ECLI:NL:RBOBR:2017:3090

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
2 juni 2017
Zaaknummer
01/880487-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en verkrachting door echtgenoot met gebruik van geweld en mes

Op 6 juni 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord en verkrachting van zijn echtgenote. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 29 oktober 2015 in Tilburg zijn echtgenote met een mes heeft gestoken en haar heeft verkracht. De rechtbank achtte de verdachte volledig toerekeningsvatbaar en veroordeelde hem tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van €10.536,60, waarvan €8.500,-- immateriële schadevergoeding. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, gezien de omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden, waaronder het meenemen van twee messen naar de slaapkamer en het op slot doen van de deur. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar waren en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank hield rekening met de impact van de feiten op het slachtoffer en haar kinderen, en de ernst van de gepleegde feiten bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880487-15
Datum uitspraak: 06 juni 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Douar Rabda (Marokko) op [geboortedatum] 1959,
thans gedetineerd te: PI Zuid West - De Dordtse Poorten.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het opnieuw aangevangen onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij (voorlopige) dagvaarding van 5 januari 2016. De tenlastelegging is op de zitting van 30 augustus 2016 aangepast conform het bepaalde bij artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de bovenbuik heeft gestoken en/of meerdere malen, althans eenmaal, in de schouder en/of de bovenarm en/of bekkenkam en/of de hand(en) heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen met een mes heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op of omstreeks 29 oktober 2015 te Tilburg door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, hebbende hij daartoe zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gehouden,
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte, - de slaapkamer van [slachtoffer] is binnengegaan met twee messen in zijn handen en/of
- de slaapkamerdeur (aan de binnenzijde) met een sleutel heeft afgesloten (waardoor die [slachtoffer] werd belet de slaapkamer te verlaten) en/of
- op dreigende wijze tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij met haar wilde praten en/of sex wilde en/of dat hij haar (anders) dood wilde maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - met beide handen haar keel heeft omvat en/of heeft samengeknepen en/of
- met zijn handen de benen van die [slachtoffer] heeft gespreid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij heeft geprobeerd om zijn echtgenote [slachtoffer] om het leven te brengen, al dan niet met voorbedachte rade (feit 1, poging moord/doodslag). Daarnaast wordt hem verweten dat hij haar door middel van (dreiging met) geweld heeft gedwongen om seksueel binnendringen te ondergaan (feit 2, verkrachting).
Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden heeft de officier van justitie een
bewezenverklaring van beide feiten gevorderd, met uitzondering van de voorbedachte rade, zodat volgens hem de onder feit 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde poging doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Er is volgens de officier van justitie kort gezegd geen enkele aanleiding om aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte
moet worden vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Kort gezegd is daartoe onder meer aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster niet betrouwbaar zijn en dat er niet wordt voldaan aan het bewijsminimum.
De raadsman heeft zich bovendien op het standpunt gesteld dat de zaak heropend dient te worden teneinde een psycholoog de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te laten toetsen.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Ten aanzien van de bewijsbeslissing
De rechtbank begrijpt dat de verdediging een beroep heeft gedaan op het voorschrift van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast begrijpt de rechtbank het verweer aldus dat de verdediging de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster zodanig betwist dat deze niet tot het bewijs kunnen bijdragen.
