ECLI:NL:RBOBR:2017:3711

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
01/860465-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs in een laboratorium

Op 12 juli 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het inrichten van een laboratorium voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, in de periode van 16 maart 2016 tot en met 22 juni 2016, samen met anderen handelingen heeft verricht die in strijd zijn met de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk bereiden en verwerken van amfetamine, een middel dat op de lijst I van de Opiumwet staat. Tijdens het onderzoek werd een groot laboratorium aangetroffen in varkensstallen, waar aanzienlijke hoeveelheden chemicaliën en productiematerialen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen van de verdachte, die in het laboratorium waren aangetroffen. De verdediging voerde aan dat het bewijs onvoldoende was, omdat de DNA-sporen op verplaatsbare objecten waren aangetroffen. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring over hoe zijn DNA in het laboratorium terecht was gekomen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, wat lager was dan de door de officier van justitie geëiste 4 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/860465-16
Datum uitspraak: 12 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Goirle op [geboortedatum] 1982,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 juni 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 22 juni 2016 te [plaats] , [gemeente] , (in (een) stalruimte(n)/bedrijfsruimte(n) op het perceel [adres] te [plaats] , [gemeente] ) en/of een of meerdere (andere) plaatsen in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)

hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s)

- (een) stalruimte(n)/bedrijfsruimte(n) op het perceel [adres] te [plaats] , [gemeente] , ter beschikking gesteld en/of
- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of (andere soorten) verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen voorhanden gehad, waaronder zwavelzuur en/of zoutzuur en/of formamide en/of mierenzuur en caustic soda en/of BMK en/of BMK-glycidezuur en/of APAA en/of amfetamine en BMK in methanol en/of
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en) voorhanden gehad, waaronder een of meerdere: ketel(s) en/of gasbrander(s) en/of gasflessen en/of koeler(s) en/of pomp(en) en/of - een hoeveelheid laboratoriummaterialen voorhanden gehad, waaronder een of meerdere jerrycan(s)/vat(en) en/of maatbeker(s) en/of elektrische verwarmingsdeken(s) en/of lekbak(ken) en/of trechter(s) en/of veiligheidsmasker(s) en/of handschoen(en).

