ECLI:NL:RBOBR:2017:294

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
01/879246-13
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen met criminele herkomst van middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn partner beschuldigd werd van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn partner gedurende de periode van 1 oktober 2007 tot en met 1 november 2013 gezamenlijk de kosten van een perceel grond, een woning en een garage hebben gedragen, waarbij deze kosten de legale inkomsten van beiden ver te boven gingen. De rechtbank concludeert dat de verdachte wist dat de geldbedragen die zij omzetten uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op een kasopstelling die een aanzienlijk kastekort aantoont, wat leidt tot de conclusie dat de verdachte en zijn partner van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en heeft verbeurdverklaring uitgesproken van de woning en garage met een geschatte waarde van € 410.000,-. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn en dat de aanhouding en doorzoeking met inzet van een arrestatieteam rechtmatig waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/879246-13
Datum uitspraak: 24 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1980,
volgens eigen opgave van verdachte zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres: [adresgegevens 1]
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 maart 2016, 1 november 2016 en 10 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 maart 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 oktober 2007 tot en met
1 november 2013, te 's-Hertogenbosch en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, in elk geval zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
A.
(van) een perceel en/of een woning en/of een garage (gelegen op/aan de [adresgegevens 2] ) en/of (van) een of meer geldbedragen waarmee dit perceel en/of (de bouw van en/of bouwwerkzaamheden aan) die woning en/of (de bouw van en/of bouwwerkzaamheden aan) die garage werd(en) betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat perceel en/of die woning en/of die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den),
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit perceel en/of die woning en/of die garage en/of die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk en/of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig was/waren,
EN/OF
B.
een of meermalen (van) een (contant) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van euro 144.876,14), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den),
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) –onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was/waren,
EN/OF
C.
(van) een of meer voorwerpen, te weten meubels en/of inboedel en/of huisraad en/of stoffering en/of audioapparatuur en/of televisieapparatuur en/of kleding en/of schoeisel en/of speelgoed en/of cosmetica en/of stoffering en/of een zwembad en/of een of meer voertuigen (een of meer quads en/of een kindermotor) en/of een of meer horloges (van het merk Audemars Piquet en/of TW Steel en/of Festina en/of van een of meer andere merken) en/of een aantal sieraden (onder meer een schakelcollier) en/of (van) een of meer (contante) geldbedragen waarmee al deze voornoemde voorwerpen werd(en) betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op al die voornoemde voorwerpen en/of op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den),
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) en/of die/dat geldbedrag(en) -onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was/waren,
EN/OF
D.
(van) een of meer reizen (naar Spanje en/of Parijs en/of Aruba en/of Oostenrijk en/of een of meer andere bestemmingen) en/of (van) een of meer (contante) geldbedragen waarmee deze reis/reizen werd(en) betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den),
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wisten, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) –onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was/waren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie overweegt de rechtbank het volgende.
Door diverse verdachten is ter zitting aangegeven dat de actiedag met aanhoudingen en doorzoekingen, waarbij sprake is geweest van de inzet van een arrestatieteam, grote impact heeft gehad en dat zij nog steeds kampen met de psychische gevolgen daarvan. In een aantal zaken is in dit verband de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bepleit. Gelet op de samenhang in zaken overweegt de rechtbank in alle zaken - mitsdien ambtshalve in zaken waarin het betreffende verweer niet (specifiek) is gevoerd - het volgende over de start van het onderzoek en de rechtmatigheid van de doorzoekingen.
Uit het dossier volgt dat het woonwagencentrum aan de [adresgegevens 3] op 15 april 2013 door de Burgemeester van ’s-Hertogenbosch is aangemerkt als zogenaamd handhavingsknelpunt, als bedoeld in het
Convenant ten behoeve van de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak georganiseerde criminaliteit, bestrijding handhavingsknelpunten en bevordering integriteitsbeoordelingen.
Blijkens punt 1.7 van dit convenant wordt onder handhavingsknelpunt verstaan (een) door de stuurgroep RIEC (Regionaal Informatie- en Expertise Centrum) als zodanig aangewezen personen of groep personen, gebied of branche, waarover verschillende overheden of bestuursorganen signalen bereiken dat de vigerende regelgeving structureel niet wordt nageleefd, hetgeen mogelijk leidt tot een maatschappij ondermijnende situatie, bestaande uit bestuursrechtelijk of strafrechtelijk te sanctioneren gedragingen.
Wat betreft het strafrechtelijk traject is op 5 september 2013 onder gezag van de officier van justitie een opsporingsonderzoek gestart. Uit de verscheidene, ten aanzien van de verdachten in dit onderzoek opgemaakte processen-verbaal van verdenking volgt dat op 24 september 2013 de volgende betrouwbaar aangemerkte CIE/TCI-informatie voorhanden was, onder andere inhoudende - kort samengevat -:
1) dat de omzet van de weedhandel van de groepering van [verdachte] (geboren op [geboortedatum 1] 1980 en wonende op de [adresgegevens 2] ) gigantisch is, dat [verdachte] astronomische winsten maakt in de weedhandel, dat de succesvolle handel in drugs het woonwagenkamp aan de [adresgegevens 3] ontzettend ‘machtig’ heeft gemaakt en dat de [familie] en de familie van [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 2] en wonende op de [adresgegevens 3] 20), zich ook als zodanig manifesteren;
2) dat op het woonwagenkamp deur voor deur vuurwapens aanwezig zijn;
3) dat vrijwel alle bewoners van het woonwagencentrum aan de [adresgegevens 3] een dure auto met Duits kenteken in hun bezit hebben, dat deze voertuigen op naam van diverse Duitse postadressen staan en dat alle bewoners van het woonwagencentrum illegale inkomsten hebben; de informant heeft daarbij aan de hand van een luchtfoto van het woonwagencentrum aangegeven wie waar op het woonwagencentrum zou wonen, waarna een GBA-check heeft plaatsgevonden, die deels met de opgave van de informant overeen komt. Volgens de informant zitten [medeverdachte 1] ( [adresgegevens 4] ), [verdachte] ( [adresgegevens 2] ), [bijnaam] ( [adresgegevens 3] tussen [huisnummers] , betreft de bijnaam van [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 3] ) en [medeverdachte 3] ( [adresgegevens 3] 28) in de weed-/drugshandel.