De rechtbank overweegt in dit verband als volgt.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige: het zogeheten bewijsminimum. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel. Niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden.
Dit voorschrift betekent dat als van elkaar te onderscheiden beslissingen moeten worden aangemerkt enerzijds het oordeel dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat de verklaring van aangeefster in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt. Het feit dat de verklaring van aangeefster betrouwbaar wordt geacht kan niet op zichzelf als voldoende steunbewijs dienen. Een gebrek aan voldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster kan dus niet worden gecompenseerd door een gemotiveerd oordeel dat die verklaring betrouwbaar is. Het steunbewijs zal voorts dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
De rechtbank kent betekenis toe aan de navolgende bewijsmiddelen.
1. een relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 29 oktober 2015 dat verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende inhoudt:
Op donderdag 29 oktober 2015 bevond ik mij in de [adres] te Tilburg voor de woning op nummer [adres] waar een man in de voortuin stond. Bij de woning op nummer [adres] op de tweede etage stond een vrouw achter het open kamerraam. Ik zag dat zij haar hand op haar schouder drukte. Ik zag dat de vrouw in paniek was. Ik hoorde dat de vrouw zei ‘Hij heeft mij neergestoken’. Daarop heb ik de man aangehouden. Ik ben daarop naar binnen gelopen. Boven in de slaapkamer zag ik een gewonde vrouw die ik eerder voor het open raam had gezien. Ik zag dat de vrouw in paniek was en dat zij haar hand op haar schouder hield. Ik zag dat op meerdere plekken van haar kleding bloed zat. Ik zag dat in de kamer van de vrouw overal bloedsporen lagen.(p. 47-48)
2. een relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 29 oktober 2015 dat verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende inhoudt:
Op donderdag 29 oktober 2015, omstreeks 09.44 kwamen wij ter plaatse aan de [adres] te Tilburg. Ik zag dat de voordeur dicht was en zag door het glas van het raam van de voordeur dat er meerdere kinderen in de gang voor de voordeur stonden. Ik vroeg of zij de deur voor mij open wilden maken. Ik hoorde dat een van de kinderen zei dat ze dat pas deden als hun vader weg was. Toen [verdachte] uit het zicht van de kinderen was werd de voordeur voor ons geopend. Ik ben toen meteen de trap opgelopen en kwam op een overloop. Ik probeerde de deur van de slaapkamer open te maken. Ik voelde dat de deur op slot zat. Ik vroeg aan de gewonde vrouw op de slaapkamer of zij de deur voor mij kon openen zodat ik haar kon helpen. Ik hoorde dat zij zei dat ze was opgesloten door haar man. Ik vroeg aan een van de kinderen waar de sleutel was. Ik hoorde dat een van de kinderen zei dat hun vader deze sleutel moest hebben. Ik heb toen de slaapkamerdeur opengetrapt. Ik zag dat er meerdere druppels bloed op de vloer van de slaapkamer lagen. Ik zag dat er op het bed verschillende bloedvlekken lagen. Ik zag dat de rechterkant van de bovenkleding van de vrouw doordrenkt was met bloed. Ik zag dat de vrouw nog steeds de wond op haar schouder dichtdrukte. (…) Ze vertelde tegen mij dat ze (…) door haar man was gestoken met een mes. Ik hoorde dat ze zei dat haar man tegen haar zei dat hij haar dood zou maken en het huis in brand zou steken.(p. 49-50)
3. een relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] d.d. 30 oktober 2015 waaruit volgt dat zij op 29 oktober 2015 [slachtoffer] in het St. Elisabethziekenhuis te Tilburg hebben bezocht nadat zij was behandeld aan diverse steekwonden in onder andere haar buik, hand en schouder. Zij relateren dat [slachtoffer] bij die gelegenheid heeft verklaard:
“Ik was donderdag 29 oktober 2015 met mijn man en onze 4 zonen in onze woning aan de
