Overwegingen
FeitenEiseres heeft op 11 februari 2016 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking [aanslagnummer] ), gedagtekend 31 januari 2016, betreffende de onroerende zaak [adres] . Bij brief van 16 februari 2016 heeft verweerder de ontvangst van het bezwaar van eiseres bevestigd.
Bij brief van 16 februari 2016 heeft J.W. Vugts (hierna: Vugts) van Kosteloosbezwaar.nl namens eiseres als gemachtigde ook (pro forma) bezwaar gemaakt tegen de hiervoor vermelde WOZ-beschikking van 31 januari 2016. Daarbij heeft Vugts een machtiging van eiseres overgelegd, gedateerd 30 januari 2016. Op 12 maart 2016 heeft Vugts als gemachtigde het bezwaar aangevuld met de gronden daarvan.
Nadat op 7 juni 2016 een telefonische hoorzitting is gehouden heeft verweerder op 18 juli 2016 uitspraak op bezwaar gedaan.
Vugts is als gemachtigde tegen de bestreden uitspraak in beroep gekomen. Hij heeft daarbij de machtiging overgelegd, die hij eerder in bezwaar heeft overgelegd.
De rechtbank stelt vast dat zich onder de gedingstukken een e-mail van 20 september 2016 bevindt, gericht aan Vugts. In deze e-mail geeft de taxateur van de gemeente Laarbeek, mevrouw M. Berkers (Berkers), aan dat zij kort voor de e-mail, in overleg met eiseres, inpandig de verbouwingen van de woning heeft opgenomen. Tijdens dit bezoek liet eiseres zelf aan Berkers weten dat zij niet op de hoogte was van het feit dat Vugts beroep had ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 18 juli 2016. Ook heeft eiseres toen, volgens Berkers, aangegeven dat de handtekening onder de machtiging niet door haar is gezet.
De rechtbank heeft in deze informatie van verweerder aanleiding gezien om eiseres op te roepen om in persoon te verschijnen ter zitting als bedoeld in de artikelen 8:59 en 8:27 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), om inlichtingen te verstrekken over de totstandkoming van de machtiging en de vraag of zij de beroepsprocedure heeft willen voeren, dan wel wil voortzetten.
Het handelen van de gemachtigde
3. Ongeveer een half uur voor aanvang van de behandeling ter zitting heeft Vugts telefonisch contact opgenomen met de griffie van deze rechtbank. In dat gesprek heeft hij medegedeeld dat zowel hij, als eiseres, niet ter zitting zouden verschijnen.
4. Ter zitting bleek eiseres echter, anders dan door Vugts was aangekondigd, wel te zijn verschenen. Zij heeft ter zitting verklaard voorafgaand aan deze zitting geen contact meer gehad te hebben met Vugts, en niet op de hoogte te zijn van de afmelding voor de zitting door Vugts. De rechtbank leidt hieruit af dat Vugts, zonder daartoe met eiseres overleg te hebben gevoerd en ondanks het feit dat hij op de hoogte was van het feit dat eiseres in persoon was opgeroepen om ter zitting te verschijnen (waarbij het niet verschijnen van eiseres tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep zou kunnen leiden), aan de rechtbank heeft doorgegeven dat ook eiseres niet zou verschijnen, terwijl dit niet het geval was. De rechtbank acht deze gang van zaken in strijd met de fatsoensnormen. Van een gemachtigde, die zich presenteert als professionele rechtsbijstandverlener, mag worden verwacht dat hij overleg heeft met zijn cliënte en de rechtbank informatie verstrekt die overeenkomt met de werkelijke situatie.
5. Uit de zich in het dossier bevindende stukken, de verklaringen van eiseres en de gemachtigden van verweerder, alsmede uit de door eiseres ter zitting overgelegde e-mailcorrespondentie tussen haar en Vugts, leidt de rechtbank het navolgende af.
6. Na ontvangst van de WOZ-beschikking heeft eiseres op de site van Vugts, Kosteloosbezwaar.nl, gezocht naar informatie over het maken van bezwaar tegen haar WOZ-beschikking. Via de site heeft zij een formulier ingevuld, in de veronderstelling dat zij met iemand van Kosteloosbezwaar.nl zou bekijken of het de moeite waard zou zijn om bezwaar te maken. Na het invullen van dit formulier, waaronder zij via internet met de muis van haar computer een handtekening moet hebben gezet, heeft zij niets meer vernomen van Kosteloosbezwaar.nl. Zij heeft daarom besloten om zelf een bezwaarschrift in te dienen bij verweerder, niet wetende dat ook Vugts korte tijd later eveneens namens haar bezwaar zou maken tegen de WOZ-beschikking. Dit vernam zij pas op het moment dat zij van Vugts de uitspraak op het bezwaar ontving.
