II. Beoordelingskader witwassen
De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd van het uit enig misdrijf afkomstig zijn van het geld. Dienaangaande bevat het dossier feitelijk uitsluitend CIE informatie die verdachte in verband brengt met grootschalige handel in hennep. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de hierna te bespreken kasopstelling feiten en omstandigheden oplevert die, in onderling verband en samenhang beschouwd, zonder meer een vermoeden van witwassen in het leven roepen.
Kasopstelling
In het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen is op p. 138 een eenvoudige kasopstelling weergegeven die vervolgens vanaf p. 140 nader is uitgewerkt. In deze kasopstelling zijn de contante uitgaven en de legale contante inkomsten van [verdachte] en zijn vriendin [medeverdachte 4] over de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 november 2013, voor zover die uit het onderzoek bekend zijn geworden, in kaart gebracht.
De rechtbank kan zich niet op alle punten met de kasopstelling op p. 138 verenigen en zal deze als volgt aanpassen:
- De eerste contante opname van € 40,- dateert van 27 februari 2007 en kan in het licht van de tenlastelegging (die uitgaat van de periode 1 oktober 2007 tot en met 1 november 2013) niet worden meegenomen.
- De schenking van [betrokkene 4] ad € 6.000,- zal de rechtbank niet meenemen nu de onderhandse akte
De contante opnamen en stortingen in verband met internetgokken zal de rechtbank niet meenemen nu deze posten in het strafdossier onvoldoende zijn onderbouwd.
Dit leidt ertoe dat aan de inkomstenkant een bedrag van € 65.630,- in mindering moet worden gebracht en aan de uitgavenkant een bedrag van € 92.580,-.
Wat betreft de casinobezoeken gaat de rechtbank uit van het volgende:
o Op 14 maart 2010 heeft [verdachte] tijdens een zogenaamd gastheergesprek tegen een medewerker van het casino gezegd dat hij sinds vorig jaar augustus (2009) een ton voor staat. Kort daarna, op 22 maart 2010, vond wederom een dergelijk gesprek plaats. Toen vertelde [verdachte] dat hij sinds de vorige keer € 31.000,- had verloren.
o Holland Casino heeft de frequentie van de bezoeken door verdachte in kaart gebracht,,.
In de periode waarover [verdachte] met een medewerker van het casino heeft gesproken (augustus 2009 tot 22 maart 2010) heeft hij het Holland Casino 43 keer bezocht.
De gemiddelde winst per keer is aldus € 69.000,- gedeeld door 43 keer =
(afgerond) € 1.600,- per keer.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] in de jaren 2009-2010 het casino 61 keer heeft bezocht zodat sprake is van een gemiddeld aantal bezoeken van 30 keer per jaar. Nu de informatie over het jaar 2012 ontbreekt zal de rechtbank voor dat jaar derhalve uitgaan van het hiervoor berekende gemiddelde van 30 bezoeken.
o Rekening houdend met de startdatum van 1 oktober 2007 in de tenlastelegging gaat het tot aan augustus 2009 om 2 bezoeken in 2007, 3 bezoeken in 2008 en 5 bezoeken tot en met juli 2009, hetgeen (uitgaande van de hiervoor berekende gemiddelde winst van € 1600,- per keer) neerkomt op een gemiddelde winst van 10 keer € 1.600,- = € 16.000,-
o na 22 maart 2010 tot en met eind 2010 heeft [verdachte] het casino 10 keer bezocht, hetgeen, uitgaande van een berekende gemiddelde winst van € 1.600,- per bezoek, neerkomt op een winst van 10 keer € 1.600,- = € 16.000,-.
o In 2011 heeft verdachte het casino 6 keer bezocht.
o In 2013 heeft verdachte het casino 4 keer bezocht
Een en ander resulteert in de volgende berekening:
1-10-07 t/m juli 2009, 10 keer 1.600,-= 16.000,-;
23-3-2010 t/m 31-12-2010 10 keer 1.600,- = 16.000,-
jaar 2011, 6 keer 1.600,- = 9.600,-;
jaar 2012, 30 keer 1.600,- = 48.000,-;
jaar 2013, 4 keer 1.600,-
= 6.400,-.
Totaal = 96.000,-.
De rechtbank zal bij de speelwinst behaald in het casino, zoals in de kasopstelling op p. 138 aan de inkomstenkant is vermeld ad € 69.000,- (periode augustus 2009 t/m maart 2010), een bedrag van € 96.000,- optellen, zodat de totale speelwinst wordt vastgesteld op € 165.000,-.
Aan de uitgavenkant zal de rechtbank geen post casino opnemen nu daarvoor – mede in het licht van de uitlatingen van verdachte tegenover een medewerker van Holland Casino in 2010 - geen steun uit het dossier valt te putten.
Uitgaven, de post woning van € 848.000,- zal de rechtbank aldus corrigeren:
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de facturen van [getuige 3] (p. 10-11 van het delictproces-verbaal witwassen woning) giraal zijn betaald zodat de aldus betaalde facturen tot een totaal bedrag van € 67.383,75 uit de kasopstelling (die immers een weergave inhoudt van het contante geldverkeer) zullen worden verwijderd.
De rechtbank zal verder de in het taxatierapport tot uitgangspunt genomen grondprijs van € 96.032,-vervangen door de historische kostprijs ad € 10.500,- zoals die grondprijs is overeengekomen en door [medeverdachte 4] (contant) aan haar vader is betaald op 29 oktober 2007.
De na correctie in het kader van de kasopstelling in aanmerking te nemen stichtingskosten komen daarmee uit op € 848.000,- minus € 96.032,- minus € 67.383,75 plus 10.500,- = € 695.084,25.