[adres] te Tilburg. Ik doe altijd de deur van mijn kamer op slot zodat er niemand van buitenaf zomaar kan binnen komen. Ik had deze deur even opengemaakt voor de kinderen en ik heb deze later vergeten dicht te maken. Toen ik in bed lag, hoorde ik dat mijn man naar boven kwam en ik zag dat mijn man ineens mijn kamer binnenkwam. Ik zag dat hij messen in zijn hand had. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat hij seks met mij wilde hebben. Hij zei: “Ik wil seks, anders ga ik jou dood maken!”. Ik zei dat ik dat niet wilde maar hij deed het toch. (…) ik zag dat hij zijn spijkerbroek en zijn onderbroek uittrok. Hij kwam op mij liggen en hij begon mij in mijn nek te zoenen en wilde met mij knuffelen. Ik wilde dat niet. Hij kuste mij op mijn mond en stak zijn tong in mijn mond. Daarna verkrachtte hij mij. Hij stopte zijn piemel in mijn vagina en kwam klaar. Toen hij klaar was gekomen, begon hij mij ineens met een mes te steken. Ik bloedde overal en ik heb gegild. Hij ging daarna weg en hij deed de deur van mijn kamer aan de buitenkant op slot zodat ik er niet uit kon. Ik heb geprobeerd de kinderen te waarschuwen en wilde aan hen duidelijk maken dat zij papa niet meer binnen moesten laten”.(p. 60-61)
4. de aangifte van [slachtoffer] d.d. 30 oktober 2015 die verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende inhoudt:
Omstreeks 9.00 uur werd ik wakker. [verdachte] mijn man kwam naar boven. Hij deed de deur
van mijn slaapkamer open. Deze deur zat niet op slot. Ik zag dat hij twee messen in zijn hand had. Hij deed de deur op slot. Hij vertelde aan mij: “Ik wil wat met je bespreken. Ik ga je dood maken” 1 mes is +/- 20 cm groot en kwam uit de keuken. Het andere mes is heel groot. Ongeveer 40 cm groot met zwarte handvaten. Dit mes bewaren wij in de schuur. Hij legde de messen op het nachtkastje. Ik probeerde op te staan. Ik zag en voelde dat mijn man mij keelde met beide handen op mijn keel. Hij zat op zijn knieën. Ik kreeg geen adem meer. (…) Vervolgens deed hij zijn broek en onderbroek uit. Vervolgens is hij met zijn piemel in mijn vagina gegaan. Mijn vagina was heel erg droog dus dat deed heel erg zeer. Hij zat bovenop mij. Met één hand pakte hij zijn piemel en deed hij zijn piemel in mijn vagina. Mijn benen waren open. Dit komt door zijn handen dat ik mijn benen moest openen. Ik durfde niks te zeggen en was heel erg bang. Ik voelde dat hij iets slechts ging doen. Na ongeveer twee minuten was hij klaar. Ik voelde het sperma uit mijn vagina komen. Meteen heeft hij een mes gepakt. Hij begon mij te steken. Hij heeft mij gestoken in mijn buik, linker zijkant, rechterarm en achter mijn schouder. Ik probeerde me af te weren en heb het mes met mijn handen bij het scherpe gedeelte vastgepakt. Hij trok het mes terug waardoor er snijverwondingen op mijn hand zaten. Ik dacht dat ik dood ging tijdens het steken. Ik had geen kracht meer om op te staan. Overal was er bloed. Als ik op zou staan was het ook makkelijker om mij te steken. Ik beschermde me door in een baby houding te kruipen. Zo was het moeilijker voor hem om mij te steken. Vervolgens nam hij zijn kleding en de messen mee. Hij pakte de sleutel en heeft de deur op slot gedraaid. Vervolgens heb ik het raam open gedaan en ben ik gaan schreeuwen. Ik zag dat hij voor de huisdeur stond. Ik riep naar mijn oudste zoon dat hij hem alstublieft niet binnen wilde laten en dat hij de binnen huisdeur op slot moest doen. Mijn zoon [getuige] hoorde mij gillen en kwam van zolder. Hij heeft de deur op slot gedaan. Ik hoorde mijn man het volgende schreeuwen toen hij voor de voordeur stond: Ik ga je dood maken.
Ik maak je af
Ik ga het huis in brand steken.
Deze keer ben je niet dood, maar de volgende keer wel. (p. 71-72)
5. de aanvullende verklaring van [slachtoffer] d.d. 8 december 2015. Deze houdt verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende in:
(…) Toen hij klaar was, zag ik dat hij één mes van het nachtkastje nam en ik voelde dat hij mij begon te steken met dit mes. Allereerst stak hij mij in mijn onderbuik. Hij had het mes met beide handen vast en hij was toen nog boven mij en ik lag op bed. Ik probeerde mijzelf te verweren en te verdedigen en ik kwam op mijn rechterzijde terecht en toen stak hij mij in mijn linkerzij. Daar heb ik ook hechtingen. Ik vertelde eerder al dat ik in een soort babyhouding lag. Het lukte me toen om omhoog te komen en te gaan zitten recht op bed en toen voelde ik dat mijn man mij met het mes sneed over mijn rechterbovenarm. Daarna stak hij mij in mijn rechterschouder. Ik