De onder 1 en 2 vermelde informatie dateert uit de jaren 2010/2011, terwijl de onder 3 vermelde informatie in september 2013 is binnengekomen, derhalve kort voor de doorzoeking op 31 oktober 2013.
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3 vermelde recente informatie inzake de weedhandel van diverse bewoners, het bezit van dure auto’s door
vrijwel allebewoners en de illegale inkomsten van
allebewoners, bezien tegen de achtergrond van de onder 1 vermelde informatie met betrekking tot (eerdere) omvangrijke weedhandel, een verdenking ter zake van witwassen en de daarop volgende doorzoekingen op het woonwagencentrum op 31 oktober 2013 rechtvaardigt. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat tussen de verschillende verdachten veelal sprake is van (familie)relaties door geboorte of huwelijk/partnerschap. Aldus is sprake van concrete en voldoende specifieke informatie die ziet op een min of meer vastomlijnde groep personen in een beperkte kring en in een beperkt gebied, welke situatie niet vergelijkbaar is met de door een van de raadslieden in het onderzoek genoemde doorzoeking in, bijvoorbeeld, een flatgebouw. Dat in casu sprake zou zijn geweest van etnisch profileren kan, gelet op de beschikbare CIE-/TCI-informatie, niet worden gevolgd. Dat geldt ook voor de stelling dat de officier van justitie enkel op instigatie van de burgemeester, zonder eigen strafvorderlijke afweging c.q. beoordeling, tot het opsporingsonderzoek zou zijn overgegaan. Deze stellingen zijn ook niet onderbouwd.
Wat betreft de inzet van het arrestatieteam overweegt de rechtbank dat de hoofdofficier van justitie ter zake een belangenafweging dient te maken tussen enerzijds de inbreuk op de privacy van een verdachte en diens directe omgeving en anderzijds de risico’s voor de politie. In casu was sprake van een verdenking van witwassen tegen de achtergrond van (grootschalige) weedhandel door meerdere personen op het woonwagencentrum.
De rechtbank is van oordeel dat, nu naar algemene ervaringsregels bij een dergelijke achtergrond van grootschalige drugshandel regelmatig wapens aanwezig zijn en deze aanwezigheid in casu ook door een informant was benoemd, het in casu redelijkerwijs te rechtvaardigen was dat bij deze belangenafweging de veiligheid van de politie bij de arrestatie voorop stond en dat besloten is tot de inzet van een arrestatieteam.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat geen sprake is geweest van een vormverzuim.
Dat neemt niet weg dat zonder meer kan worden aangenomen dat aanhouding en doorzoeking met inzet van een arrestatieteam een bijzonder grote impact heeft op de personen die daaraan zijn onderworpen. Dit enkele gegeven leidt evenwel niet reeds tot het oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daarvoor is vereist dat sprake is geweest van ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekortgedaan dan wel dat sprake is geweest van een handelwijze van de officier van justitie die in strijd is met de grondslagen van het strafproces waardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt. Van een dergelijke situatie is de rechtbank evenwel niet gebleken.
Mitsdien is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie in zijn vervolging kan worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De feiten.
Inleiding. [1]
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich, tezamen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
I. Gezamenlijke huishouding
Aan de hierna te bespreken kasopstelling en de – in het verlengde hiervan gelegen – beschuldiging, dat verdachte een aantal nader in de tenlastelegging beschreven voorwerpen heeft witgewassen, ligt de aanname ten grondslag dat verdachte in de tenlastegelegde periode een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde op het adres [adresgegevens 2] in ‘s-Hertogenbosch met [medeverdachte 4] en hun beide kinderen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie (hierna te noemen: het OM)Op gronden die in het schriftelijke requisitoir zijn weergegeven, heeft het OM zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] een gezamenlijke huishouding voerde met [medeverdachte 4] en met haar een economische eenheid vormde en hij in de ten laste gelegde periode aldus woonachtig was op het adres [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch.
Standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft nader onderzoek verzocht naar de gezamenlijke huishouding met [medeverdachte 4] en de gestelde samenwoning op het adres [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch en heeft, zo de rechtbank dit verzoek na beraadslaging niet toewijst, betwist dat hiervan sprake was.
Het oordeel van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat verdachte in de tenlastegelegde periode een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd en een economische eenheid heeft gevormd met zijn partner [medeverdachte 4] en hun beide minderjarige kinderen.
