ECLI:NL:RBOBR:2017:3697

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
11 juli 2017
Zaaknummer
01/879060-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van munitie en cocaïne met vrijspraak voor wapenimport voorbereidingshandelingen

Op 11 juli 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van munitie en cocaïne, evenals van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor wapenimport. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, met aftrek van voorarrest, voor het voorhanden hebben van 46 kogelpatronen en 10,2 gram cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de beschuldiging van het medeplegen van voorbereidingshandelingen op het gebied van wapenimport.

De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking van de woning van de verdachte, waar handgeschreven lijsten met wapens en prijzen werden aangetroffen. De officier van justitie stelde dat deze lijsten bestellijsten voor wapens waren, maar de verdediging betwistte dit en stelde dat de lijsten betrekking hadden op een computerspel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij internationale wapenhandel.

De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van doorzoekingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van de cocaïne en munitie, maar niet aan de voorbereidingshandelingen voor wapenimport. De rechtbank legde een lichtere straf op dan door de officier van justitie was geëist, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken was sinds de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879060-15
Datum uitspraak: 11 juli 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [adresgegevens 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak
gewezen naar aanleiding van de onderzoeken ter terechtzitting van 6 januari 2017, 15 juni 2017, 20 juni 2017 en 27 juni 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht
.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 9 december 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 7 januari 2015 te Hedel, gemeente Maasdriel, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten overtreding van artikel 14, lid 1, juncto artikel 55, lid 4, Wet wapens en munitie, opzettelijk (een) handgeschreven (bestel)lijst(en), althans een of meerdere briefje(s) met daarop een vermelding van afkortingen die verwijzen naar vuurwapens en/of granaten en/of explosieven en/of munitie en/of daarbij behorende geldbedragen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft
vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;

2.

hij op of omstreeks 07 januari 2015 te Hedel, gemeente Maasdriel, voorhanden heeft gehad een aantal kogelpatronen (totaal ongeveer 46 stuks) van het kaliber 9 mm en/of 6.35 mm en/of 7.65 mm en/of .45 mm, in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;

3.

hij op of omstreeks 07 januari 2015 te Hedel, gemeente Maasdriel, opzettelijk aanwezig heeft gehad 10,2 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak ten aanzien van feit 1.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. In de woning van verdachte zijn tijdens de doorzoeking handgeschreven lijsten aangetroffen met daarop een opsomming van verschillende wapens met daarachter cijfers. Uit het feit dat achter deze cijfers net als bij een geldbedrag ‘,- ’ staat, de inhoud van diverse tapgesprekken en uit de ontmoetingen tussen verdachte en [medeverdachte 1] telkens kort voordat [medeverdachte 1] betalingen verricht aan [betrokkene] (de leverancier van de wapens) blijkt dat het bestellijsten voor wapens betreft. Het voorhanden hebben van dergelijke bestellijsten is aan te merken als handelingen in het kader van het medeplegen van voorbereidingshandelingen van het maken van een beroep of gewoonte van het zonder consent doen binnenkomen van wapens of munitie van de categorieën II en III.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft verklaard dat hij deze lijstjes heeft gemaakt ten behoeve van het bijhouden van scores dan wel punten voor het spelen van computerspellen waarin wapens, granaten, explosieven en munitie voorkomen.
De verdachte heeft daarmee een verklaring gegeven voor de woorden en de getallen op de in verdachtes woning aangetroffen lijstjes. Voor zover de rechtbank deze verklaring niet volgt, betwist de verdediging dat deze lijstjes zijn aan te merken als bestellijstjes in het licht van internationale wapenhandel. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat als de rechtbank de verklaring van verdachte niet volgt en oordeelt dat er sprake is van bestellijsten, het enkel voorhanden hebben van bestellijsten nog geen voorbereidingshandeling is. De raadsman heeft voorts betoogd dat het opzet van verdachte en het ten laste gelegde medeplegen niet kan worden bewezen.
Het oordeel van de rechtbank.
Tijdens de doorzoeking zijn in de woning van verdachte drie handgeschreven lijstjes aangetroffen. Op deze lijstjes staat de volgende tekst:
“1-mi-p.50. 1000 kogels per mi[onleesbaar]

10 raketen

10 hand.g.