heb een paar keer het mes proberen te pakken en daardoor kreeg ik snijwonden in mijn linkerhand. Ik heb geprobeerd om mezelf af te weren, vocht met hem en draaide op bed. Doordat ik het mes probeerde te pakken, kreeg ik pijn aan mijn hand. Voor de rest voelde ik niet veel pijn. Ik was bezig om mezelf af te weren. Toen hij mij sneed in mijn bovenarm en op me in begon te steken in mijn rechterschouder, zag ik dat mijn man het mes in 1 hand had. Daarvoor hield hij het mes nog in 2 handen vast. Ik zag overal bloed. Toen mijn man mij in mijn schouder stak, spoot het bloed uit mijn lichaam. Dit spoot echt overal naar toe. Het liep als een kraan. Alles zat vol. Hij stond toen op en ik zag dat hij zijn broek pakte, dat hij de messen meenam en daarna stond ik op. Mijn man liep toen in de richting van de deur en hij gaf me een duw. Daarna deed hij de deur open en deed deze vanaf de buitenzijde op slot zodat ik er niet meer uit kon. Ik ben toen naar het raam gelopen en ben gaan gillen. Ik zag dat hij zeker een mes uit de schuur bij zich had en het andere mes kwam uit de keuken en zat eerst ook in het messenblok dat wij in de schuur bewaren. Een scherp mes met een dun snijvlak dat normaal daarin zit, heeft hij gebruikt om mij te steken. Dat mes is later gevonden in de tuin.
(p. 78-80)
6. Verklaring van getuige [getuige] (zoon verdachte en aangeefster) d.d. 30 oktober 2015. Deze verklaring houdt verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende in:
Ik was aan het slapen. Ik hoorde gegil. Ik ben naar beneden gegaan en toen hoorde ik dat mijn moeder aan het gillen was. Ik vroeg toen wat er aan de hand was. Ik merkte dat de deur van de slaapkamer van haar dicht was. Mijn moeder kon nauwelijks praten. Ik vroeg haar waar de sleutel van haar kamer was en toen hoorde ik dat mijn moeder tegen mij zei dat mijn vader die had. De deur van haar kamer was op slot gedraaid en ik kon niet naar binnen. Ik ben toen naar beneden gelopen om naar mijn vader te gaan om de sleutel te halen. Beneden zag ik mijn vader. Ik vroeg mijn vader om de sleutel en die zei dat die in de badkamer lag. De sleutel van de kamer van mijn moeder zit altijd aan de binnenzijde van de deur. Ik ben toen gelijk naar de badkamer gelopen maar ik vond geen sleutel. Ik liep weer naar beneden en toen wilde mijn vader juist via de achterdeur de woning verlaten. Ik zag aan de voorzijde van de woning dat mijn moeder boven voor de raam stond en ik zag dat ze bloedde. Ze had haar hand op haar schouder. Ik denk dat ze haar linkerhand op haar rechterschouder had. Ik ben toen naar mijn moeder gegaan op de 1e verdieping en zei toen tegen haar bij de gesloten deur dat ze de politie moest bellen. Toen mijn moeder aan het gillen was riep ze “ ahhhh, ik kan niet meer, help help.” Zij zei tegen mij dat ik de deuren op slot moest doen. Ik was toen beneden en toen hoorde ik dat zij dat schreeuwde.(p. 108, 109, 111)
7. een relaas van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] d.d. 1 november 2015 dat verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende inhoudt:
Op zondag 01 november 2015 kregen wij de opdracht naar de [adres] te Tilburg te gaan. Door melder [melder] was gemeld dat zij een mes in de achtertuin had aangetroffen. Door ons werd in de achtertuin een mes aangetroffen. Dit mes zat verticaal in de tuingrond gestoken waarbij alleen het bovenste deel van het heft zichtbaar was. Het mes werd veiliggesteld en ter beschikking gesteld aan het onderzoeksteam. (p. 131)
8. een relaas proces-verbaal forensisch onderzoek van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 12 april 2016 dat verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende inhoudt:
- Op de broek en de trui van verdachte, welke hij tijdens zijn aanhouding aan had, is op verschillende plaatsen bloed aangetroffen. Van het bloed is een DNA-profiel verkregen van een vrouw. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] .
- Op het mes dat is aangetroffen in de tuin van [adres] 172, is op het heft bloed aangetroffen. Van het bloed is een DNA-profiel verkregen van een vrouw. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van slachtoffer [slachtoffer] .
9. Een NFI-rapport n.a.v. forensisch geneeskundig onderzoek d.d. 10 mei 2016. Uit dit rapport blijkt onder meer het volgende:

