In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje. De feiten vonden plaats op 6 september 2015 in Veghel, waar de verdachte en het slachtoffer naar de bioscoop gingen. De verdachte heeft ontucht gepleegd door het slachtoffer te tongzoenen en haar borsten, buik en schaamstreek aan te raken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de pleegdatum meerderjarig was, en dat de vordering van de benadeelde partij, die € 556,83 bedraagt, werd toegewezen, inclusief een immateriële schadevergoeding van € 200,-. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege overschrijding van de redelijke termijn en het ontbreken van consultatiebijstand. De rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat er geen sprake was van vormverzuimen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een werkstraf van 40 uur op, waarbij het jeugdstrafrecht werd toegepast, gezien de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer, dat psychologische hulp nodig had na de incidenten. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de bescherming van minderjarigen tegen ontuchtige handelingen.