- Zo blijkt uit de Gemeentelijke Basis Administratie dat [medeverdachte 4] vanaf 10 oktober 2007 ingeschreven heeft gestaan op het adres [adresgegevens 2] respectievelijk [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch. De kinderen uit de relatie tussen verdachte en [medeverdachte 4] zijn geboren op [geboortedatum 4] ( [betrokkene 2] ) respectievelijk [geboortedatum 5] ( [betrokkene 3] ). De kinderen stonden, net als hun moeder, ingeschreven op [adresgegevens 2] respectievelijk [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch [2] . [medeverdachte 4] is eigenaar van het perceel [adresgegevens 2] ; met de [adresgegevens 3] 22 en [adresgegevens 2] wordt hetzelfde perceel bedoeld [3] .
- Bij de doorzoeking van de woning [adresgegevens 2] op 31 oktober 2013 werden onder meer aangetroffen een geldig paspoort op naam van verdachte, een Rabo-bankpas voor rekening [rekeningnummer] op naam van verdachte alsook een herenkledinggarderobe, bestaande uit circa 50 stuks herenkleding en een 9-tal paar herenschoenen. [4]
- In tapgesprekken op 26 mei 2012, opgenomen in het kader van het onderzoek Lama, spreekt verdachte er over dat hij thuis is en een vijver aan het graven is. Tegenover de woning [adresgegevens 2] is een vijver gelegen. Verder werd verdachte in de periode januari – oktober 2013 veelvuldig gesignaleerd nabij het woonwagencentrum door aldaar opgestelde ANPR-apparatuur [5] .
- Uit de bij het VGZ en de belastingdienst opgevraagde informatie blijkt dat [verdachte] bij VGZ is verzekerd. Volgens de administratie van VGZ staat hij geregistreerd op het adres [adresgegevens 1] , het woonadres van zijn ouders. [verdachte] blijkt in de periode 2006 – 2013 veelvuldig gebruikt te hebben gemaakt van geneeskundige hulp in Nederland en is medio 2008 overgestapt van zijn huisarts in Lith naar een huisarts in ’s-Hertogenbosch. In de periode 2008 – 2013 werden 81 huisartsenbezoeken aan zijn Bossche huisarts en 54 bezoeken aan het Jeroen Boschziekenhuis in ’s-Hertogenbosch geregistreerd [6] .
- Uit de gegevens die opgevraagd zijn bij sportschool Fit-inn te Vught blijkt dat [verdachte] deze sportschool vanaf februari 2010 wekelijks (en soms dagelijks) bezocht: in 2010 69 keer, in 2011 57 keer, in 2012 58 keer en in 2013 13 keer [7] .
- Verder blijkt uit de verklaring van [getuige 1] dat verdachte vanaf 2002 een kamer huurde van [getuige 1] aan de [adresgegevens 5] . Deze kamer was bedoeld als postadres; verdachte had geen sleutel van het gehuurde en [getuige 1] heeft verdachte slechts twee maal gezien: eenmaal bij aanvang van de huur en de tweede keer in oktober 2014, toen verdachte zich boos op het kantoor van [getuige 1] meldde nadat [getuige 1] hem als bewoner had afgemeld. Post die binnenkwam moest worden doorgestuurd naar het door verdachte opgegeven adres in ’s-Hertogenbosch [8] .
- Uit een proces-verbaal bevindingen blijkt verder dat verdachte medio november 2013 door [verbalisant 1] werd aangetroffen op het woonwagencentrum en door deze werd aangesproken. [verdachte] zou hebben gezegd dat het arrestatieteam nooit meer in zijn woning zou komen en dat hij ( [verdachte] ) speciaal glas, bepantserd zoals aan de voorzijde van de woning, in alle ruiten van de woning zou laten zetten en dat er voor de voordeur een gewapend rolluik zou komen [9] .
- [getuige 2] (uitvoerder bij [aannemersbedrijf] ) en [getuige 3] (eigenaar van dit aannemersbedrijf) hebben verdachte tijdens de uitvoering van werkzaamheden op het woonwagencentrum een aantal keren ter plaatse gezien [10] .
- Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geregeld aanwezig was op het woonwagencentrum en dat het dus wel kan kloppen dat hij daar is gesignaleerd. [11]
In het licht van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank vast dat verdachte in de tenlastegelegde periode met zijn partner [medeverdachte 4] en hun in deze periode geboren kinderen een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd op het adres [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch. Tegenover genoemde feiten en omstandigheden stelt verdachte uitsluitend zijn blote, niet onderbouwde of verifieerbare bewering dat hij, niettegenstaande voornoemde feiten en omstandigheden, geen duurzame huishouding voerde met [medeverdachte 4] . De rechtbank acht het om die reden niet noodzakelijk dat dienaangaande nog nader onderzoek wordt verricht en wijst het daartoe strekkende verzoek van de verdediging af.
II. Beoordelingskader witwassen
De rechtbank stelt allereerst vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd van het uit enig misdrijf afkomstig zijn van het geld. Dienaangaande bevat het dossier feitelijk uitsluitend CIE informatie die verdachte in verband brengt met grootschalige handel in hennep. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de hierna te bespreken kasopstelling feiten en omstandigheden oplevert die, in onderling verband en samenhang beschouwd, zonder meer een vermoeden van witwassen in het leven roepen.