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 22 juni 2016 werd een omvangrijk laboratorium voor de vervaardiging van synthetische drugs aangetroffen in varkensstallen op het adres [adres] te [plaats] . Naar aanleiding van deze vondst werden meerdere onderzoeken ingesteld, waaruit (onder meer) verdachte naar voren kwam als zijnde betrokken bij dit laboratorium.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Dit omdat er dadersporen van verdachte in het laboratorium zijn aangetroffen.
De officier van justitie baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen. Op een in het laboratorium aangetroffen halfgelaatsmasker is het DNA-profiel van verdachte aangetroffen. Verder is op een aantal in het laboratorium aangetroffen wegwerphandschoenen en op een ander ter plaatse aangetroffen halfgelaatsmasker een DNA-mengprofiel aangetroffen van meerdere donoren, van wie zeker één man is en verdachte niet is uitgesloten.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich, samengevat, op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte daadwerkelijk handelingen heeft verricht in het in varkensstallen op het adres [adres] in [plaats] ondergebracht laboratorium. Van medeplegen van het bevorderen van een feit bedoeld in het vierde lid of vijfde van artikel 10 van de Opiumwet, moet verdachte om die reden worden vrijgesproken. De verdediging stelt daartoe onder meer dat er in het laboratorium weliswaar een DNA-spoor op een halfgelaatmasker is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, maar dat dit een spoor betreft op een verplaatsbaar object. Ook de overige DNA-sporen zijn aangetroffen op verplaatsbare objecten, namelijk de handschoenen. Dat betreffen DNA-mengprofielen, waaraan dus meerdere personen hebben bijgedragen. Ten aanzien van die sporen wordt slechts gezegd dat verdachte daarvan niet kan worden uitgesloten, daarom kan daaraan geen bewijswaarde worden toegekend. Omdat de DNA-sporen op verplaatsbare objecten zijn aangetroffen kunnen die niet aan het bewijs bijdragen. De verdediging stelt verder dat verdachte een plausibele verklaring heeft afgelegd hoe gelaatsmaskers en/of handschoenen met zijn DNA in het laboratorium in [plaats] terecht hebben kunnen komen.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de gehele uitwerking daarvan. Deze is als bijlage gevoegd bij dit vonnis.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 22 juni 2016 is in varkensstallen op het adres [adres] te [plaats] een groot laboratorium aangetroffen waar meerdere productieprocessen van op lijst I van de Opiumwet vermelde stoffen hebben plaatsgevonden
Betrokkenheid verdachte.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het aangetroffen laboratorium in [plaats] . In het laboratorium zijn onder meer halfgelaatsmaskers aangetroffen en witte latex handschoenen. Bij een onderzoek naar speeksel op een halfgelaatsmasker heeft de speekseltest een positieve reactie opgeleverd. Bij DNA-onderzoek aan dat masker is een DNA-mengprofiel aangetroffen. Het hoofdprofiel daarvan matcht met het DNA-profiel van verdacht. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. De rechtbank stelt op grond daarvan vast op dit halfgelaatsmasker DNA van verdachte bevat en door hem gedragen is.
Voorts zijn op meerdere latex (wegwerp)handschoenen en een ander halfgelaatsmasker die in het laboratorium zijn aangetroffen, DNA- mengprofielen aangetroffen waarvan verdachte niet kan worden uitgesloten. Ten aanzien van die sporen is geen nader analyse en statistische onderzoek met betrekking tot mogelijk donorschap van de verdachte verricht, hetgeen meebrengt dat de rechtbank daar op zichzelf geen bewijswaarde aan zal toekennen.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat aangetroffen DNA-materiaal van verdachte zich bevond op verplaatsbare objecten en dat, verwijzend naar jurisprudentie daaromtrent, dit om die reden niet kan bijdragen tot bewijs.
Verdachte heeft in dat verband – overigens eerst op de terechtzitting van 28 juni 2017 - een uitleg gegeven voor het aantreffen van de hiervoor besproken DNA-sporen in het laboratorium. Verdachte heeft toen verklaard dat hij in 2014 heeft gewerkt in een xtc-laboratorium in België, dat hij op een gegeven moment door hem in dat laboratorium gebruikte handschoenen, gelaatsmaskers en maatbekers naar zijn woonplaats in Nederland had meegenomen om te reinigen. Voorts heeft hij verklaard dat hij in dat XTC-laboratorium door de politie is opgepakt en aansluitend een tijd gevangen heeft gezeten. Zijn ouders of kennissen moeten tijdens zijn detentie zijn kamer hebben leeggeruimd en een aantal goederen, waaronder het masker en de handschoenen, hebben weggedaan. Volgens verdachte zijn dit waarschijnlijk de gelaatsmaskers en handschoenen die in het laboratorium in [plaats] zijn aangetroffen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze verklaring en het door de verdediging ingenomen standpunt met betrekking tot DNA dat is aangetroffen op verplaatsbare voorwerpen als volgt. Op zich zelf is juist dat indien op een bepaalde locatie een verplaatsbaar voorwerp wordt aangetroffen met daarop DNA van een bepaald persoon, niet zonder meer daaruit kan worden afgeleid dat deze persoon daar ook zelf aanwezig is geweest. De verklaring die verdachte evenwel heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA in het laboratorium in [plaats] , namelijk het vanuit een XTC-laboratorium in België naar zijn woonplaats in Nederland meenemen van –zoals verdachte heeft verklaard – handschoenen, maatbekers en gelaatsmaskers teneinde deze daar schoon te maken, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig en onaannemelijk. De rechtbank merkt op dat wegwerphandschoenen gewoonlijk worden weggeworpen en niet schoongemaakt. De rechtbank schuift deze verklaring voor het aantreffen van zijn DNA in het laboratorium dan ook terzijde.