6. Interpretatie

(…) Gezien de scherprandigheid van de oorspronkelijke letsels beschreven onder E tot en met H, de lokalisatie daarvan aan de (linker)hand en de aanwezigheid van eveneens scherprandige letsels op een aantal andere lokalisaties op het lichaam kunnen de verwondingen aan de linkerhand worden gekwalificeerd als afweerverwondingen, opgelopen bij de verdediging tegen herhaald steken en/of snijden, bijvoorbeeld in het kader van een vechtpartij waarbij een mes werd gehanteerd.
(…)
7.Beantwoording vraagstelling

1. Letselbeschrijving.

Op basis van de beschikbare letselfoto’s en de medische informatie bestond het letsel bij [slachtoffer] samengevat uit twee steek- en/of snijwonden aan de bovenzijde van het rechterschouderblad, een steekwond in de wand van de bovenbuik rechts naast de middellijn, een steekwond in de buikwand boven de voorste punt van de linkerbekkenkam, een steek- of snijwond halverwege de strekzijde van de rechterbovenarm, een steek- of snijwond op de linkerhandrug en snijwonden aan de buigzijde van de middelvinger, de ringvinger en de pink van de linkerhand. In relatie met deze snij- en steekwonden waren geen lichaamsholten en/of vitale organen/ bloedvaten geperforeerd. Wel was er mogelijk pees- en/of zenuwletsel aan (de) vingers van de linkerhand, waarvoor plastisch chirurgische evaluatie plaatsvond.

2. Letselbeoordeling aan de hand van medische informatie en fotomateriaal.

Hypothese 1: Het letsel is door het slachtoffer zelf toegebracht.
Hypothese 2: Het letsel is door een ander toegebracht.
Het aantreffen van het totale letselbeeld bij [slachtoffer] is veel waarschijnlijker als hypothese 2 waar is (‘Het letsel is door en ander toegebracht’) dan als hypothese 1 waar is (‘Het letsel is door het slachtoffer zelf toegebracht’)
(...)

5. Wat is de gevaarzetting van de handeling?

Algemeen gesteld is het toebrengen van (scherprandige) steekletsels aan de rug en de (boven)buik, zoals bij [slachtoffer] , potentieel levensbedreigend omdat hierdoor een aanmerkelijk risico bestaat op perforatie van de botst en de buikholte en van daarin gelegen vitale organen en/of bloedvaten. Dit kan zowel acuut, door verbloeding en/of uitval van vitale orgaanfuncties, als op langere termijn, door ernstige infecties met micro-organismen, de dood tot gevolg hebben. (p. 16-17 van dat rapport)