Kasopstelling
In het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen is op p. 138 een eenvoudige kasopstelling weergegeven die vervolgens vanaf p. 140 nader is uitgewerkt. In deze kasopstelling zijn de contante uitgaven en de legale contante inkomsten van [verdachte] en zijn vriendin [medeverdachte 4] over de periode van 1 januari 2007 tot en met 1 november 2013, voor zover die uit het onderzoek bekend zijn geworden, in kaart gebracht.
De rechtbank kan zich niet op alle punten met de kasopstelling op p. 138 verenigen en zal deze als volgt aanpassen:
  • De eerste contante opname van € 40,- dateert van 27 februari 2007 en kan in het licht van de tenlastelegging (die uitgaat van de periode 1 oktober 2007 tot en met 1 november 2013) niet worden meegenomen.
  • De schenking van [betrokkene 4] ad € 6.000,- zal de rechtbank niet meenemen nu de onderhandse akte
 De contante opnamen en stortingen in verband met internetgokken zal de rechtbank niet meenemen nu deze posten in het strafdossier onvoldoende zijn onderbouwd.
Dit leidt ertoe dat aan de inkomstenkant een bedrag van € 65.630,- in mindering moet worden gebracht en aan de uitgavenkant een bedrag van € 92.580,-.
 Wat betreft de casinobezoeken gaat de rechtbank uit van het volgende:
o Op 14 maart 2010 heeft [verdachte] tijdens een zogenaamd gastheergesprek tegen een medewerker van het casino gezegd dat hij sinds vorig jaar augustus (2009) een ton voor staat. Kort daarna, op 22 maart 2010, vond wederom een dergelijk gesprek plaats. Toen vertelde [verdachte] dat hij sinds de vorige keer € 31.000,- had verloren [13] .
o Holland Casino heeft de frequentie van de bezoeken door verdachte in kaart gebracht [14] , [15] , [16] .
In de periode waarover [verdachte] met een medewerker van het casino heeft gesproken (augustus 2009 tot 22 maart 2010) heeft hij het Holland Casino 43 keer bezocht.
De gemiddelde winst per keer is aldus € 69.000,- gedeeld door 43 keer =
(afgerond) € 1.600,- per keer.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] in de jaren 2009-2010 het casino 61 keer heeft bezocht zodat sprake is van een gemiddeld aantal bezoeken van 30 keer per jaar. Nu de informatie over het jaar 2012 ontbreekt zal de rechtbank voor dat jaar derhalve uitgaan van het hiervoor berekende gemiddelde van 30 bezoeken.
o Rekening houdend met de startdatum van 1 oktober 2007 in de tenlastelegging gaat het tot aan augustus 2009 om 2 bezoeken in 2007, 3 bezoeken in 2008 en 5 bezoeken tot en met juli 2009, hetgeen (uitgaande van de hiervoor berekende gemiddelde winst van € 1600,- per keer) neerkomt op een gemiddelde winst van 10 keer € 1.600,- = € 16.000,-
o na 22 maart 2010 tot en met eind 2010 heeft [verdachte] het casino 10 keer bezocht [17] , hetgeen, uitgaande van een berekende gemiddelde winst van € 1.600,- per bezoek, neerkomt op een winst van 10 keer € 1.600,- = € 16.000,-.
o In 2011 heeft verdachte het casino 6 keer bezocht [18] .
o In 2013 heeft verdachte het casino 4 keer bezocht [19]
Een en ander resulteert in de volgende berekening:
1-10-07 t/m juli 2009, 10 keer 1.600,-= 16.000,-;
23-3-2010 t/m 31-12-2010 10 keer 1.600,- = 16.000,-
jaar 2011, 6 keer 1.600,- = 9.600,-;
jaar 2012, 30 keer 1.600,- = 48.000,-;
jaar 2013, 4 keer 1.600,-
= 6.400,-.
Totaal = 96.000,-.
De rechtbank zal bij de speelwinst behaald in het casino, zoals in de kasopstelling op p. 138 aan de inkomstenkant is vermeld ad € 69.000,- (periode augustus 2009 t/m maart 2010), een bedrag van € 96.000,- optellen, zodat de totale speelwinst wordt vastgesteld op € 165.000,-.
Aan de uitgavenkant zal de rechtbank geen post casino opnemen nu daarvoor – mede in het licht van de uitlatingen van verdachte tegenover een medewerker van Holland Casino in 2010 - geen steun uit het dossier valt te putten.
 Uitgaven, de post woning van € 848.000,- zal de rechtbank aldus corrigeren:
De rechtbank leidt uit het dossier af dat de facturen van [getuige 3] (p. 10-11 van het delictproces-verbaal witwassen woning) giraal zijn betaald zodat de aldus betaalde facturen tot een totaal bedrag van € 67.383,75 uit de kasopstelling (die immers een weergave inhoudt van het contante geldverkeer) zullen worden verwijderd.
De rechtbank zal verder de in het taxatierapport tot uitgangspunt genomen grondprijs van € 96.032,- [20] vervangen door de historische kostprijs ad € 10.500,- zoals die grondprijs is overeengekomen en door [medeverdachte 4] (contant) aan haar vader is betaald op 29 oktober 2007. [21]
De na correctie in het kader van de kasopstelling in aanmerking te nemen stichtingskosten komen daarmee uit op € 848.000,- minus € 96.032,- minus € 67.383,75 plus 10.500,- = € 695.084,25.