7. Desgevraagd heeft eiseres verklaard dat zij de handtekening onder de machtiging niet herkent als haar handtekening. Zij heeft echter voorafgaand aan de zitting de site van Kosteloosbezwaar.nl geraadpleegd en het formulier nogmaals fictief ingevuld. Het is haar gebleken dat er op enig moment een mogelijkheid is om een handtekening te zetten met de muis van de computer. Zij gaat er thans dan ook vanuit dat zij dat toen wel gedaan moet hebben. Het feit dat die handtekening met de muis gezet is, verklaart waarom zij de handtekening niet herkende als de hare. Eiseres heeft echter ter zitting zeer stellig verklaard dat zij nooit kennis heeft kunnen nemen van de machtiging, zoals die zich in het dossier bevindt. Zij heeft dit document als zodanig nooit (digitaal) ondertekend. Zij was ook niet bekend met de inhoud van die machtiging. Dat die machtiging niet enkel het maken van bezwaar, maar (onder andere) ook het instellen van beroep tegen de uitspraak op het bezwaar omvat en dat het recht om het bezwaar of beroep in te trekken en eventueel een nieuwe WOZ-waarde overeen te komen, volledig wordt overgedragen aan de gemachtigde, was eiseres niet bekend.
8. De wijze waarop via de site van Vugts een machtiging tot stand wordt gebracht, acht de rechtbank zeer dubieus. De rechtbank twijfelt er ernstig aan of deze machtiging rechtsgeldig tot stand is gekomen, nu zij vermoedt dat de digitale handtekening van eiseres, die zij heeft gezet onder een aanmeldformulier voor bijstand in een bezwaarprocedure, vervolgens – al dan niet geautomatiseerd – onder een ander document, namelijk de machtiging zoals die zich in de stukken bevindt, is geplakt.
9. Eiseres heeft voorts verklaard dat zij pas nadat verweerder op het bezwaar had beslist, voor het eerst sinds het invullen van het formulier op de site, een e-mail van Vugts heeft ontvangen waaruit haar duidelijk werd dat Vugts wel degelijk namens haar bezwaar had gemaakt tegen haar WOZ-beschikking. In die e-mail, die eiseres op 22 juli 2016 (vier dagen na de uitspraak op het bezwaar) ontving, schrijft Vugts:
‘Helaas is het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Dit betekent dat de WOZ-waarde vooralsnog niet wordt verlaagd. In de bijlage vindt u de ongegrondverklaring. Wij hebben hiertegen beroep ingesteld (…).’
Eiseres werd op dat moment door Vugts voor het voldongen feit gesteld dat tegen de uitspraak op het bezwaar reeds beroep was ingesteld bij de rechtbank, zonder dat zij hierin was gekend. In reactie hierop heeft zij Vugts bij e-mail van 25 juli 2016 het navolgende gemaild:
‘(…) We lezen dat u in beroep bent gegaan tegen de uitspraak van de gemeente die de woz niet gaat verlagen. Wat ons betreft (…) was dat niet nodig geweest. Wij willen niet tot het bittere einde gaan procederen en we leggen ons neer bij de beslissing van de gemeente. (…) Indien u op dit moment griffiers kosten heeft gemaakt kunt u het beroep afmaken, maar daarna willen wij geen verdere stappen zetten tegen de gemeente en onze overeenkomst beëindigen. Indien u nog geen griffiers kosten heeft gemaakt en u dus ook geen annuleringskosten hoeft te betalen zouden wij dan ook graag nu onze overeenkomst opzeggen. (…)’
Vugts heeft hierop in zijn e-mail aan eiseres van 29 juli 2016 vermeld:
‘(…) Overigens, ik begrijp uw standpunt. Echter, het beroepschrift is reeds ingediend en het griffierecht betaald.(…)’
10. Ook voorgaande handelwijze acht de rechtbank in strijd met hetgeen van een professioneel gemachtigde mag worden verwacht. Eiseres geeft duidelijk aan niet verder te willen procederen en de overeenkomst die zij met Vugts (kennelijk) gesloten had, terstond te willen beëindigen als het griffierecht nog niet zou zijn betaald. Dat het griffierecht, zoals Vugts aan eiseres meedeelde, reeds was voldaan, is niet correct. De rechtbank heeft eerst op 17 augustus 2016 het griffierecht ontvangen. Dit betekent dat Vugts een mededeling in strijd met de waarheid heeft gedaan, teneinde de machtigingsovereenkomst tussen hem en eiseres te kunnen voortzetten, wetende dat eiseres dat niet wenste. Dit doet afbreuk aan de bedoeling van de in artikel 2:1 van de Awb opgenomen mogelijkheid voor een ieder om zich
ter behartiging van zijn belangenin het verkeer met bestuursorganen te laten bijstaan of door een gemachtigde te laten vertegenwoordigen. Vugts heeft de beroepsprocedure bij deze rechtbank voortgezet, ondanks de wetenschap dat eiseres (wiens belangen hij zou moeten behartigen) dat niet wilde. Daarmee heeft hij niet de belangen van eiseres behartigd.
