In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 29 juni 2017 uitspraak gedaan over de sluiting van een woning door de burgemeester van Geldrop-Mierlo op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De woningstichting, Stichting Woonbedrijf, had de huurovereenkomst met de huurder beëindigd en de woning ontruimd na het aantreffen van een hennepkwekerij. De burgemeester besloot de woning voor drie maanden te sluiten, maar de woningstichting stelde dat de sluiting geen toegevoegde waarde meer had, omdat de doelen van de Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b al waren verwezenlijkt. Tijdens de zitting werden vijf informanten gehoord, waaronder politieagenten, die verklaarden dat er geen risico's voor nieuwe huurders bestonden en dat de buurt snel op de hoogte was van de ontmanteling van de kwekerij.
De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had gemotiveerd waarom de sluiting nog nodig was, gezien de door de woningstichting genomen maatregelen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de burgemeester op om een nieuw besluit te nemen, waarin hij moet onderbouwen of de doelen van de Beleidsregel in dit geval zijn verwezenlijkt. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de burgemeester tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de woningstichting.