 Aanpassingen overige uitgaven:
o Post contante stortingen bankrekeningnummer eindigend op 698 [22] dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar
€ 89.200,93;
o Post contante stortingen bankrekeningnummer eindigend op 019 [23] dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar
€ 5.045,-;
o Post contante stortingen creditcard [24] dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 13.851,50;
o Post stortingen Duitsland op de bankrekeningnummer eindigend op 014 dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 5.000,-;
o Post stortingen Duitsland op de bankrekening met nummer eindigend op 017 komt in verband met de ten laste gelegde periode te vervallen;
o Post inboedel: door de taxateur is gecalculeerd dat de inboedel een waarde heeft van € 153.400,-. In het rapport kasopstelling wordt weliswaar vermeld [25] dat dit bedrag volgens de taxateur verhoogd zou dienen te worden met 50% om te komen tot een reële aankoopwaarde, maar het betreffende taxatierapport biedt voor die bewering geen basis. De rechtbank volstaat daarom met een post inboedel ad € 153.400,-;
o Post VGZ zorgverzekering dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 7.479,62;
o Post [betrokkene 6] [26] dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 15.058,58.
o Post overige contante uitgaven van € 12.817,86 dient in verband met de ten laste gelegde periode te worden aangepast naar € 12.500,47.
o Post vakanties: de rechtbank is van oordeel, zoals hierna zal worden uitgewerkt, dat uitsluitend bewezen kan worden verklaard dat de vakanties naar Benalmadena ad € 3.000,-, Aruba ad € 8.000,- en Gerlos ad € 6.000,- door [verdachte] en/of zijn partner [medeverdachte 4] zijn betaald, zodat ter zake in de kasopstelling een bedrag van € 17.000,- aan uitgaven moet worden opgenomen.
o Post [betrokkene 5] : de rechtbank acht op grond van haar verklaringen dan wel door haar gevoerde telefoongesprekken voldoende onderbouwd dat verdachte aan [betrokkene 5] de volgende schenkingen heeft gedaan: een Gucci tas ter waarde van € 1.000,-, € 8.000,- aan spullen, een paar duizend euro, d.i. € 2.000,- om te winkelen in Spanje, € 1.200,- voor een kast, twee keer een geldbedrag van € 500,- = € 1.000,-, , een buffetkast van € 3.000,-, een Missioni dekbed van € 1.000,- en een Samsungtelevisie van afgerond € 1.000,- [27] .
In totaal een bedrag van € 18.200,-.
o Post overige sieraden: anders dan wat betreft het in de kasopstelling verwerkte Audemars Piquet horloge, is niet is komen vast te staan wanneer die sieraden en horloges zijn aangeschaft, zodat de rechtbank deze post niet zal meenemen in de kasopstelling;
o Post verkeersboete 25 juli 2007: deze post ad € 500,- zal niet worden meegenomen nu deze buiten de ten laste gelegde periode valt.
o Post paard (paardenpaspoort): de rechtbank is van oordeel dat deze post onvoldoende onderbouwd is en zij zal het bedrag van € 2.500,- aldus niet als uitgave meenemen.
Het bovenstaande leidt, cijfermatig samengevat, tot de navolgende opstelling:
Contante inkomstencontante opnamen 698 12.360,00
chipknip opname 150,00
speelwinst casino 165.000,-.
Mercedes 88-XZ-SV
22.000,00
Totale inkomsten
199.510,00
Contante uitgavencontante stortingen 698 89.200,93
contante storting casino 4.000,00
contante storting 019 5.045,00
contante storting 880 2.183,79
contante storting 170 5.585,58
stortingen creditcard 13.851,50
storting Duitsland 014 5.000,00
gemeentelijke belasting 775,94
inboedel 153.400,00
woning 695.085,00
brug/stal/omheining 2.000,00
uitgaven kinderen 53.305,00
voeding 36.703,13
zwembad 2.167,50
VGZ 7.479,62
Quad Cam-Am 1.500,00
Quad Yamaha 1.500,00
kindermotor 1.500,00
huur Duitsland 1.255,30
[betrokkene 6] 15.058,58
vakanties 17.000,00
[betrokkene 5] 18.200,00
horloge Audemars Piguet 25.000,00
vluchten Transavia 8.181,01
Fit-inn Vught 852,55
overige contante uitgaven 12.500,47
klein vaarbewijs 70,00
saldo contanten op 31-10-13
3.054,50
Totale uitgaven
1.181.455,40
De kasopstelling, zoals hierboven verkort weergegeven, laat (afgerond op hele euro’s) een verschil zien tussen de contante inkomsten (€
199.510,00)en contante uitgaven (€
1.181.455,-) van € 981.945,- Dat betekent dat verdachte met zijn partner in de periode 1 oktober 2007 tot en met 1 november 2013 bijna 1 miljoen euro meer hebben uitgegeven dan er uit bekende (legale) bronnen bij hen is binnengekomen. Tegen de achtergrond van dit aanzienlijke kastekort heeft de officier een aantal concrete witwasverdenkingen geformuleerd. Deze verwijten komen er – kort gezegd - op neer dat verdachte, samen met zijn partner, de navolgende voorwerpen heeft witgewassen:
een contant geldbedrag van in totaal € 144.876,14 (tenlastelegging sub B) en
geldbedragen waarmee de volgende goederen zijn betaald:
- een perceel grond met een woning en een garage aan de [adresgegevens 3] 22(s) (tenlastelegging sub A);
- inboedel, huisraad, kleding, schoeisel en speelgoed (tenlastelegging sub C);
- reizen/vakanties (tenlastelegging sub D).
