In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 26 januari 2017 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De burgemeester van Valkenswaard had de woning van verzoekers, een vader en zijn volwassen zoon, gesloten omdat er voor de tweede keer een handelshoeveelheid hennep was aangetroffen. De eerste sluiting vond plaats van 3 mei tot 3 augustus 2016, na de ontdekking van een hennepdrogerij. Verzoekers betwistten de sluiting en stelden dat de hennep die nu was aangetroffen, enkel restanten waren van de eerdere doorzoeking. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verklaringen van verzoekers niet geloofwaardig waren, vooral gezien de tegenstrijdigheden in hun verklaringen en de bevindingen van de politie. De burgemeester had op basis van artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid om de woning te sluiten, en verzoekers hebben geen gronden aangevoerd die de sluiting onredelijk zouden maken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.