ECLI:NL:RBOBR:2017:3532

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
17_1018
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over de acceptatie van een ontgrondingenmelding en de rechtmatigheid daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 27 juni 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiser en de Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, met als derde-partij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de acceptatie van een melding door verweerder, die betrekking had op ontgrondingen in het kader van het uitvoeringsplan ‘EVZ Goorloop-Zuid’. Eiser betwist de rechtmatigheid van de acceptatie, omdat deze zou zijn verleend zonder dat de melding was afgewacht, wat in strijd zou zijn met de provinciale ontgrondingenverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de acceptatie van de melding niet in strijd is met de wet, omdat het niet afwachten van de acceptatie geen weigeringsgrond vormt. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn bezwaren te uiten en dat de acceptatie van de melding rechtmatig is. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zich aan de geldende wet- en regelgeving te houden, maar ook dat niet elke procedurele tekortkoming leidt tot onrechtmatigheid van een besluit.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 17/1018

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juni 2017 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, verweerder

(gemachtigden: E. Kramer en ing. J. Vogel.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
het college van burgmeester en wethouders van de gemeente Helmond, (het college)
gemachtigde: Th. van Osch.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de melding van het college op basis van de “Verordening Ontgrondingen provincie Noord-Brabant 2008” (Verordening) geaccepteerd.
Tegen de acceptatie van de melding heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij besluit van 16 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2017. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Het uitvoeringsplan ‘EVZ Goorloop-Zuid’ (uitvoeringsplan) is vastgesteld in 2015. Het uitvoeringsplan omvat de aanleg van een ecologische verbindingszone, beekherstel, de aanleg van plasdraszones en poelen en het treffen van maatregelen om de biodiversiteit te verhogen. In het kader van het project vinden ook ontgrondingen plaats. De ontgrondingen beslaan een oppervlakte van 4.000 m2. Deze ontgrondingen zijn inmiddels uitgevoerd.
1.2
De percelen gemeente Helmond, sectie [letter] , [nummers] zijn gelegen in het gebied Groot Goor te Helmond, nabij de locatie van de ontgrondingen. Eiser is mede-erfgenaam van de overleden eigenaar van deze percelen. Zijn percelen worden omringd door perceel [letter] [nummer 1] .
1.3
Eiser heeft in het verleden onder meer geprocedeerd tegen een watervergunning, die is verleend door het dagelijks bestuur van waterschap De Dommel. Deze watervergunning zag op handelingen in het watersysteem ten behoeve van het uitvoeringsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling) heeft in de uitspraak van 8 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:587) het beroep van eiser tegen de watervergunning ongegrond verklaard.
1.4
Voorafgaand aan het bestreden besluit zijn verweerder en eiser in overleg getreden. Eiser heeft in kader daarvan ingestemd met het verlengen van de beslistermijn. In het bestreden besluit heeft verweerder de acceptatie van de melding gehandhaafd en daarbij aangegeven dat het besluit betrekking heeft op perceel [letter] nummer [nummer 1] in plaats van op het in de melding vermelde perceel [letter] [nummer 2] .
2. Ter zitting heeft eiser zijn beroepsgrond dat een poel deels is gegraven op zijn perceel ingetrokken. Er is niet gegraven op zijn perceel, maar de poel heeft wel invloed op de grondwaterstand op zijn perceel.
3.1
Verweerder heeft gesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft omdat de ontgrondingswerkzaamheden zijn uitgevoerd.
3.2
Eiser heeft gesteld dat hij door de aanleg van een poel schade lijdt. Weliswaar is de poel niet aangelegd op zijn percelen, maar hij stelt dat zijn percelen drassiger worden door die aanleg.
3.3
De rechtbank acht niet op voorhand onaannemelijk dat eiser schade zou kunnen leiden als gevolg van de aanleg van de poel. Daarom heeft eiser een procesbelang in de beroepsprocedure over de ontgronding ten behoeve van deze poel. De rechtbank merkt hierbij nadrukkelijk op dat zij hiermee geen oordeel geeft over een eventuele aansprakelijkheid van verweerder, het college of het waterschap voor de door eiser gestelde schade aan zijn percelen.
4.1
Eiser heeft aangevoerd dat de ontgrondingen zijn gestart voor de acceptatie van de aanvraag.
4.2
Verweerder en het college erkennen dat de ontgrondingen zijn gestart na de melding maar voor de acceptatie van de aanvraag.
4.3
Op basis van artikel 10 van de Verordening is geen ontgrondingenvergunning vereist voor functionele ontgrondingen groter dan 2.000 m2 mits wordt voldaan aan de voorwaarden in dat artikel. Een van deze voorwaarden is dat de ontgronding moet zijn gemeld bij verweerder. Op basis van artikel 12, tweede lid, van de Verordening mag pas worden gestart met de gemelde ontgronding na acceptatie van de melding.
4.4
Het college heeft de acceptatie van de melding niet afgewacht en daarmee gehandeld in strijd met de Verordening. Dit verdient geen schoonheidsprijs. Ook het college zal zich aan de Verordening en de Ontgrondingenwet moeten houden. Het heeft echter geen invloed op de rechtmatigheid van de acceptatie van de melding. Het niet afwachten van de acceptatie is immers geen weigeringsgrond voor acceptatie van de melding die wordt genoemd in artikel 10 van de Verordening. Eiser heeft niet voldoende weersproken dat is gestart met de werkzaamheden ná de melding. Deze beroepsgrond faalt.