Aanpassingen overige uitgaven:
o Post contante stortingen bankrekeningnummer eindigend op 698dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar
€ 89.200,93;
o Post contante stortingen bankrekeningnummer eindigend op 019dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar
€ 5.045,-;
o Post contante stortingen creditcarddient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 13.851,50;
o Post stortingen Duitsland op de bankrekeningnummer eindigend op 014 dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 5.000,-;
o Post stortingen Duitsland op de bankrekening met nummer eindigend op 017 komt in verband met de ten laste gelegde periode te vervallen;
o Post inboedel: door de taxateur is gecalculeerd dat de inboedel een waarde heeft van € 153.400,-. In het rapport kasopstelling wordt weliswaar vermelddat dit bedrag volgens de taxateur verhoogd zou dienen te worden met 50% om te komen tot een reële aankoopwaarde, maar het betreffende taxatierapport biedt voor die bewering geen basis. De rechtbank volstaat daarom met een post inboedel ad € 153.400,-;
o Post VGZ zorgverzekering dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 7.479,62;
o Post [betrokkene 6]dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 15.058,58.
o Post overige contante uitgaven van € 12.817,86 dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 12.500,47.
o Post vakanties: de rechtbank is van oordeel, zoals hierna zal worden uitgewerkt, dat uitsluitend bewezen kan worden verklaard dat de vakanties naar Benalmadena ad € 3.000,-, Aruba ad € 8.000,- en Gerlos ad € 6.000,- door [verdachte] en/of zijn partner [medeverdachte 4] zijn betaald, zodat ter zake in de kasopstelling een bedrag van € 17.000,- aan uitgaven moet worden opgenomen.
o Post [betrokkene 5] : de rechtbank acht op grond van haar verklaringen dan wel door haar gevoerde telefoongesprekken voldoende onderbouwd dat verdachte aan [betrokkene 5] de volgende schenkingen heeft gedaan: een Gucci tas ter waarde van € 1.000,-, € 8.000,- aan spullen, een paar duizend euro, d.i. € 2.000,- om te winkelen in Spanje, € 1.200,- voor een kast, twee keer een geldbedrag van € 500,- = € 1.000,-, , een buffetkast van € 3.000,-, een Missioni dekbed van € 1.000,- en een Samsungtelevisie van afgerond € 1.000,-.
In totaal een bedrag van € 18.200,-.
o Post overige sieraden: anders dan wat betreft het in de kasopstelling verwerkte Audemars Piquet horloge, is niet is komen vast te staan wanneer die sieraden en horloges zijn aangeschaft, zodat de rechtbank deze post niet zal meenemen in de kasopstelling;
o Post verkeersboete 25 juli 2007: deze post ad € 500,- zal niet worden meegenomen nu deze buiten de ten laste gelegde periode valt.
o Post paard (paardenpaspoort): de rechtbank is van oordeel dat deze post onvoldoende onderbouwd is en zij zal het bedrag van € 2.500,- aldus niet als uitgave meenemen.
Het bovenstaande leidt, cijfermatig samengevat, tot de navolgende opstelling:
Contante inkomstencontante opnamen 698 12.360,00
chipknip opname 150,00
speelwinst casino 165.000,-.
Mercedes 88-XZ-SV
22.000,00
Totale inkomsten
199.510,00
Contante uitgavencontante stortingen 698 89.200,93
contante storting casino 4.000,00
contante storting 019 5.045,00
contante storting 880 2.183,79
contante storting 170 5.585,58
stortingen creditcard 13.851,50
storting Duitsland 014 5.000,00
gemeentelijke belasting 775,94
inboedel 153.400,00
woning 695.085,00
brug/stal/omheining 2.000,00
uitgaven kinderen 53.305,00
voeding 36.703,13
zwembad 2.167,50
VGZ 7.479,62
Quad Cam-Am 1.500,00
Quad Yamaha 1.500,00
kindermotor 1.500,00
huur Duitsland 1.255,30
[betrokkene 6] 15.058,58
vakanties 17.000,00
[betrokkene 5] 18.200,00
horloge Audemars Piguet 25.000,00
vluchten Transavia 8.181,01
Fit-inn Vught 852,55
overige contante uitgaven 12.500,47
klein vaarbewijs 70,00
saldo contanten op 31-10-13
3.054,50
Totale uitgaven
1.181.455,40
De kasopstelling, zoals hierboven verkort weergegeven, laat (afgerond op hele euro’s) een verschil zien tussen de contante inkomsten (€
199.510,00)en contante uitgaven (€
1.181.455,-) van € 981.945,- Dat betekent dat verdachte met zijn partner in de periode 1 oktober 2007 tot en met 1 november 2013 bijna 1 miljoen euro meer hebben uitgegeven dan er uit bekende (legale) bronnen bij hen is binnengekomen. Tegen de achtergrond van dit aanzienlijke kastekort heeft de officier een aantal concrete witwasverdenkingen geformuleerd. Deze verwijten komen er – kort gezegd - op neer dat verdachte, samen met zijn partner, de navolgende voorwerpen heeft witgewassen:
een contant geldbedrag van in totaal € 144.876,14 (tenlastelegging sub B) en
geldbedragen waarmee de volgende goederen zijn betaald:
- een perceel grond met een woning en een garage aan de [adresgegevens 3] 22(s) (tenlastelegging sub A);
- inboedel, huisraad, kleding, schoeisel en speelgoed (tenlastelegging sub C);
- reizen/vakanties (tenlastelegging sub D).