10. een relaas van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 3 februari 2016 dat verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende inhoudt:
Op 29 oktober 2015 kwam om 9.34.54 uur bij de meldkamer 112 te Driebergen het volgende gesprek binnen:
NNV2: (hoor vrouwenstem gillen)
NNV1: 112 wilt u politie brandweer of ambulance
NNV2: Mijn man heeft mij doodgemaakt alsjeblieft help mij
NNV1: waar bent u, in welke stad
NNV2: [adres]
NNV1: Is dat in Tilburg?
NNV2: Alsjeblieft (..) ik (...) vol met bloed ik kan niet meer
(..) (p. 164)
11. een relaas van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 3 februari 2016 dat verkort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende inhoudt:
Op 29 oktober 2015 kwam om 9.44.41 uur bij de meldkamer 112 te Driebergen het volgende gesprek binnen:
NNV1: Alarmcentrale 112, Wilt u politie brandweer of ambulance
NNV2: Politie graag alstublieft, dringend ramp is gebeurd.
NNV1: in welke.
NNV2: In mijn huis [adres]
NNV1: Mijn vrouw gestoken met een mes (..)
(..)(p. 169)
Verklaring verdachte ter zitting van 23 mei 2017, verkort en zakelijk weergegeven:
Ik ben in de slaapkamer geweest, heb seks gehad met mijn vrouw en ben met medeneming van het mes waarmee gestoken is vertrokken. Ik heb de deur van buiten afgesloten. Het mes waarmee gestoken is heb ik in de tuin verstopt.
Conclusie t.a.v. bewijsminimum.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster direct na het incident 112 heeft gebeld en dat de verbalisanten snel ter plaatse waren. Hun bevindingen ter plaatste stemmen overeen met hetgeen door aangeefster is verklaard. Zij troffen haar gewond aan in een afgesloten kamer. Daarnaast vindt de aangifte steun in de aard en de omvang van het beschreven letsel en is bloed van aangeefster aangetroffen op de kleding van verdachte.
Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de slaapkamer van aangeefster is binnengekomen en dat zij seks hebben gehad. Ook heeft hij verklaard dat hij daarna de slaapkamerdeur op slot heeft gedaan en het mes waarmee gestoken is nadien in de tuin heeft verstopt.
Alles overziende concludeert de rechtbank dat de verklaring van aangeefster op overtuigende wijze ondersteuning vindt in de inhoud van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen en dat daarmee is voldaan aan het bewijsminimum.
Het verweer van de verdediging betreffende het bewijsminimum wordt dus verworpen.
Conclusie t.a.v. betrouwbaarheid aangeefster
De rechtbank heeft in het strafdossier noch in het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] als onbetrouwbaar zouden moeten worden aangemerkt.
Aangeefster is direct na het voorval gehoord en heeft op cruciale punten gelijkluidend verklaard aan haar nadien gedane aangifte. Haar verklaringen vinden voorts in voldoende mate en op wezenlijke onderdelen steun in de bevindingen van de verbalisanten, de getuigenverklaringen en de letselomschrijving zoals in de bewijsmiddelen is weergegeven.
Voor zover in haar verklaringen sprake is van inconsistenties heeft zij deze voldoende toegelicht en bovendien zien deze inconsistenties enkel op details.
Gelet op het hiervoor overwogene acht de rechtbank de aangifte betrouwbaar en, bezien in het licht van de overige hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen, redengevend om tot het bewijs van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten te worden gebezigd.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Verzoek raadsman
De rechtbank wijst het verzoek om een psycholoog de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te laten toetsen af, nu zij van oordeel is dat van noodzaak daartoe niet is gebleken.
De door de raadsman gegeven onderbouwing levert, mede gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, niet een omstandigheid op die voldoende gewicht in de schaal legt om de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster in twijfel te trekken, althans nader onderzoek door een deskundige daarnaar noodzakelijk te achten.
Het is bij uitstek de taak van de rechter om de betrouwbaarheid van een verklaring te toetsen. Gelet op het voorgaande is de rechter daar in deze zaak voldoende toe in staat.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting d.d. 23 mei jl. verklaard dat aangeefster na de vrijwillige seksuele handelingen ineens boos op hem werd en hem heeft aangevallen met een mes. In de worsteling die daarna is ontstaan heeft zij hem en zichzelf proberen te steken. Verdachte heeft geprobeerd om het mes af te pakken waarbij aangeefster (kennelijk) letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario volstrekt onaannemelijk. Verdachte heeft voor het eerst over het gebeurde verklaard in de periode juni-juli 2016, ten tijde van het onderzoek van psycholoog Van Toorn. Daarvoor is verdachte meermalen gehoord door de politie, voor het laatst op 30 maart 2016. Telkenmale heeft hij geweigerd over het gebeurde te verklaren. Hij is pas gaan verklaren nadat het einddossier is verstrekt. Hetgeen verdachte heeft verklaard ter zitting wijkt af van hetgeen hij eerder aan de psycholoog heeft verteld (zo zou hij met het grote mes, dat werd gebruikt voor het ‘snijden’ van een schaap, naar de kamer van aangeefster zijn gelopen en wilde hij proberen om vanuit die kamer bij de tv-kabel te komen).
Daar komt bij dat het scenario van verdachte niet past bij de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank acht hierbij met name van belang dat de snijverwondingen aan de vingers van aangeefster worden aangemerkt als afweerverwondingen en dat bij verdachte in het geheel geen verwondingen zijn waargenomen. Uit de resultaten van het NFI-rapport blijkt ook dat gezien het aangetroffen totale letselbeeld bij [slachtoffer] de hypothese dat haar letsel door een ander is toegebracht veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat zij het letsel aan zichzelf heeft toegebracht.
Bovendien strookt de verklaring van verdachte niet met het aangetroffen bloed van [slachtoffer] op zijn broek en trui. Hij heeft immers verklaard dat hij deze kleding pas na het steekincident in de badkamer heeft aangetrokken.
Hoewel de verklaring van verdachte grotendeels past binnen de feiten die uit het dossier blijken, vindt de rechtbank deze verklaring gelet op het voorgaande hoogst onwaarschijnlijk. Temeer aangezien verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij zich er echt niets van kan herinneren en hij zich nadien op zijn zwijgrecht heeft beroepen. De rechtbank ziet de uiteindelijke verklaring van verdachte niet anders dan een op het dossier afgestemde verklaring.
Kwalificatie
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld hoe de handelwijze van verdachte dient te worden gekwalificeerd.