11. Op 2 mei 2017, voorafgaand aan de behandeling van de zitting, heeft Vugts nog een nader stuk aan de rechtbank toegezonden. Daarin schrijft hij:
‘(…) Uit het verweerschrift wordt mij vooral duidelijk dat de gemeente weer eens belanghebbenden opstookt en bang maakt. (…) Ik heb een mail van [eiseres] waarin zij aangeeft liever geen beroep in te willen stellen nadat zij bang is gemaakt door de gemeente maar wel begrijpt dat ik het doorzet.(…)’
Desgevraagd heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij een dergelijke e-mail nooit aan Vugts heeft gestuurd en dat zij ook sinds eind juli 2016 niet meer met Vugts over deze zaak heeft gemaild. Dat zij Vugts gemaild heeft dat verweerder haar onder druk heeft gezet om het beroep in te trekken en haar bang heeft gemaakt, is volgens eiseres dan ook niet waar. De rechtbank acht het zeer onbehoorlijk dat iemand die namens een eiser(es) optreedt, informatie doorgeeft aan de rechtbank die in strijd lijkt te zijn met de waarheid. Zelfs indien Vugts heeft gedoeld op de e-mail van eiseres aan hem van 25 juli 2016, waaruit hiervoor reeds is geciteerd, dan valt daaruit op geen enkele wijze af te leiden dat eiseres is bang gemaakt en/of onder druk gezet door verweerder en heeft Vugts getracht om de rechtbank te voorzien van informatie die niet (geheel) overeenkomt met de waarheid.
12. Het voorgaande overziend is de rechtbank van oordeel dat het handelen van Vugts ten overstaan van deze rechtbank, maar ook ten opzichte van eiseres, zeer onfatsoenlijk is. Door aldus te handelen heeft Vugts niet alleen zijn eigen geloofwaardigheid als rechtsbijstandsverlener schade toegebracht en misbruik gemaakt van (de onwetendheid van) eiseres, maar ook bij een rechtbank geprocedeerd op een wijze die in strijd is met de fatsoensnormen. De rechtbank wil nogmaals benadrukken dat Vugts, door aldus te handelen, zich niet heeft gedragen zoals het een professioneel gemachtigde betaamt. Het niet inachtnemen van fatsoensnormen staat echter op zichzelf aan de ontvankelijkheid van het beroep niet in de weg.
13. Ter zitting heeft eiseres ten slotte aangegeven dat zij zich kan vinden in de waarde die verweerder voor haar woning heeft vastgesteld. De reden dat zij afziet van het intrekken van het beroep, is gelegen in het feit dat zij bij een intrekking van het beroep op grond van de met Vugts gesloten overeenkomst gehouden is de kosten te dragen die Vugts tot dan toe heeft gemaakt. De rechtbank begrijpt dat eiseres het beroep niet wenst in te trekken. Echter, nu zij zich in de WOZ-waarde van haar woning kan vinden, is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet langer een procesbelang heeft bij de procedure. Om die reden zal de rechtbank het beroep (alsnog) niet-ontvankelijk verklaren.
14. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
15. De rechtbank wijst er nog uitdrukkelijk op dat eiseres ter zitting expliciet heeft aangegeven dat zij geen hoger beroep wenst in te stellen tegen de uitspraak van de rechtbank.