Periode.
Gelet op de verklaring van makelaar [getuige] dat zij op 16 maart 2016 nog in de betreffende varkensstallen is geweest en toen geen laboratorium heeft aangetroffen gaat de rechtbank er van uit dat het laboratorium eerst na 16 maart 2016 in de varkensstallen is ondergebracht.
Medeplegen.
Anders dan door de verdediging gesteld, kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Dit gelet op de omvang van het laboratorium en omdat in het laboratorium op meerdere attributen die zijn gebruikt bij de productie van harddrugs DNA materiaal van andere personen is aangetroffen.
Conclusie.
Op grond van de inhoud van de bijgevoegde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna onder de bewezenverklaring nader zal worden aangegeven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsbijlage uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
in de periode van 16 maart 2016 tot en met 22 juni 2016 te [plaats] , [gemeente] , in stalruimten/bedrijfsruimten op het perceel [adres] te [plaats] , [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden, - voorwerpen en stoffen voorhanden hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten hebbende hij, verdachte, en een of meer van zijn mededader(s)
- een grote hoeveelheid jerrycans en vaten en/of andere soorten verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen voorhanden gehad, waaronder zwavelzuur en zoutzuur en formamide en mierenzuur en caustic soda en BMK en BMK-glycidezuur en APAA en amfetamine en BMK in methanol en
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en) voorhanden gehad, waaronder een of meerdere ketels en gasbrander(s) en gasflessen en koeler(s) en pomp(en) en - een hoeveelheid laboratoriummaterialen voorhanden gehad, waaronder een of meerdere jerrycans/vaten en maatbekers en elektrische verwarmingsdekens en lekbak(ken) en/of trechter(s) en/of veiligheidsmaskers en handschoenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
(Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.)
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft in 2014/2015 gedetineerd gezeten in een gevangenis in België. Hij is in december 2015 op vrije voeten gekomen. Daarna is hij een ander leven begonnen. Hij woont inmiddels samen met zijn vriendin. Zijn vriendin is zwanger. Begin december 2017 wordt hun baby verwacht. De vriendin van verdachte lijdt aan het PTSS- syndroom. Zij heeft de komende tijd hulp en steun van verdachte nodig.
Gelet op deze omstandigheden heeft de raadsman verzocht om, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de strafeis fors te matigen.
De raadsman heeft verder verwezen naar een vonnis in de zaak met parketnummer 01/993225-16. In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 20 april 2017 een verdachte van wie DNA was aangetroffen op een gasmasker in een laboratorium in [plaatsnaam] veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan een deel, groot zes maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is betrokken geweest bij het inrichten van een omvangrijk laboratorium voor de productie van synthetische drugs. Dit gedrag is zeer laakbaar. Met zijn handelen faciliteert hij namelijk de drugsproducenten. Verdachte houdt daarmee de productie van synthetische drugs in stand. De (chemische processen bij de) productie van synthetisch drugs, de ongecontroleerde opslag van chemicaliën ten behoeve van deze productie en de dumpingen van drugsafval brengen grote veiligheidsrisico’s en risico’s voor de volksgezondheid met zich. Het is ook algemeen bekend dat het gebruik van synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Het is tot slot ook een feit van algemene bekendheid dat de productie van en handel in synthetische drugs in handen is van grote, georganiseerde criminele verbanden die daarmee grote winsten maken en hun belangen in deze handel en productie beschermen met geweld en bedreiging met geweld.
In dit geval betrof het een drugslaboratorium van grote omvang. Uit het dossier blijkt bijvoorbeeld dat er 60 kg Apaan, 6475 liter zwavelzuur, 2175 liter zoutzuur en 995 liter formamide is aangetroffen. De officier van justitie heeft ter zitting toegelicht dat uit dit lab per batch voor ongeveer 250.000 à 330.000 euro aan amfetaminepasta kon worden geproduceerd. De betrokken belangen zijn dan ook groot. Dat verdachte zich beweegt in kringen die zich op deze schaal met de productie van harddrugs bezighouden, weegt de rechtbank in zijn nadeel mee.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat uit een uittreksel justitiële documentatie van 29 mei 2017 blijkt dat hij op 4 oktober 2011 is veroordeeld voor soortgelijke feiten tot een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden en dat hij op 3 april 2008 voor het medeplegen van de productie van synthetische drugs is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. Verder houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij, zoals hij ter terechtzitting van 28 juni 2017 heeft verklaard, in 2014/2015 in België gedetineerd heeft gezeten voor betrokkenheid bij een xtc laboratorium.
Gelet op het vorenstaande is verdachte kennelijk niet of onvoldoende bereid is zijn crimineel gedrag te veranderen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 47
Opiumwet art. 2, 10, 10a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van om een feit bedoeld in artikel 10 vierde lid van de Opiumwet voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:

gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. A.W.A. Kap-Knippels en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van G.G. Dirks, griffier,
en is uitgesproken op 12 juli 2017.