Op 11 juli 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van munitie en cocaïne, evenals van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor wapenimport. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, met aftrek van voorarrest, voor het voorhanden hebben van 46 kogelpatronen en 10,2 gram cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte echter vrij van de beschuldiging van het medeplegen van voorbereidingshandelingen op het gebied van wapenimport.
De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking van de woning van de verdachte, waar handgeschreven lijsten met wapens en prijzen werden aangetroffen. De officier van justitie stelde dat deze lijsten bestellijsten voor wapens waren, maar de verdediging betwistte dit en stelde dat de lijsten betrekking hadden op een computerspel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij internationale wapenhandel.
De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangetroffen bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en proces-verbaal van doorzoekingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van de cocaïne en munitie, maar niet aan de voorbereidingshandelingen voor wapenimport. De rechtbank legde een lichtere straf op dan door de officier van justitie was geëist, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de tijd die verstreken was sinds de feiten.