Feit 1

Voornemen en opzet
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte aangeefster meermalen heeft gestoken als gevolg waarvan zij letsel heeft bekomen. Verdachte heeft toen hij de slaapkamer binnenkwam tegen aangeefster gezegd dat hij haar dood zou maken. Hij had twee grote messen bij zich. Hij is, nadat hij seks met aangeefster heeft gehad, aangeefster met het grootste van de twee messen gaan steken. Verdachte heeft het slachtoffer met dit mes gestoken in haar (boven)buik, bekken(kam), schouder, bovenarm en handen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken van een mes in de buik een aanmerkelijk risico op de dood met zich meebrengt nu zich in de buik vitale organen bevinden. Dit wordt tevens onderschreven door het NFI-Rapport dat is opgemaakt naar aanleiding van het uitgevoerde forensisch geneeskundig onderzoek.
Op basis van het bovenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte het voornemen heeft gehad aangeefster opzettelijk van het leven te beroven en dat dit voornemen zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Voorbedachte rade.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte rade’ moet komen vast te staan, dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte rade pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Verdachte besluit op de ochtend van 29 oktober 2015 om een groot mes en een wat kleiner mes mee te nemen naar de slaapkamer van zijn echtgenote. Als hij de slaapkamer binnengaat doet hij vervolgens de deur op slot. Direct na het betreden van de kamer zegt hij “ik ga je dood maken”. Vervolgens legt hij de messen weg op het nachtkastje en dwingt hij aangeefster tot het dulden van seksuele penetratie. Na de seks neemt hij het grootste mes ter hand en steekt meermalen in op zijn vrouw, die zich hiertegen verweert. Door aldus te handelen heeft verdachte laten zien dat hij het plan dat hij heeft opgevat om haar te doden, ook daadwerkelijk heeft willen uitvoeren. Dat dit niet is gelukt is niet te danken aan het handelen van verdachte, maar aan het verzet van zijn vrouw.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat verdachte in het tijdsbestek voorafgaand aan het feit meerdere wilsbesluiten heeft genomen om tot het strafbare feit te komen. Verdachte heeft voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd gehad zich te beraden op zijn genomen of te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die een bewezenverklaring van voorbedachte rade in de weg staat.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte handelde met voorbedachte rade.
Al met al komt de rechtbank dan ook tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot moord.

Feit 2.

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde verkrachting. Naast het betrouwbaarheidsverweer dat reeds door de rechtbank is verworpen, is zijdens de verdediging aangevoerd dat geen sprake is geweest van (opzet op) dwang.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer.
Mede gelet op hetgeen volgt uit de aangifte en voornoemd steunbewijs over de omstandigheden waaronder de bewezenverklaarde seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, het samenstel van alle bewezenverklaarde (gewelds)handelingen, de dreigende uitlatingen en feitelijkheden, is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat er sprake is van dwang als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 2 tenlastegelegde verkrachting.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