In het licht van de kasopstelling kunnen de door verdachte en zijn partner gedane contante uitgaven zoals genoemd in de tenlastelegging niet verklaard worden door hetgeen uit het onderzoek bekend is geworden omtrent hun legale inkomsten. Van verdachte zijn bij de Nederlandse belastingdienst geen inkomsten bekend in de periode 2007-2013. Uit bij de doorzoeking in beslag genomen Duitse aangifte inkomstenbelasting 2012 blijkt dat verdachte voor 2012 een belastbare winst heeft opgegeven van € 9.115,73; voor 2011 bedroeg die € 1.875,78. Volgens een opgave van de Duitse belastingdienst bedroeg de omzet over de jaren 2009 tot en met 2013 respectievelijk 10.042,-, € 9.352,-, nihil,
€ 23.025,- en nihil. Uit gegevens van de Nederlandse belastingdienst blijkt dat van [medeverdachte 4] over de periode 2008 tot en met 2011 geen inkomsten bekend zijn. In de periode januari tot en met 2 september 2013 ontving [medeverdachte 4] uit haar onderneming [onderneming] een netto maandsalaris van € 1.500,-, derhalve over de gehele periode € 13.500,-. Uit een bij de doorzoeking in beslag genomen Duitse aangifte inkomstenbelasting 2012 bleek dat zij een belastbare winst had van € 9.291,38; voor het jaar 2011 werd de belastbare winst berekend op € 5.617,59. Uit de door [medeverdachte 4] op 21 oktober 2014 ingediende aangiften inkomstenbelasting 2009 en 2010 blijkt dat zij in die jaren in Duitsland een belastbare winst heeft genoten van € 5.873,- (2009) respectievelijk € 6.702,- (2010). Uit het verloop van de namens [medeverdachte 4] in 2014 gedane aangiftes Inkomstenbelasting blijkt dat zij in de periode van 2009 tot en met 2011 een bedrag van € 151.500 op haar vermogen uit sieraden zou hebben ingeteerd. Ook indien met dit bedrag in de kasopstelling rekening wordt gehouden (daarbij aannemende dat de betreffende sieraden à contant zijn verkocht), leidt dit niet tot een ander oordeel, nu ook dan sprake blijft van een onverklaarbaar verschil van ruim € 830.000,-.
Er is gezien het geconstateerde kastekort sprake van een door feiten en omstandigheden geschraagd vermoeden dat, voor zover de uitgaven de inkomsten hebben overtroffen, die middelen een criminele herkomst hebben. Het ligt dan op de weg van de verdachte om ter zake de herkomst van die middelen een verklaring te presenteren die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand volstrekt onaannemelijk voorkomt, waarvoor het vermoeden van witwassen dient te wijken en de bewijslast ter zake de criminele herkomst van die middelen weer ten volle bij de officier van justitie legt. Doet de verdachte dat niet respectievelijk snijdt de gepresenteerde verklaring – al dan niet nadat deze aan nader onderzoek is onderworpen - geen hout dan resteert als enig overblijvende verklaring voor de herkomst van de in de tenlastelegging genoemde bedragen dat deze afkomstig zijn uit misdrijf.
Standpunt van het OM met betrekking tot de ten laste gelegde onderdelen
Op gronden die in het schriftelijke requisitoir zijn weergegeven, heeft het OM zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit volgt dat
ad A) verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] geldbedragen waarmee het perceel grond, de woning en de garage aan de [adresgegevens 2] zijn betaald heeft omgezet;
ad B) verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] contante geldbedragen heeft omgezet door gelden op bankrekeningen te storten en uitgaven contant te voldoen;
ad C) verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen, met uitzondering van de sieraden, maar met in begrip van het horloge Audemars Piguet, heeft verworven en voorhanden gehad terwijl verdachte wist dat deze goederen, middellijk of onmiddellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
Wat betreft de sieraden en de horloges, met uitzondering van het horloge Audemars Piguet, heeft het OM vrijspraak gevorderd omdat het dossier onvoldoende aannemelijk maakt dat die sieraden en die horloges in de ten laste gelegde periode in het bezit van verdachte en [medeverdachte 4] zijn gekomen;
Ad D) verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] contante geldbedragen heeft omgezet in vakanties naar Benalmadena Costa, Aruba en Gerlos.
Het OM heeft vrijspraak gevorderd van de reizen naar de Verenigde Staten, Fuengirola en de reis die [medeverdachte 4] zou hebben gemaakt naar Spanje nu het wettig en overtuigend bewijs voor die reizen ontbreekt.
Standpunt van de verdediging met betrekking tot de ten laste gelegde onderdelen
De verdediging neemt tot uitgangspunt dat verdachte en [medeverdachte 4] geen gezamenlijke huishouding voerden noch een economische eenheid vormden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard wat zijn rol is geweest. Omdat de financiering van het perceel grond, de woning en de garage geheel aan [medeverdachte 4] of haar vader dient te worden toegeschreven, dient voor onderdeel A van de tenlastelegging vrijspraak te volgen. Verdachte heeft daarover ter zitting een concrete en verifieerbare en niet op voorhand volslagen onwaarschijnlijke verklaring afgelegd.
Dit zelfde geldt voor onderdeel C van de tenlastelegging, kort gezegd de inboedel. Ook die is niet door verdachte betaald. Dat zijn bijdrage aan de aanschaf van spullen voor de kinderen een criminele herkomst zou hebben is niet bewezen.
Wat betreft het horloge Audemars Piguet in onderdeel C heeft de raadsman nog gewezen op p. 6 van het persoonsdossier [verdachte] waar vermeld is wie tijdens de doorzoeking op het betreffende adres aanwezig waren en wie derhalve allemaal eigenaar van het horloge kunnen zijn.
Wat betreft onderdeel B heeft de raadsman betoogd dat slechts sprake is van € 13.000,- aan contante stortingen op rekening van [verdachte] en dat de criminele herkomst van dat geld niet kan worden aangetoond omdat [verdachte] over geld kon beschikken, afkomstig uit het venten en van gokwinsten in het casino.