In het licht van de kasopstelling kunnen de door verdachte en zijn partner gedane contante uitgaven zoals genoemd in de tenlastelegging niet verklaard worden door hetgeen uit het onderzoek bekend is geworden omtrent hun legale inkomsten. Van verdachte zijn bij de Nederlandse belastingdienst geen inkomsten bekend in de periode 2007-2013 [28] . Uit bij de doorzoeking in beslag genomen Duitse aangifte inkomstenbelasting 2012 blijkt dat verdachte voor 2012 een belastbare winst heeft opgegeven van € 9.115,73; voor 2011 bedroeg die € 1.875,78 [29] . Volgens een opgave van de Duitse belastingdienst bedroeg de omzet over de jaren 2009 tot en met 2013 respectievelijk 10.042,-, € 9.352,-, nihil,
€ 23.025,- en nihil [30] . Uit gegevens van de Nederlandse belastingdienst blijkt dat van [medeverdachte 4] over de periode 2008 tot en met 2011 geen inkomsten bekend zijn. In de periode januari tot en met 2 september 2013 ontving [medeverdachte 4] uit haar onderneming [onderneming] een netto maandsalaris van € 1.500,-, derhalve over de gehele periode € 13.500,-. Uit een bij de doorzoeking in beslag genomen Duitse aangifte inkomstenbelasting 2012 bleek dat zij een belastbare winst had van € 9.291,38; voor het jaar 2011 werd de belastbare winst berekend op € 5.617,59 [31] . Uit de door [medeverdachte 4] op 21 oktober 2014 ingediende aangiften inkomstenbelasting 2009 en 2010 blijkt dat zij in die jaren in Duitsland een belastbare winst heeft genoten van € 5.873,- (2009) respectievelijk € 6.702,- (2010) [32] . Uit het verloop van de namens [medeverdachte 4] in 2014 gedane aangiftes Inkomstenbelasting blijkt dat zij in de periode van 2009 tot en met 2011 een bedrag van € 151.500 op haar vermogen uit sieraden zou hebben ingeteerd. Ook indien met dit bedrag in de kasopstelling rekening wordt gehouden (daarbij aannemende dat de betreffende sieraden à contant zijn verkocht), leidt dit niet tot een ander oordeel, nu ook dan sprake blijft van een onverklaarbaar verschil van ruim € 830.000,-.
Er is gezien het geconstateerde kastekort sprake van een door feiten en omstandigheden geschraagd vermoeden dat, voor zover de uitgaven de inkomsten hebben overtroffen, die middelen een criminele herkomst hebben. Het ligt dan op de weg van de verdachte om ter zake de herkomst van die middelen een verklaring te presenteren die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand volstrekt onaannemelijk voorkomt, waarvoor het vermoeden van witwassen dient te wijken en de bewijslast ter zake de criminele herkomst van die middelen weer ten volle bij de officier van justitie legt. Doet de verdachte dat niet respectievelijk snijdt de gepresenteerde verklaring – al dan niet nadat deze aan nader onderzoek is onderworpen - geen hout dan resteert als enig overblijvende verklaring voor de herkomst van de in de tenlastelegging genoemde bedragen dat deze afkomstig zijn uit misdrijf.
Standpunt van het OM met betrekking tot de ten laste gelegde onderdelen
Op gronden die in het schriftelijke requisitoir zijn weergegeven, heeft het OM zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit volgt dat
ad A) verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] geldbedragen waarmee het perceel grond, de woning en de garage aan de [adresgegevens 2] zijn betaald heeft omgezet;
ad B) verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] contante geldbedragen heeft omgezet door gelden op bankrekeningen te storten en uitgaven contant te voldoen;
ad C) verdachte de in de tenlastelegging genoemde goederen, met uitzondering van de sieraden, maar met in begrip van het horloge Audemars Piguet, heeft verworven en voorhanden gehad terwijl verdachte wist dat deze goederen, middellijk of onmiddellijk, afkomstig waren uit enig misdrijf;
Wat betreft de sieraden en de horloges, met uitzondering van het horloge Audemars Piguet, heeft het OM vrijspraak gevorderd omdat het dossier onvoldoende aannemelijk maakt dat die sieraden en die horloges in de ten laste gelegde periode in het bezit van verdachte en [medeverdachte 4] zijn gekomen;
Ad D) verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] contante geldbedragen heeft omgezet in vakanties naar Benalmadena Costa, Aruba en Gerlos.
Het OM heeft vrijspraak gevorderd van de reizen naar de Verenigde Staten, Fuengirola en de reis die [medeverdachte 4] zou hebben gemaakt naar Spanje nu het wettig en overtuigend bewijs voor die reizen ontbreekt.
Standpunt van de verdediging met betrekking tot de ten laste gelegde onderdelen
De verdediging neemt tot uitgangspunt dat verdachte en [medeverdachte 4] geen gezamenlijke huishouding voerden noch een economische eenheid vormden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard wat zijn rol is geweest. Omdat de financiering van het perceel grond, de woning en de garage geheel aan [medeverdachte 4] of haar vader dient te worden toegeschreven, dient voor onderdeel A van de tenlastelegging vrijspraak te volgen. Verdachte heeft daarover ter zitting een concrete en verifieerbare en niet op voorhand volslagen onwaarschijnlijke verklaring afgelegd.