5.1
Eiser merkt op dat het uitvoeringsplan is niet gepubliceerd, er geen voorlichtingsavond heeft plaatsgevonden en dat hij geen gelegenheid heeft gehad om te reageren op dit plan terwijl hij als enige aangelande rechtstreeks betrokken is bij het plan. Zijn beroepsgronden tegen de watervergunning hebben als zienswijzen te gelden.
5.2
Verweerder merkt op dat de rechtmatigheid van het uitvoeringsplan en de watervergunning hier niet ter discussie kunnen staan.
5.3
Het college bevestigt dat er voor het uitvoeringsplan geen voorlichtingsavond heeft plaatsgevonden.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat eiser in de bezwaarfase voldoende gelegenheid heeft gehad zijn grieven tegen de ontgrondingen toe te lichten en dat hij daarom niet in zijn procesbelang is geschaad. Bovendien is de rechtbank van oordeel dat terinzagelegging van de melding zelf niet wettelijk is vereist. Het uitvoeringsplan is geen onderwerp van deze procedure en eventuele tekortkomingen rondom dit uitvoeringsplan hebben geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de acceptatie van de melding. Deze beroepsgrond faalt.
6.1
Eiser heeft vervolgens aangevoerd dat in de melding en publicatie van de melding perceel [nummer 2] in plaats van perceel [letter] [nummer 1] wordt genoemd. In het bestreden besluit is dat hersteld maar eiser vindt dat niet zorgvuldig. Eiser is naar eigen zeggen door de publicatie op het verkeerde been gezet omdat zijn percelen worden omsloten door perceel [letter] [nummer 1] .
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de fout in de aanvraag en in de acceptatie van de melding heeft beschouwd als een kennelijke verschrijving. Overigens valt niet in te zien dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad omdat hij tijdig rechtsmiddelen heeft aangewend. Deze beroepsgrond faalt.
7.1
Eiser stelt dat een ontgrondingenvergunning is vereist vanwege de op verweerder rustende zorgplicht. Ook stelt hij dat een vergunning is vereist omdat de ontgrondingen 4.000 m² bedragen en eiser denkt dat de vrijstelling slechts ziet op ontgrondingen kleiner is dan 2.000 m² . Hij heeft ook twijfels bij de financiële uitvoerbaarheid van het plan. Er ligt een inlaatbuis in de poel in strijd met de Waterwet. Het graven van de poel is nadelig voor de grondwaterhuishouding van de percelen van eiser.
7.2
Verweerder en het college hebben ter zitting aangegeven dat het hier niet gaat om een ontgronding in het kader van ecologische verbindingszones, beek- en kreekherstelprojecten en overige natuurontwikkelingsprojecten, zoals bedoeld in artikel 9a van de Verordening maar om een ontgronding zoals bedoeld in artikel 10 van de Verordening.
7.3
Het uitvoeringsplan is geen project als bedoeld in artikel 9a van de Verordening. Het is geen projectplan als bedoeld in de Waterwet. Weliswaar omvat het uitvoeringsplan de aanleg van een ecologische verbindingszone en beekherstel, de rechtbank maakt uit verweerders uitleg ter zitting op, dat er meer werkzaamheden onder vallen en dat het een niet-regulier uitvoeringsplan betreft. Artikel 9a van de Verordening is geen aanvullende maar een zelfstandige vrijstelling van de vergunningplicht ingevolge artikel 7, tweede lid, van de Ontgrondingenwet. Dat is hier aan de orde. Daarom moet uitsluitend worden beoordeeld of wordt voldaan aan artikel 10 van de Verordening. Dit artikel ziet wel degelijk op ontgrondingen groter dan 2.000 m2. De financiële uitvoerbaarheid, het al dan niet ontbreken van een watervergunning en de gevolgen voor de grondwaterhuishouding van de percelen van eiser, zijn géén gronden voor verweerder om de melding niet te accepteren. Eiser heeft desgevraagd géén andere gronden genoemd. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de melding terecht heeft geaccepteerd. Deze beroepsgrond faalt.
8.1
Eiser bestrijdt dat de werken in overeenstemming het met uitvoeringsplan zijn uitgevoerd en dat is gehandeld in strijd met de watervergunning.
8.2
Voor zover ontgrondingen mochten zijn verricht in afwijking van de melding, is dit een handhavingskwestie. Het is geen reden om achteraf de melding niet te accepteren. Het afwijken van het uitvoeringsplan is volgens de rechtbank niet in strijd met de Ontgrondingenwet. Ook de aanleg van een buis in een watersysteem is niet in strijd met de Ontgrondingenwet. Verweerder is hierin geen bevoegd gezag en deze twee omstandigheden, wat hier ook van zij, spelen geen rol in de onderhavige procedure. Deze beroepsgrond leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit
9. Uit de stukken maakt de rechtbank op dat het een omvangrijk project is geweest. De rechtbank is ambtshalve bekend met meerdere procedures van eiser bij deze rechtbank over steeds hetzelfde achterliggende probleem. Dit soort projecten vereisen vaak verschillende toestemmingen of vergunningen op basis van verschillende wetten van verschillende bestuursorganen. De rechtbank kan zich goed voorstellen dat eiser op gegeven moment door de bomen het bos niet meer ziet. Dat is de consequentie van het huidige wettelijke stelsel. Het neemt echter niet weg dat de bestuursrechter gehouden is om per vergunning of toestemming te beoordelen of aan de wettelijke vereisten behorende bij de betreffende vergunning of toestemming is voldaan. De bestuursrechter kan hierbij niet in strijd met de wet andere wettelijke vereisten betrekken. De acceptatie van de melding voldoet aan de Verordening en de Ontgrondingenwet en is rechtmatig.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, voorzitter, en mr. H.M.H. de Koning en mr. J.H.G van den Broek, leden, in aanwezigheid van R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2017.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.