Wat betreft de reizen, vermeld in onderdeel D van de tenlastelegging, acht de verdediging het wettig en overtuigende bewijs niet geleverd van de betaling van die reizen door [verdachte] . Die reizen werden door familie aan hen geschonken.
Overige bewijsmiddelen, oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal hierna de bewijsmiddelen bespreken voor zover deze specifiek betrekking hebben op de ten laste gelegde items onder A tot en met D. Deze bewijsmiddelen beziet de rechtbank in onderling verband en samenhang met hetgeen hiervoor met betrekking tot de gezamenlijke huishouding en de kasopstelling is opgenomen en overwogen.
Ad A) perceel grond, woning en garage [adresgegevens 2] (s) ’s-Hertogenbosch.Het perceel grond gelegen aan de [adresgegevens 2] , te ’s-Hertogenbosch, kadastraal bekend gemeente ’s-Hertogenbosch, sectie K nummer 4760 (….) werd op 29 oktober 2007 door [medeverdachte 2] , geboren te ’s-Hertogenbosch op [geboortedatum 6] , verkocht aan [medeverdachte 4] (de dochter van verkoper en de vriendin van verdachte), geboren te ’s-Hertogenbosch op [geboortedatum 7] . De koopsom bedroeg € 10.500,- en werd rechtstreeks door [medeverdachte 4] voldaan.Op 7 juni 2007 werd door de verkoper, [medeverdachte 2] een aanvraag bouwvergunning ingediend bij de gemeente ’s-Hertogenbosch betreffende een reguliere bouwvergunning ten behoeve van de plaatsing van een woonwagen. Het bebouwde oppervlak zou 225 vierkante meter bestrijken en een inhoud van 1360 kubieke meter hebben.Op 7 januari 2010 heeft [medeverdachte 4] bij de gemeente ’s-Hertogenbosch een aanvraag bouwvergunning ingediend voor de bouw van een garage op het adres [adresgegevens 3] 22 te ’s-Hertogenbosch. Aanvraagster heeft aangegeven dat zij zelf aannemers zou inhuren voor de uitvoering van de verschillende bouwwerkzaamheden.
De betreffende woning en de aangelegen garage zijn op 12 december 2013 getaxeerd door [makelaar] te Rosmalen. Daarin is opgenomen dat het gaat om een luxe vrijstaand landhuis met vrijstaande garage en verdere aanhorigheden, gelegen aan de [adresgegevens 2] op het plaatselijke woonwagencentrum aan de [adresgegevens 3] . De stichtingskosten van de woning zijn gewaardeerd op € 848.000,-.Voor wat betreft de in de stichtingskosten begrepen grondprijs verwijst de rechtbank naar hetgeen zij dienaangaande heeft overwogen bij het betreffende onderdeel in de kasopstelling, hetgeen ertoe leidt dat deze stichtingskosten lager, op een bedrag van € 762.468,- moeten worden vastgesteld.
In de woning van de vader van [medeverdachte 4] aan de [adresgegevens 3] 24a zijn facturen aangetroffen van het aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] , gericht aan [medeverdachte 4] , [adresgegevens 2] .Tijdens de doorzoeking in het kantoor van het aannemersbedrijf zijn eveneens facturen aangetroffen met betrekking tot zowel de bouw van de woning [adresgegevens 2] alsook de garage, die op naam stonden van [medeverdachte 4] . Deze facturen beslaan een periode van 5 december 2008 tot en met 31 oktober 2011.
Hieruit leidt de rechtbank af dat dit aannemersbedrijf betrokken is geweest bij de bouw van de woning en de garage. Uit gegevens van de Rabobank leidt de rechtbank af dat een deel van deze facturen, namelijk een totaalbedrag van € 67.383,75, per bank is betaald door [medeverdachte 4] .
Dat het aannemersbedrijf [getuige 3] in de jaren 2008 en 2009 bouwwerkzaamheden heeft verricht leidt de rechtbank tevens af uit gemaakte aantekeningen in agenda’s over de jaren 2008 en 2009.
Daarnaast hebben uitvoerders van voornoemd aannemersbedrijf het volgende verklaard.
[getuige 4]heeft verklaard dat hij daar de bouw heeft uitgezet voor de woningen op nummer [adresgegevens 2] en [huisnummer] . Dit betreffen grote vrijstaande woningen. De casco is gebouwd, dus de fundering, de vloeren van alle etages en de muren. Er waren meestal 2 à 3 mensen van het aannemersbedrijf aanwezig op de bouwplaatsen.[getuige 5]heeft verklaard dat hij een paar keer op het woonwagencentrum aan de [adresgegevens 3] in ’s-Hertogenbosch is geweest en dat hij de opdracht van [getuige 3] kreeg om daar zaken te regelen. Hij stuurde de timmerlieden aan. Het betrof de bouw van een garage. De twee woningen stonden daar toen al.
Ad B) contante geldbedragen, zijnde stortingen en overige contante uitgaven, vermeld in de eenvoudige kasopstelling op p. 138 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.De rechtbank heeft hiervoor enkele aanpassingen doorgevoerd in de kasopstelling zodat deze wat betreft de contante stortingen overige uitgaven neerkomt op een totaalbedrag van
€ 137.367,27, namelijk:
contante stortingen 698 89.200,93
contante storting casino 4.000,00
contante storting 019 5.045,00
contante storting 880 2.183,79
contante storting 170 5.585,58
stortingen creditcard 13.851,50
storting Duitsland 014 5.000,00
overige contante uitgaven 12.500,47.
Als bewijsmiddelen ter onderbouwing van dit onderdeel van de tenlastelegging bezigt de rechtbank naast het voorgaande het volgende.