1AK.comand. nieuste model”

en
“1x .50 4.5000,-
1x snijper 5 km compleet 3.000,-
1x TNT compleet 6.000,-
5x AK 8.750,-
10x HAND 1500,-
2x Rak 4500,-
5x HAND Vu 4250,-
Mun 1500,00
34000,-
32000,-”
en
“2x R.A. - 5000
2x AK- 3750
8750”
De rechtbank is van oordeel dat deze lijsten niet alleen verwijzen naar wapens, maar ook naar prijzen van wapens. Op één van de lijstjes staat immers achter de cijfers ‘,- ’. Deze schrijfwijze wordt enkel en alleen gehanteerd als men een bedrag opschrijft. De verklaring van verdachte dat het geen prijzen betreft, maar punten die deze wapens opleveren in een computerspel, acht de rechtbank gelet op voornoemde schrijfwijze ongeloofwaardig. Verdachte kan ook niet verklaren welk computerspel het zou betreffen (waarmee zijn verklaring ook niet kan worden gecontroleerd), maar heeft zelf ook verklaard dat dergelijke computerspellen je voortgang ‘saven’ en het dus ook niet nodig is om dergelijke aantekeningen te maken.
Het is de rechtbank echter niet duidelijk geworden of de betreffende onder verdachte in beslag genomen lijstjes zijn aan te merken als bestellijsten op grond waarvan [medeverdachte 1] in december 2014 wapens en/of munitie vanuit Kroatië naar Nederland heeft doen vervoeren en in januari 2015 heeft willen vervoeren of dat deze lijsten op een andere wijze betrekking hebben op de inkoop of verkoop van wapens.
Op de lijstjes staan weliswaar enkele wapens die op 6 januari 2015 door de Kroatische politie zijn onderschept, maar bij deze onderschepte wapens zaten ook wapens die niet op deze lijstjes staan. Bovendien staan op de lijstjes ook wapens en springstoffen, te weten “sniper 5 km compleet” en “TNT compleet”, die niet door de Kroatische politie zijn onderschept en waarvan ook niet is gebleken dat deze tijdens een eerder transport in december 2014 vanuit Kroatië naar Nederland zijn vervoerd. Ook komen de aantallen onderschepte en in december 2014 gesmokkelde wapens niet overeen met de op de lijstjes genoemde aantallen.
Ook uit de tapgesprekken en de ontmoetingen tussen verdachte en [medeverdachte 1] blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte bij [medeverdachte 1] wapens heeft besteld en/of deze heeft aanbetaald. Het is weliswaar opvallend dat verdachte en [medeverdachte 1] afspreken om elkaar om 7:00 uur bij [medeverdachte 1] thuis te ontmoeten, nu verdachte daarvoor om 6:00 uur uit Terneuzen moet vertrekken en [medeverdachte 1] de dag daarvoor is teruggekeerd in Nederland na een lange en vermoeiende rit met de auto vanuit Kroatië na een beweerdelijk bezoek aan een kerstmarkt aldaar, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om verdachte betrokkenheid bij (internationale) wapenhandel dan wel de voorbereiding van (internationale) wapenhandel toe te dichten.
Ook is het op zichzelf opvallend dat verdachte eind december tweemaal een ontmoeting heeft kort nadat [betrokkene] [medeverdachte 1] vraagt om een betaling en kort voordat deze betaling wordt gedaan, maar er zijn geen bewijsmiddelen in het dossier dat verdachte [medeverdachte 1] tijdens deze twee ontmoetingen geld heeft overhandigd en deze ontmoeting tussen verdachte en zijn vriend [medeverdachte 1] niet bij toeval samenvielen met deze betalingen.
De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering ten aanzien van feit 2 en feit 3.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder feit 2 en onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder feit 2 en onder feit 3 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 7 januari 2015 een hoeveelheid van 10,2 gram cocaïne en 46 kogelpatronen voorhanden heeft gehad. Deze hoeveelheid cocaïne en kogelpatronen zijn op 7 januari 2015 in de woning van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft toegegeven dat deze cocaïne aan hem toebehoort en dat hij de kogelpatronen voor een vriend bewaart, terwijl hij weet dat het bezit van een dergelijke hoeveelheid cocaïne en de kogelpatronen niet is toegestaan.
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen:
  • Proces-verbaal van doorzoeking woning aan [adresgegevens 2] , pagina 1286 van ordner 4;
  • Proces-verbaal onderzoek wapen, pagina’s 1296 t/m 1300 van ordner 4;
  • Proces-verbaal onderzoek drugs, pagina 92 van ordner 8;
  • De bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting.
Gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering zijn de hiervoor genoemde bewijsmiddelen niet uitgewerkt.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 2:
op 7 januari 2015 te Hedel, gemeente Maasdriel, voorhanden heeft gehad 46 kogelpatronen van het kaliber 9 mm en 6.35 mm en .45 mm, zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
ten aanzien van feit 3.
op 7 januari 2015 te Hedel, gemeente Maasdriel, opzettelijk aanwezig heeft gehad 10,2 gram cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van de duur van het voorarrest en deels onttrekking aan het verkeer en deels teruggave van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen vermelde goederen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is van mening dat kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet zal overschrijden, eventueel aangevuld met een taakstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van ruim 10 gram cocaïne en 46 kogelpatronen van diverse kalibers.
Verdachte heeft harddrugs voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Daarnaast heeft hij kogelpatronen voorhanden gehad. Het bezit van kogelpatronen draagt bij aan het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen, wat het risico op een levensbedreigend geweldsdelict verhoogt. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en van kogelpatronen.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en de rechtbank verdachte vrijspreekt van de onder feit 1 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan en dat deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemene belang.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 36c, 36d, 57, 63
Opiumwet art. 2, 10
Wet wapens en munitie art. 26, 55.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder feit 2 en onder feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van feit 2, feit 3:
Gevangenisstrafvoor de duur van 14 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;

Onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen, te weten:

- een handgeschreven papier, goednr. 246314 (nr.1);
- een plastic tas, Intertoys, met inhoud, goednr. 246300 (nr. 2);
- een handgeschreven kladje, goednr. 261126A (nr. 3);
- een hadgeschreven kladje, goednr. 261126 (nr. 4);
- zes briefjes, goednr. 261129 (nr. 5);
- een kladje met telefoonnummer, G261131 (nr. 6);
- een zwarte etui met 9 patronen, H04.B.4.2.4.1 (nr. 9);
- een groot aantal losse notities, G246310 (nr. 10);
- handgeschreven notities, G246319 (nr. 11);
- een plastic krat met inhoud: papier, munitie, vedomi, G246289 (nr. 12);
- een handgeschreven notitie, G246321 (nr. 13);
- een notitieboekje met handgeschreven notities, G246322 (nr. 14).

Teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte, te weten:

- diverse omhulsels van/en losse simkaarten, G261132 (nr. 7);
- een mapje met pasjes en notities, G246318 (nr. 8);
- zes verschillende simkaarten, G246323 (nr. 15).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. J.J.A. Donkersloot en mr. C.J. Sangers- de Jong, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 11 juli 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, ‘Onderzoek Tefnut’, met proces-verbaalnummer 20150611.1000.9156, afgesloten d.d. 20 januari 2016, bestaande uit 8 ordners. De paginanummers corresponderen met de paginanummers in de ordners 4/8 en 8/8.