1. primair

op 29 oktober 2015 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn echtgenote, genaamd [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachte rade, van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de bovenbuik heeft gestoken en in de schouder en de bovenarm en bekkenkam en de hand heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. op 29 oktober 2015 te Tilburg door geweld en een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam,
hebbende hij zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en gehouden,
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid en bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte,
- de slaapkamer van [slachtoffer] is binnengegaan met twee messen in zijn handen en
- de slaapkamerdeur aan de binnenzijde met een sleutel heeft afgesloten waardoor die [slachtoffer] werd belet de slaapkamer te verlaten en
- op dreigende wijze tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij seks wilde en dat hij haar dood wilde maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en - met beide handen haar keel heeft omvat en heeft samengeknepen en
- met zijn handen de benen van die [slachtoffer] heeft gespreid.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 (impliciet subsidiair) en 2:
Een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak niet uitgelaten over een eventuele strafoplegging. Wel heeft hij verzocht om verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Nadat er al enige tijd spanningen in het huwelijk van verdachte en zijn echtgenote waren, is het op 29 oktober 2015 tot een dramatisch dieptepunt gekomen. Verdachte heeft zijn echtgenote in hun eigen woning verkracht en daarna geprobeerd te vermoorden door haar meermalen met een mes te steken. Door het hevige verzet van het slachtoffer is verdachte gestopt, waardoor het daadwerkelijk bij een poging is gebleven. Verdachte heeft haar daarna hevig bloedend achtergelaten en opgesloten in de slaapkamer. Deze feiten vonden plaats in de tijdspanne van ruim een half uur. Aangeefster heeft gedurende die tijd doodsangsten uitgestaan. Zij heeft verklaard dat zij op een gegeven moment dacht dat zij werkelijk zou komen te overlijden. Als gevolg van het handelen van verdachte is zij in het ziekenhuis terecht gekomen en heeft zij blijvend letsel opgelopen, waaronder littekens en gevoelloze vingers. Dit letsel vormt voor haar een dagelijkse confrontatie met en een blijvende herinnering aan hetgeen op 29 oktober 2015 heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft zij ook psychisch nog steeds last van het incident. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en de slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is.
Verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven van een groot gebrek aan respect voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangeefster: hij heeft daar op brute wijze inbreuk op gemaakt. Verdachtes handelen heeft niet alleen een enorme impact op het leven van zijn echtgenote, maar ook op dat van hun kinderen die ten tijde van het feit thuis waren. Ook voor hen heeft het gebeurde blijvende gevolgen. Niet alleen worden zij dagelijks geconfronteerd met de gevolgen voor hun moeder, zij hebben bovendien (net als hun moeder) door de ontkennende houding van verdachte te leven met een groot aantal onbeantwoorde vragen. Dat zij hier last van hebben is door de officier van justitie ter zitting uitdrukkelijk naar voren gebracht. Bovendien heeft verdachte met zijn handelen veroorzaakt dat de vijf kinderen nu feitelijk slechts kunnen bouwen op één ouder, hetgeen in het algemeen niet bevorderlijk wordt geacht voor de ontwikkeling van kinderen.
Kijkend naar de persoon van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij consequent geweigerd heeft om mee te werken aan gedragsdeskundige onderzoeken door drie verschillende psychologen alsmede aan onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC). Verdachte heeft aldus geen enkel inzicht gegeven in de beweegredenen van zijn handelen. Dientengevolge bestaan geen onderbouwde aanwijzingen voor een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank gaat, bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel, bij het bepalen van de strafmaat dan ook uit van volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat slechts een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is, waarbij geen ruimte meer is voor een voorwaardelijk deel van deze straf.
De rechtbank acht een gevangenisstraf zoals gevorderd door de officier van justitie passend en geboden, gezien hetgeen hierboven ten aanzien van de feiten en de persoon van verdachte is overwogen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hogere straf op te leggen dan de strafeis hoewel de officier van justitie bij het formuleren van zijn eis is uitgegaan van vrijspraak voor voorbedachte rade voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
Beoordeling rechtbank.De rechtbank acht toetsend aan de maatstaf van redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten: een immateriële schadevergoeding van € 8.500,- en een materiële schadevergoeding van € 2.036,60.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het hoger gevorderde bedrag aan immateriële schade, omdat de rechtbank van oordeel is dat dit gedeelte van de vordering niet eenvoudig is vast te stellen en een nader onderzoek zou vereisen. De recht- bank is van oordeel dat de behandeling van (dit deel van) de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken kosten.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 242, 289.

Voorlopige hechtenis.

De rechtbank wijst het verzoek om onmiddellijke invrijheidstelling af gelet op de duur van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven en verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

T.a.v. feit 1 primair:poging tot moord T.a.v. feit 2:verkrachtingDe rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel.

T.a.v. feit 1 primair, feit 2:* Gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht

* Maatregel van schadevergoeding van € 10.536,60 subsidiair 87 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 10.536,60 (zegge: tienduizendvijfhonderdzesendertig euro en zestig eurocent, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 87 dagen hechtenis.
Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 8.500,- immateriële schadevergoeding en een bedrag van € 2.036,60 materiële schadevergoeding.
De toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 10.536,60 (zegge: tienduizendvijfhonderdzesendertig euro en zestig eurocent), te weten € 8.500,- aan immateriële schadevergoeding en € 2.036,60 aan materiële schadevergoeding.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil. Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Boersma, voorzitter,
mr. C.A. Mandemakers en mr. A.E. van der Eijk, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 6 juni 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Zeeland West Brabant, team opsporing Tilburg/Hart van Brabant, genummerd PL200-2015279146.