Uit maandrekeninginformatie van de Rabobank blijkt dat op de bankrekening van [medeverdachte 4] met nummer [bankrekeningnummer 2] vanaf 15 oktober 2007 tot en met 10 juni 2013 de volgende contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 89.200,93:
op 15 oktober 2007: 3.000,-
op 16 oktober 2007: 3.000,-
op 17 oktober 2007: 3.000,-
op 18 oktober 2007: 3.000,-
op 12 december 2007: 400,-
op 31 januari 2008: 1.310,-
op 8 juli 2008: 5.000,-
op 9 juli 2008: 5.000,-
op 15 juli 2008: 5.000,-
op 16 juli 2008: 5.000,-
op 8 oktober 2008: 251,80
op 27 februari 2009: 37.500,-
op 15 september 2009: 1.500,-
op 4 maart 2010: 1.980,-
op 28 mei 2010: 7.100,-
op 11 juni 2010: 2.500,
op 19 mei 2011: 592,50
op 19 juli 2011: 500,-
op 29 augustus 2011: 500,-
op 22 september 2011: 292,50
op 1 november 2011: 500,-
op 9 januari 2012: 1.000,-
op 11 juni 2012: 700,-
op 12 september 2012: 200,-
op 10 oktober 2012: 325,03
op 10 juni 2013: 49,10 (afwaarderen chipknip).
Uit een in beslag genomen overboekingsbewijs van Holland Casino blijkt dat [medeverdachte 4] op 22 januari 2010 een bedrag van € 4.000,-, niet zijnde speelwinst, heeft overgeboekt naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] . De beslagcode op dit overboekingsformulier betreft mun.W06.SLK2.013.De rechtbank stelt vast dat deze beslagcode ziet op de doorzoeking in de woning W06: [adresgegevens 3] , de woning van de ouders van [medeverdachte 4] .
Uit maandrekeninginformatie van de Rabobank blijkt dat op de bankrekening van
[verdachte] met nummer [bankrekeningnummer 3] vanaf 22 juli 2008 tot en met 23 maart 2009 de volgende contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 5.045,-:
op 22 juli 2008: 995,-
op 30 oktober 2008 3.800,-
op 23 maart 2009 250,-.
Uit maandrekeninginformatie van de Rabobankblijkt dat op de bankrekening van [betrokkene 3] (dochter van verdachte, geboren op [geboortedatum 5]) met nummer [bankrekeningnummer 4] vanaf 6 oktober 2011 tot en met 20 maart 2013 de volgende contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 2.183,79:
op 6 oktober 2011: 531,72
op 1 november 2011: 790,-
op 17 januari 2012: 342,95
op 8 maart 2012: 156,91
op 20 maart 2013: 362,21.
Uit maandrekeninginformatie van de Rabobankblijkt dat op de bankrekening van [betrokkene 2] (zoon van verdachte, geboren op [geboortedatum 8]) met nummer 3491.70.41.70 vanaf 18 juni 2009 tot en met 20 maart 2013 de volgende contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 5.585,58:
op 18 juni 2009: 299,11
op 14 januari 2010: 1.002,50
op 17 januari 2012: 1.246,39
op 17 januari 2012: 1.750,-
op 17 januari 2012: 736,88
op 20 maart 2013: 550,70.
In de periode 11 oktober 2007 tot en met 15 oktober 2012 werd op het account van de creditcard rekening [bankrekeningnummer 5] een contant geldbedrag van € 13.649,- gestort. Het nummer van de Visa Gold Card betreft [bankrekeningnummer 6] en is gekoppeld aan voornoemd nummer van de creditcard rekening. Deze Visa Gold Card is uitgegeven aan [medeverdachte 4] .
Uit de aangetroffen contra stroken van acceptgiro’s, inbeslagnamenummer Mun.W04.Z.2.2, blijkt dat bij contante betalingen op de rekening van International Card Service € 7,50 aan kosten door het postkantoor in rekening worden gebracht. Dit betekent dat er voor 27 betalingen een bedrag van 27 x 7,50 = € 202,50 aan kosten is betaald.
Hierdoor is het totale contante bedrag van stortingen en kosten: € 13.851,50.
De rechtbank stelt vast dat de beslagcode Mun.W04.Z.2.2 ziet op de doorzoeking in de woning W04: [adresgegevens 2] , de woning van verdachte en [medeverdachte 4] .
Op 28 januari 2009 werd op het account van de Duitse rekening 3016904014, op naam van [verdachte] , een contant geldbedrag van € 5.000,- gestort.
Uit onderzoek naar de in beslag genomen bescheiden onder nummer Mun.W04.Z.2.2 bleek dat een groot aantal contantbonnen of reçu’s aanwezig waren. De - met het oog op de tenlastegelegde periode mee te nemen - contantbonnen en reçu’s bestrijken een periode van 2 oktober 2007 tot en met 16 december 2010. Hierbij zijn reçu’s van acceptgiro’s aangetroffen. Bij betaling op een postkantoor wordt hiervoor een bedrag van € 7,50 aan kosten in rekening gebracht. Het totaal van de contante uitgaven (de zorgverzekering en kleding en voeding niet meegerekend) bedraagt € 12.500,47.De rechtbank stelt vast dat de beslagcode Mun.W04.Z.2.2 ziet op de doorzoeking in de woning W04: [adresgegevens 2] , de woning van verdachte en [medeverdachte 4] .
Ad C) meubels, inboedel, huisraad, stoffering, audioapparatuur, televisieapparatuur, kleding, schoeisel, speelgoed, cosmetica,, zwembad, quads, kindermotor, horloge Audemars Piguet:In opdracht van de politie hebben taxateurs van [taxateurs] de vervangingswaarde beoordeeld en getaxeerd van de in het rapport vermelde zaken, zich bevindende op het adres [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch, bij de bezoeken ter plaatse alsmede aan de hand van fotoreportages.
