gepleegd. Voorts ontkent hij het feit zoals ten laste gelegd onder feit 3 te hebben gepleegd. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/042484-16 ontkent verdachte dat hij degene is geweest die de deur en/of het slot heeft vernield/beschadigd aangezien dit bij aankomst al beschadigd/vernield zou zijn. Ook ontkent verdachte opzet te hebben gehad op voornoemde vernieling/beschadiging.
In aanvulling op het voorgaande heeft de raadsvrouwe zich op het standpunt gesteld dat er een bewezenverklaring kan volgen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit van de dagvaarding met parketnummer 01/845188-17. Ten aanzien van de bewezenverklaring van de navolgende gedachtestreepjes, zoals geformuleerd onder 2 primair, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank: zes [zaak 7], zeven [zaak 8] en negen [zaak 10]. Verdachte dient partieel vrijgesproken te worden van de gedragingen zoals geformuleerd onder de navolgende gedachtestreepjes van feit 2 primair: een [zaak 1], twee [zaak 2], drie [zaak 3], vier [zaak 4], vijf [zaak 6], acht [zaak 9], tien [zaak 11], elf [zaak 12] en twaalf [zaak 13]. Voorts dient verdachte vrijgesproken te worden van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het feit van de dagvaarding met parketnummer 01/042484-16 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/845188-17:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit zoals onder 1 ten laste gelegd heeft gepleegd. Met uitzondering van de laatste twee gedachtestreepjes [zaak 12 en 13], acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Van de gedragingen zoals geformuleerd onder gedachtenstreepje 11 [zaak 12] en 12 [zaak 13] zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd onder feit 3, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/042484-16:
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/845188-17:
De verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat geen geloof gehecht moet worden aan zijn bekennende verklaring zoals afgelegd bij de politie ten aanzien van de feiten zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 01/845188-17. Hiertoe heeft verdachte aangevoerd dat hij een aantal van de ten laste gelegde gedragingen bij de politie heeft bekend omdat hij het verhoor zo snel mogelijk wilde doen beëindigen. Verdachte deed dit omdat hij moe was en honger had. Verdachte stelt dat hij in de veronderstelling verkeerde dat in Nederland overal camera’s hangen en dat de politie daarmee zijn onschuld wel zou aantonen.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt. De rechtbank ziet geen aanleiding geloof te hechten aan de door verdachte ter terechtzitting afgelegde [ontkennende] verklaring. De rechtbank hecht meer geloof aan de verklaring van de verdachte zoals afgelegd bij de politie gelet op de specifieke details waar verdachte bij de politie over heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de processen-verbaal van verhoor er geen blijk van geven dat verdachte het politieverhoor - om welke reden dan ook - telkens snel wilde doen beëindigen.
Ten aanzien van de zaken met parketnummers 01/845188-17 en 01/042484-16:
De overige door de verdediging gevoerde verweren ten aanzien van de feiten met parketnummer 01/845188-17 en 01/042484-16 merkt de rechtbank aan als bewijsverweren. Deze verweren worden weerlegd door de inhoud van na te melden bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient -voor zover die op dit feit betrekking heeft- als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelenbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/845188-17:
1.
op tijdstippen in de periode van 21 februari 2017 tot en met 1 maart 2017 in Knegsel, gemeente Eersel, opzettelijk brand heeft gesticht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk door middel van open vuur in een kapelletje met een brandend voorwerp kunstbloemen en een boek in brand gestoken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor voornoemd kapelletje en andere goederen in dat kapelletje te duchten was;
2.
op tijdstippen in de periode van 29 augustus 2016 tot en met 29 maart 2017 te Veldhoven en/of te Eindhoven en/of te Knegsel en/of Steensel, telkens opzettelijk en wederrechtelijk de hieronder genoemde goederen heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, welke goederen aan anderen toebehoorden, door telkens deze hieronder vernoemde goederen met (discriminerende en/of haatdragende en/of beledigende) teksten en/of tekeningen en/of hakenkruizen te bekladden en/of te besmeuren en/of te bekrassen en/of lostrekken van (delen van) beelden en/of een ketting, en wel:
- (in de periode van 30 januari 2017 tot en met 1 februari 2017 te Veldhoven)
een of meer deur(en) en/of een of meer muren en/of een foto en/of een of meer plakka(a)t(en) en/of een brievenbus en/of een kruis, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 1] toebehoorde en
- (in de periode van 5 december 2016 tot en met 23 december 2016 te Eindhoven) (een of meer muren van) een kapel en/of een of meer (staande) lantaarn(s) en/of een (houten) bank en/of een boek, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan de [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] toebehoorde en
- (in de periode van 28 november 2016 tot en met 15 december 2016 te Veldhoven) (een of meer muren en/of de trap en/of de stoeprand en/of de parkeergarage en/of de balustrade en/of een paal en/of een brandkast en/of een informatiebord) van het City Centrum en/of City Passage, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan de [benadeelde 4] toebehoorde en
- (in de periode van 1 september 2016 tot en met 1 februari 2017 te Knegsel) (een of meer muren van) een kapel en/of (toegangs)weg en/of stoep en/of (een) grafzerk(en) en/of deur(en) en/of (een) stoel(en) en/of (een) bank(en) en/of een fotoportret en/of (een) beeld(en), welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 5] toebehoorde en
