Op 14 juni 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting in 1995. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een cold case, waarbij het slachtoffer, een vrouw, op 2 maart 1995 werd aangevallen en verkracht door de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop in deze zaak niet strafverlagend mocht werken. De verdachte had het slachtoffer van haar fiets getrokken, haar geslagen en vervolgens verkracht. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en een DNA-match die de verdachte aan de verkrachting verbond. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en een schadevergoedingsmaatregel, maar de rechtbank legde de schadevergoedingsmaatregel niet op, omdat de wetgeving daarvoor pas na het feit in werking was getreden. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, dat na twintig jaar nog steeds last had van de gevolgen van de verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, omdat dit niet bewezen kon worden.