De totale vervangingswaarde taxeren zij op € 153.400,- en dit ziet op onder meer:
-in de woonkamer met open keuken: zitmeubilair, tafels met stoelen, kasten, overig meubilair, kleden, verlichting, keukenuitzet, audiovisueel/computer/ DVD e.d.
-in de slaapkamer van de volwassenen: bedden met toebehoren, verlichting, audiovisueel/computer/DVD e.d., overig meubilair, garderobes inclusief schoenen, tassen e.d.
-in de slaapkamers van de kinderen: Bedden met toebehoren, kasten, verlichting, audiovisueel/Computer/ DVD e.d., overig meubilair, speelgoed, garderobes inclusief schoenen, tassen e.d.
-in de overige ruimtes: cosmetica, stoffering gehele woning € 15.000,00, overig meubilair.Zoals hiervoor reeds overwogen, ziet de rechtbank in het rapport geen basis voor de aldaar aangegeven verhoging met 50%.
Tijdens de doorzoeking zijn in de woning [adresgegevens 2] in een keukenkast diverse bescheiden in beslag genomen, waaronder een factuur van [bedrijf1] d.d. 18 juli 2013 (beslagcode Mun.W04.BKK.1.4.8) die ziet op de aankoop van een zwembad. Het aankoopbedrag van € 2.167,50 is contact voldaan.
Tijdens de doorzoeking in de garage van perceel [adresgegevens 2] werden een drietal voertuigen aangetroffen en in beslag genomen. Het betreft:
Mun.W04.G.1.1 Quad, Can-AM DS90
Mun.W04.G.1.2 Quad, Yahama YFM 50T
Mun.W04.G.1.1 kindermotor, model Harley Davidson.
Mede op basis van door haar geraadpleegde informatie uit openbare bron (Google) acht de rechtbank aannemelijk dat het hier voertuigen betreft, (mede) bestemt voor kinderen. De rechtbank stelt vast dat de kinderen van verdachte zijn geboren op [geboortedatum 4] respectievelijk [geboortedatum 5] , zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat genoemde voertuigen nadien zijn aangeschaft, dus gedurende de ten laste gelegde periode..
In de woning [adresgegevens 2] te ‘s-Hertogenbosch is tijdens de doorzoeking o.a. een horloge Audemars Piguet Royal Oak Off Shore kastnummer N1120 G15563 aangetroffen (beslagcode MUN.W04.E.3.1). Aan de [bedrijf2] in Amsterdam is verzocht onderzoek te doen naar o.m. de echtheid en waarde van het horloge. De heer [betrokkene 7] , Audemars Piguet Senior Technician heeft vastgesteld dat het horloge een echt en onvervalst horloge betreft. Hij deelde mee dat het op 9 juli 2009 af fabriek werd geleverd aan Audemars Piguet USA, een corresponderend referentienummer heeft en een nieuwwaarde heeft van circa
€ 25.000,-.
Evenals het OM acht de rechtbank het witwassen van de overige sieraden en horloges niet wettig en overtuigend bewezen, nu niet is komen vast te staan wanneer deze sieraden en andere horloges zijn aangeschaft. Er moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat het moment van verwerving gelegen is vóór de tenlastegelegde periode.
Ad D) reizen naar Spanje, Aruba en Oostenrijk.Tijdens de doorzoeking in de woning [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch is onder beslagcode MUN.W04.2.1.6. een babyboek [betrokkene 8] [geboortedatum 4] aangetroffen waarin is vermeld dat [betrokkene 8] met zijn ouders, verdachte [verdachte] en [medeverdachte 4] , naar Benalmadena in Spanje is geweest toen hij 4 maanden oud was. Deze reis, aldus gemaakt rond mei 2008, is in de kasopstelling gewaardeerd op een bedrag van € 3.000,-. Daarbij is rekening gehouden met de vluchten en de dagelijkse verblijfskosten.
Uit hetzelfde babyboek blijkt dat zoon [betrokkene 8] met zijn ouders zijn eerste kerstmis (rechtbank begrijpt december 2008) heeft doorgebracht op Aruba. Deze vakantie duurde 17 dagen. In de kasopstelling is deze reis gewaardeerd op € 8.000,-.Daarbij is rekening gehouden met de vluchten en de dagelijkse verblijfskosten.
Uit het overzicht transacties creditcard blijkt dat met de Visa Gold Card met nummer [bankrekeningnummer 6] in december 2008 en januari 2009 voor het gebruik van wifi-diensten is betaald op Aruba.
Uit tapgesprekken die [medeverdachte 4] heeft gevoerd is af te leiden dat [medeverdachte 4] en [verdachte] de kerstvakantie december 2012 hebben doorgebracht in Gerlos Oostenrijk.
Op 21 december 2012 belde een onbekende vrouw naar [medeverdachte 4] en vroeg wat zij aan het doen was. [medeverdachte 4] zei koffers aan het uit pakken te zijn en dat ze al in Oostenrijk waren, in Gerlos.
Op 22 december 2012 werd [medeverdachte 4] gebeld door verdachte [verdachte] . [medeverdachte 4] zei bij de kleine berg te zijn waar de kinderen waren. Verdachte [verdachte] zei bij de skischool te zijn.In de kasopstelling is deze reis gewaardeerd op € 6.000,-.Daarbij is rekening gehouden met de vluchten en de dagelijkse verblijfskosten.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen het witwassen van de reizen door [verdachte] en [medeverdachte 4] naar de Verenigde Staten, Disney Land Parijs, Fuegirolaen de reis door [medeverdachte 4] naar Spanje, zoals ten laste gelegd.