- (in de periode van 2 maart 2017 tot en met 4 maart 2017 te Knegsel) het (corpus)beeld en/of drie grafzerken, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan de [benadeelde 6] toebehoorde en
- (in de periode van 28 februari 2017 tot en met 2 maart 2017 te Eindhoven) een houten poort en/of schutting, welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 7] toebehoorde en
- (in de periode van 28 februari 2017 tot en met 1 maart 2017 te Eindhoven (een) (afdek)plaat welk goed geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 8] toebehoorde en
- (omstreeks 28 maart te Steensel) (een of meer muren en/of ramen van) een kapel en/of een of meer lampen en/of een (picknick)tafel en/of (een) bank(en), welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten aan [benadeelde 9] ) toebehoorde en
- (in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 1 april 2017 te Veldhoven) een of meer ketting(en) en/of een graf(zerk), welke goederen geheel of ten dele aan een ander te weten [benadeelde 10] toebehoorde en
- (omstreeks 30 maart 2017 te Eindhoven) (een of meer muren van) een (Maria)kapel en/of een (Maria)beeld en/of een elektrahuis en/of een (zit)bank,
welke goederen geheel of ten dele aan een ander toebehoorde.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 01/042484-16:
op 27 februari 2016 te Steensel, gemeente Eersel, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk (de deur en/of ijzeren hekwerk van) een kapel, toebehorende aan [benadeelde 14] , heeft beschadigd.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf van 120 uur met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest, subsidiair te vervangen door 60 dagen hechtenis. Daarnaast dient aan verdachte opgelegd te worden een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Hieraan dienen de navolgende voorwaarden verbonden te worden: een meldplicht en reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt dat verdachte een ambulante behandeling dient te ondergaan wanneer de reclassering dit noodzakelijk acht. Voorts dient in de bijzondere voorwaarden opgenomen te worden dat de reclassering er op kan toezien dat de reeds ingezette begeleiding door het FACT-team doorgang vindt.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij zich kan vinden in de strafmaat zoals geformuleerd door de officier van justitie. Gelet op het geringe inkomen van verdachte zou een geldboete geen goede strafmodaliteit zijn. De verdediging kan zich vinden in de oplegging van een taakstraf en verdachte is bereid deze straf uit te voeren. Desalniettemin heeft de verdediging verzocht de door de officier van justitie gevorderde straf te matigen onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bij oplegging van de gevorderde straf zou verdachte zwaarder worden gestraft dan een verdachte zonder dergelijke beperkingen.
Het oordeel van de rechtbank.
Algemeen
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. De rechtbank houdt bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Strafverzwarende omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van brandstichtingen, beschadigingen en vernielingen van onder meer delen van en goederen afkomstig van kappelletjes, kerken en begraafplaatsen. De goederen werden beklad, besmeurd en bekrast met discriminerende, haatdragende, beledigende teksten, tekeningen en hakenkruizen. Verdachte heeft dit gedaan vanuit zijn opvattingen tegen het Christendom. De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben grote onrust veroorzaakt in de omgeving van Eindhoven, Veldhoven en omliggende Kempendorpen. Ook daarbuiten heeft dit gevoelens van angst, onveiligheid en verontwaardiging opgeroepen. Daarnaast hebben de delicten grote materiële schade veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Voorts houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte een groot deel van de strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van een voorwaardelijk geseponeerde strafzaak.
Strafmatigende omstandigheden
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de inhoud van het omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport van GZ-psycholoog N. van der Weegen d.d. 10 juni 2017. De rechtbank deelt de bevindingen en conclusie van de psycholoog en acht het aannemelijk dat er bij verdachte ten tijde van de door hem gepleegde delicten op 27 februari 2016 en in de periode van 29 augustus 2016 tot en met 29 maart 2017 sprake was van een stoornis van de geestvermogens. Volgens de psycholoog moet verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Ook de rechtbank gaat er, gelet op de inhoud van voornoemd rapport, van uit dat de door verdachte gepleegde delicten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het advies van de reclassering d.d. 21 juni 2017 tot het opleggen van een voorwaardelijke straf alsmede de omstandigheid dat verdachte de reeds ingezette begeleiding door het FACT-team wil voortzetten.
De strafsoort, strafmaat en strafmodaliteit
De rechtbank overweegt dat verdachte meerderjarig was ten tijd van het plegen van de strafbare feiten. De rechtbank deelt de in de Pro Justitia rapportage d.d. 10 juni 2017 geformuleerde bevindingen en conclusie van GZ-psycholoog N. van der Weegen ten aanzien van het achterwege laten van de toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank ziet in de persoonlijkheid of ontwikkeling van verdachte geen aanleiding over te gaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank legt deze gevangenisstraf voorwaardelijk op, enerzijds om de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om door invloed uit te oefenen op het gedrag van de verdachte het door verdachte opnieuw plegen van een strafbaar feit tegen te gaan en verdachte te bewegen de reeds in gang gezette begeleiding door het FACT-team voort te zetten. Aan de voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Conclusie
Alle feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest, alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is.