Dit zelfde geldt voor onderdeel C van de tenlastelegging, kort gezegd de inboedel. Ook die is niet door verdachte betaald. Dat zijn bijdrage aan de aanschaf van spullen voor de kinderen een criminele herkomst zou hebben is niet bewezen.
Wat betreft het horloge Audemars Piguet in onderdeel C heeft de raadsman nog gewezen op p. 6 van het persoonsdossier [verdachte] waar vermeld is wie tijdens de doorzoeking op het betreffende adres aanwezig waren en wie derhalve allemaal eigenaar van het horloge kunnen zijn.
Wat betreft onderdeel B heeft de raadsman betoogd dat slechts sprake is van € 13.000,- aan contante stortingen op rekening van [verdachte] en dat de criminele herkomst van dat geld niet kan worden aangetoond omdat [verdachte] over geld kon beschikken, afkomstig uit het venten en van gokwinsten in het casino.
Wat betreft de reizen, vermeld in onderdeel D van de tenlastelegging, acht de verdediging het wettig en overtuigende bewijs niet geleverd van de betaling van die reizen door [verdachte] . Die reizen werden door familie aan hen geschonken.
Overige bewijsmiddelen, oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal hierna de bewijsmiddelen bespreken voor zover deze specifiek betrekking hebben op de ten laste gelegde items onder A tot en met D. Deze bewijsmiddelen beziet de rechtbank in onderling verband en samenhang met hetgeen hiervoor met betrekking tot de gezamenlijke huishouding en de kasopstelling is opgenomen en overwogen.
Ad A) perceel grond, woning en garage [adresgegevens 2] (s) ’s-Hertogenbosch.Het perceel grond gelegen aan de [adresgegevens 2] , te ’s-Hertogenbosch, kadastraal bekend gemeente ’s-Hertogenbosch, sectie K nummer 4760 (….) werd op 29 oktober 2007 door [medeverdachte 2] , geboren te ’s-Hertogenbosch op [geboortedatum 6] , verkocht aan [medeverdachte 4] (de dochter van verkoper en de vriendin van verdachte), geboren te ’s-Hertogenbosch op [geboortedatum 7] . De koopsom bedroeg € 10.500,- en werd rechtstreeks door [medeverdachte 4] voldaan. [33] Op 7 juni 2007 werd door de verkoper, [medeverdachte 2] een aanvraag bouwvergunning ingediend bij de gemeente ’s-Hertogenbosch betreffende een reguliere bouwvergunning ten behoeve van de plaatsing van een woonwagen. Het bebouwde oppervlak zou 225 vierkante meter bestrijken en een inhoud van 1360 kubieke meter hebben. [34] Op 7 januari 2010 heeft [medeverdachte 4] bij de gemeente ’s-Hertogenbosch een aanvraag bouwvergunning ingediend voor de bouw van een garage op het adres [adresgegevens 3] 22 te ’s-Hertogenbosch. Aanvraagster heeft aangegeven dat zij zelf aannemers zou inhuren voor de uitvoering van de verschillende bouwwerkzaamheden. [35]
De betreffende woning en de aangelegen garage zijn op 12 december 2013 getaxeerd door [makelaar] te Rosmalen. Daarin is opgenomen dat het gaat om een luxe vrijstaand landhuis met vrijstaande garage en verdere aanhorigheden, gelegen aan de [adresgegevens 2] op het plaatselijke woonwagencentrum aan de [adresgegevens 3] . De stichtingskosten van de woning zijn gewaardeerd op € 848.000,-. [36] Voor wat betreft de in de stichtingskosten begrepen grondprijs verwijst de rechtbank naar hetgeen zij dienaangaande heeft overwogen bij het betreffende onderdeel in de kasopstelling, hetgeen ertoe leidt dat deze stichtingskosten lager, op een bedrag van € 762.468,- moeten worden vastgesteld.
In de woning van de vader van [medeverdachte 4] aan de [adresgegevens 3] 24a zijn facturen aangetroffen van het aannemersbedrijf [aannemersbedrijf] , gericht aan [medeverdachte 4] , [adresgegevens 2] . [37] Tijdens de doorzoeking in het kantoor van het aannemersbedrijf zijn eveneens facturen aangetroffen met betrekking tot zowel de bouw van de woning [adresgegevens 2] alsook de garage, die op naam stonden van [medeverdachte 4] . Deze facturen beslaan een periode van 5 december 2008 tot en met 31 oktober 2011. [38]
Hieruit leidt de rechtbank af dat dit aannemersbedrijf betrokken is geweest bij de bouw van de woning en de garage. Uit gegevens van de Rabobank leidt de rechtbank af dat een deel van deze facturen, namelijk een totaalbedrag van € 67.383,75, per bank is betaald door [medeverdachte 4] .
Dat het aannemersbedrijf [getuige 3] in de jaren 2008 en 2009 bouwwerkzaamheden heeft verricht leidt de rechtbank tevens af uit gemaakte aantekeningen in agenda’s over de jaren 2008 en 2009. [39]
Daarnaast hebben uitvoerders van voornoemd aannemersbedrijf het volgende verklaard.