De verklaring van verdachte
[verdachte] heeft zich tijdens het voorbereidend onderzoek consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter terechtzitting van 1 november 2016 verklaarde verdachte dat hij voorafgaand aan de ten laste gelegde periode over een contant spaartegoed beschikte, gevormd uit overgespaarde inkomsten uit het venten met handelswaar in Duitsland. Wat zijn omzet was geweest, kon hij niet zeggen. Verdachte beriep zich op zijn zwijgrecht ter zake vragen naar de namen van personen die hem zijn handelswaar hadden geleverd of die samen met hem hadden gevent of op de camping hadden gestaan, met dien verstande dat verdachte in dat verband wel de naam van zijn schoonvader wilde noemen. Verdachte kon ook geen merken noemen van de producten (pannen- en messsensets) die hij in die periode aan de man bracht. Gevraagd naar de omvang van de door verdachte uit zijn ventactiviteiten overgespaarde inkomsten gaf verdachte aan dat hij daarover niet wilde verklaren. Verdachte verklaarde verder dat hij ook in de periode 2007 – 2013 had gevent, maar kon niet verklaren hoe veel hij in die periode gemiddeld met het venten verdiende behalve dan dat hij er van kon rondkomen. [medeverdachte 4] verdiende ook geld met het venten. Zij deed dit al toen verdachte haar leerde kennen in 2002 en is daarmee doorgegaan tot de geboorte van hun zoon (21 januari 2008, rb). Verdachte verklaarde niet te weten waar [medeverdachte 4] het huis aan de [adresgegevens 2] in ’s-Hertogenbosch van betaalde; hij wist ook niet wat [medeverdachte 4] deed, of zij werkte en hoeveel zij verdiende. Verdachte verklaarde niets te hebben betaald ter zake de bouw van het huis. De bouw heeft drie jaren geduurd; familieleden hebben bij de bouw geholpen maar verdachte wil geen namen noemen. Hij verklaarde verder dat hij al sinds zijn 18e in het casino komt en in de periode 2010 – 2013 misschien wel 150 keer in het casino kwam. In die periode zou verdachte minimaal een paar ton hebben verdiend; ter zitting noemde verdachte een bedrag tussen € 180.000,- en € 300.000,-. Verdachte verklaarde dat hij in die periode nauwelijks had gevent. Hij verbleef in die periode bij diverse vriendinnen in Vught, Eindhoven en Breda. Gevraagd naar namen wilde verdachte deze niet geven. Over het bij de doorzoeking aangetroffen Audemars horloge verklaarde verdachte dat hij dit horloge wel kent maar dat het niet van hem is. Over de vakanties verklaarde verdachte in algemene bewoordingen dat zijn ouders en schoonouders die hebben betaald.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee niet een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring verschaft omtrent de herkomst van de voorwerpen (geldbedragen) genoemd in de tenlastelegging nu deze verklaring niet door de bevindingen in het dossier wordt geschraagd, maar ook niet door verdachte wordt voorzien van voldoende en concrete aanknopingspunten aan de hand waarvan nader onderzoek kan plaatsvinden om verdachtes verklaring te verifiëren. Zo heeft verdachte niet aangeboden om toestemming te verlenen aan de Duitse belastingdienst respectievelijk zijn Duitse accountant om nadere concrete informatie te verstrekken omtrent de door verdachte in Duitsland genoten inkomsten vóór oktober 2007 en de sedertdien gegenereerde inkomsten in Duitsland. Verdachte blijft verder vaag (en biedt geen aanknopingspunten voor nader onderzoek) waar het gaat om de omvang van zijn in Duitsland opgebouwde spaartegoeden en de omvang van zijn ventactiviteiten in Duitsland. Verdachte wil geen namen van leveranciers noemen en het geeft te denken dat verdachte zelfs geen merken weet te noemen van de producten die hij aldaar – volgens zijn eigen verklaring – gedurende een groot aantal jaren aan de man heeft gebracht. Verdachte wil – uitgezonderd zijn schoonvader – ook geen namen noemen van personen met wie hij in het verleden in Duitsland heeft gevent en met wie hij in de periode geregeld op de camping stond. Voor wat betreft verdachtes verklaring omtrent de door hem genoten speelwinsten is de rechtbank uitgegaan van zijn verklaringen zoals hij die in maart 2010 heeft afgelegd tegenover een medewerker van Holland Casino en heeft zij de kasopstelling dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding om verdachtes bewering ter terechtzitting dat hij in de jaren 2010 – 2013 veel meer met gokken heeft verdiend te volgen nu zijn verklaring daarvoor geen aanknopingspunten biedt. Vragen van de rechtbank omtrent de vakanties van verdachte met zijn gezin worden door verdachte in vage en algemene bewoordingen beantwoord zonder dat er aanknopingspunten voor verder onderzoek worden geboden. De rechtbank acht daarom een nader onderzoek naar het realiteitsgehalte van de verklaring van verdachte, mede gelet op het verloop van de strafzaak en het tijdstip waarop verdachte een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd, niet noodzakelijk. Hetgeen verdachte heeft aangevoerd kan immers niet als een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet volstrekt onwaarschijnlijke verklaring worden beschouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
De rechtbank concludeert dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen (geldbedragen, goederen en diensten), genoemd in de tenlastelegging een legale herkomst hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring van de waargenomen feiten en omstandigheden gelden en verdachte moet dit hebben geweten. De bewijsverweren worden aldus verworpen.
ConclusieOp grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 4] gezamenlijk de kosten van het perceel grond, de woning en de garage aan de [adresgegevens 2] te
’s-Hertogenbosch, de overige huishoudelijke uitgaven en uitgaven aan reizen samen hebben gedragen en dat die kosten de legale inkomsten van beiden ver te boven gingen. Daarmee heeft verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] het geld omgezet, terwijl hij wist dat de geldbedragen die zijn omgezet uit misdrijf afkomstig waren. Gelet op de aard, omvang en duur gedurende welke verdachte en zijn medeverdachte deze activiteiten hebben ontplooid acht de rechtbank eveneens gewezen dat verdachte en zijn medeverdachte van dit witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 01 oktober 2007 tot en met 1 november 2013, te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader
A.
geldbedragen waarmee het perceel en (de bouw van en bouwwerkzaamheden aan) een woning en (de bouw van en bouwwerkzaamheden aan) een garage gelegen aan de
[adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch werden betaald, omgezet, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig waren,
B.
contante geldbedragen (tot een totaalbedrag van euro 137.367,27) overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig waren,
C.