De vordering van de [benadeelde 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toegewezen dient te worden.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de door de verdediging bepleitte [partiële] vrijspraak van het feit. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat zij zich zal refereren aan het oordeel van de rechtbank als het tot een bewezenverklaring van het desbetreffende feit komt.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 47, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 01/845188-17.
Verklaart het onder parketnummer 01/845188-17 1 en 2 primair ten laste gelegde alsmede het onder 01/042484-16 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01/845188-17 feit 1:

opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/845188-17 feit 2 primair:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken, meermalen gepleegd
T.a.v. 01/042484-16:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel:

Taakstrafvoor de duur van
120 urensubsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank waardeert een in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte dag op 2 uur te verrichten arbeid.

Gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt de navolgende bijzondere voorwaarden:
  • dat veroordeelde zich (uiterlijk) binnen twee dagen na het onherroepelijk zijn van dit vonnis tussen 09:00 uur en 12:00 uur zal melden bij de Reclassering Nederland regio Zuid via telefoonnummer 088-8041504 en zich daarna gedurende een door die reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
  • dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering;
  • dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, ook als dit inhoudt het verlenen van medewerking aan een -door de reclassering noodzakelijk geachte- ambulante behandeling;
  • de Reclassering Nederland regio Zuid wordt opdracht gegeven er op toe te zien dat de reeds in gang gezette begeleiding van veroordeelde door het FACT-team doorgang vindt. Veroordeelde dient hieraan zijn medewerking te verlenen.
De Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Opheffingvan het tegen verdachte verleende bevel tot
voorlopige hechtenismet ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 13 april 2017 reeds geschorst.
T.a.v. 01/845188-17 feit 2 primair:

Maatregel van schadevergoedingvan € 549,95 subsidiair 10 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] van een bedrag van 549,95 euro (zegge: vijfhonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig eurocent) aan materiële schadevergoeding, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] , van een bedrag van 549,95 euro (zegge: vijfhonderdnegenenveertig euro en vijfennegentig eurocent) aan materiële schadevergoeding
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.J.W. Hermans, voorzitter,
mr. J.H.L.M. Snijders en mr. W.B. Kok, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. de Haas, griffier,
en is uitgesproken op 14 juli 2017.
Mr. Kok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.