(contante) geldbedragen waarmee voorwerpen, te weten meubels en inboedel en huisraad
en stoffering en audioapparatuur en televisieapparatuur en kleding en schoeisel en speelgoed en cosmetica en een zwembad en quads en een kindermotor en een horloge van het merk Audemars Piguet werden betaald, omgezet, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig waren,
D.
(contante) geldbedragen waarmee reizen naar Spanje en Aruba en Oostenrijk werden betaald, omgezet, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van het OM.
Het Openbaar Ministerie heeft de verschillende onderdelen van de tenlastelegging bewezen geacht, hetgeen gewoontewitwassen oplevert en heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden. Daarbij heeft het OM rekening gehouden met het tijdsverloop.
Een kopie van de vordering van het OM is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is algehele vrijspraak bepleit. Een strafmaatverweer is niet gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende een aanzienlijke periode medeplegen van gewoontewitwassen.
Door zijn gedragingen heeft verdachte bijgedragen aan het verhullen en daarmee aan het zicht van de opsporingsautoriteiten onttrekken van verdiensten uit criminele activiteiten. Dit opsporingsbelang is tevens een breed gedragen maatschappelijk belang en raakt daarmee de samenleving als zodanig. Dit verhullen vindt plaats op zodanige wijze dat daar een maatschappij-ontwrichtende werking van uit gaat. Het vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan.
Daarbij lijkt verdachte uitsluitend en ongeremd gedreven door eigen materieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn gedragingen voor de samenleving waar hij deel van uitmaakt.
In het voordeel van verdachte is acht geslagen op het feit dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie geen voor de onderhavige zaak relevante antecedenten heeft.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten ter zake fraude. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal echter een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat, de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden. Zij heeft hierbij rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden in deze zaak, te weten de omvang van het opsporingsonderzoek, de wenselijkheid van gelijktijdige berechting van de strafzaken tegen medeverdachten van verdachte, onderzoekshandelingen die onder meer in het buitenland hebben plaatsgevonden en de gekozen proceshouding van verdachte respectievelijk zijn medeverdachten. Het vorenstaande laat onverlet dat de rechtbank in strafmatigende zin wel acht heeft geslagen op het tijdverloop in deze zaak.
Beslag.Het OM heeft op grond van artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht verbeurdverklaring gevorderd van de woning en de garage op de [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch en daarnaast verbeurdverklaring van de voorwerpen onder de nummers 2, 3, 5, 9 tot en met 16, als vermeld op de aan de vordering gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. De overige voorwerpen kunnen volgens het OM worden teruggeven aan de rechthebbende.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen goederen.
Ten aanzien van de vordering tot verbeurdverklaring van de niet in beslag genomen woning en garage aan de [adresgegevens 3] 22(s) te ‘s-Hertogenbosch, stelt de rechtbank voorop dat inbeslagneming geen vereiste is voor verbeurdverklaring en dat artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht daartoe in beginsel de grondslag biedt. Laatstgenoemde wetsbepaling biedt de verdachte de keuze om verbeurd verklaarde voorwerpen uit te leveren of de door de rechter in zijn uitspraak geschatte waarde te betalen, waarna de artikelen 24b en 24c Wetboek van Strafrecht overeenkomstige toepassing vinden. In geval van bewezenverklaring van witwassen kan worden gesteld dat het strafbare feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen. In zoverre zijn de voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring ingevolge artikel 33a, lid 1, sub b, van het Wetboek van Strafrecht.
Vereist voor de verbeurdverklaring is in beginsel dat de voorwerpen aan de verdachte toebehoren (artikel 33a, lid 1 en 2, Sr). Verdachte hoeft geen eigenaar te zijn van de voorwerpen, voldoende is dat hij zeggenschap heeft over en belang heeft bij de voorwerpen. Dan kan zijn betrekking tot die voorwerpen in zoverre met die van eigenaar gelijk worden gesteld.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte geldbedragen waarmee de woning en de garage zijn betaald heeft witgewassen. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen voldoende steun bieden voor het oordeel dat verdachte een zodanige zeggenschap had over de niet in beslag genomen woning en garage, dat gezegd kan worden dat deze hem in strafrechtelijke zin toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 34 Sr voldoende grondslag biedt voor het langs deze weg verbeurd verklaren van de niet in beslag genomen woning en garage aan de [adresgegevens 3] nummer [adresgegevens 2] te ‘s-Hertogenbosch. De vordering van de officier van justitie kan dan ook worden toegewezen. Bij de vaststelling van de waarde van de woning met garage zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de door de taxateur van de woning bepaalde waarde in het economische verkeer per 31 oktober 2013 ad € 410.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen onder de nummers 2, 3, 5, 9 tot en met 16 als vermeld op de aan de vordering gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum te noemen in beslag genomen voorwerpen aan beslagene nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24b, 24c, 33, 33a, 34, 47, 420ter.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden.
Verklaart verbeurdde woning en de garage aan de [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch met een geschatte waarde van € 410.000,-
Verklaart verbeurdde in beslag genomen goederen, te weten: de voorwerpen met de
nummers 2, 3, 5, 9 tot en met 16, zoals vermeld op de aangehechte lijst van
inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggavevan de in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene, te weten: de overige voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 24 januari 2017.