[getuige 4]heeft verklaard dat hij daar de bouw heeft uitgezet voor de woningen op nummer [adresgegevens 2] en [huisnummer] . Dit betreffen grote vrijstaande woningen. De casco is gebouwd, dus de fundering, de vloeren van alle etages en de muren. Er waren meestal 2 à 3 mensen van het aannemersbedrijf aanwezig op de bouwplaatsen. [40] [getuige 5]heeft verklaard dat hij een paar keer op het woonwagencentrum aan de [adresgegevens 3] in ’s-Hertogenbosch is geweest en dat hij de opdracht van [getuige 3] kreeg om daar zaken te regelen. Hij stuurde de timmerlieden aan. Het betrof de bouw van een garage. De twee woningen stonden daar toen al. [41]
Ad B) contante geldbedragen, zijnde stortingen en overige contante uitgaven, vermeld in de eenvoudige kasopstelling op p. 138 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.De rechtbank heeft hiervoor enkele aanpassingen doorgevoerd in de kasopstelling zodat deze wat betreft de contante stortingen overige uitgaven neerkomt op een totaalbedrag van
€ 137.367,27, namelijk:
contante stortingen 698 89.200,93
contante storting casino 4.000,00
contante storting 019 5.045,00
contante storting 880 2.183,79
contante storting 170 5.585,58
stortingen creditcard 13.851,50
storting Duitsland 014 5.000,00
overige contante uitgaven 12.500,47.
Als bewijsmiddelen ter onderbouwing van dit onderdeel van de tenlastelegging bezigt de rechtbank naast het voorgaande het volgende.
Uit maandrekeninginformatie van de Rabobank blijkt dat op de bankrekening van [medeverdachte 4] met nummer [bankrekeningnummer 2] vanaf 15 oktober 2007 tot en met 10 juni 2013 de volgende contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 89.200,93:
op 15 oktober 2007: 3.000,-
op 16 oktober 2007: 3.000,-
op 17 oktober 2007: 3.000,-
op 18 oktober 2007: 3.000,-
op 12 december 2007: 400,-
op 31 januari 2008: 1.310,-
op 8 juli 2008: 5.000,-
op 9 juli 2008: 5.000,-
op 15 juli 2008: 5.000,-
op 16 juli 2008: 5.000,-
op 8 oktober 2008: 251,80
op 27 februari 2009: 37.500,-
op 15 september 2009: 1.500,-
op 4 maart 2010: 1.980,-
op 28 mei 2010: 7.100,-
op 11 juni 2010: 2.500,
op 19 mei 2011: 592,50
op 19 juli 2011: 500,-
op 29 augustus 2011: 500,-
op 22 september 2011: 292,50
op 1 november 2011: 500,-
op 9 januari 2012: 1.000,-
op 11 juni 2012: 700,-
op 12 september 2012: 200,-
op 10 oktober 2012: 325,03
op 10 juni 2013: 49,10 (afwaarderen chipknip). [42]
Uit een in beslag genomen overboekingsbewijs van Holland Casino blijkt dat [medeverdachte 4] op 22 januari 2010 een bedrag van € 4.000,-, niet zijnde speelwinst, heeft overgeboekt naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] . De beslagcode op dit overboekingsformulier betreft mun.W06.SLK2.013. [43] De rechtbank stelt vast dat deze beslagcode ziet op de doorzoeking in de woning W06: [adresgegevens 3] , de woning van de ouders van [medeverdachte 4] . [44]
Uit maandrekeninginformatie van de Rabobank blijkt dat op de bankrekening van
[verdachte] met nummer [bankrekeningnummer 3] vanaf 22 juli 2008 tot en met 23 maart 2009 de volgende contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 5.045,-:
op 22 juli 2008: 995,-
op 30 oktober 2008 3.800,-
op 23 maart 2009 250,-. [45]
Uit maandrekeninginformatie van de Rabobank [46] blijkt dat op de bankrekening van [betrokkene 3] (dochter van verdachte, geboren op [geboortedatum 5] [47] ) met nummer [bankrekeningnummer 4] vanaf 6 oktober 2011 tot en met 20 maart 2013 de volgende contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 2.183,79:
op 6 oktober 2011: 531,72
op 1 november 2011: 790,-
op 17 januari 2012: 342,95
op 8 maart 2012: 156,91
op 20 maart 2013: 362,21.
Uit maandrekeninginformatie van de Rabobank [48] blijkt dat op de bankrekening van [betrokkene 2] (zoon van verdachte, geboren op [geboortedatum 8] [49] ) met nummer 3491.70.41.70 vanaf 18 juni 2009 tot en met 20 maart 2013 de volgende contante stortingen zijn gedaan van in totaal € 5.585,58:
op 18 juni 2009: 299,11
op 14 januari 2010: 1.002,50
op 17 januari 2012: 1.246,39
op 17 januari 2012: 1.750,-
op 17 januari 2012: 736,88
op 20 maart 2013: 550,70.
In de periode 11 oktober 2007 tot en met 15 oktober 2012 werd op het account van de creditcard rekening [bankrekeningnummer 5] een contant geldbedrag van € 13.649,- gestort. Het nummer van de Visa Gold Card betreft [bankrekeningnummer 6] en is gekoppeld aan voornoemd nummer van de creditcard rekening. Deze Visa Gold Card is uitgegeven aan [medeverdachte 4] . [50]
Uit de aangetroffen contra stroken van acceptgiro’s, inbeslagnamenummer Mun.W04.Z.2.2, blijkt dat bij contante betalingen op de rekening van International Card Service € 7,50 aan kosten door het postkantoor in rekening worden gebracht. Dit betekent dat er voor 27 betalingen een bedrag van 27 x 7,50 = € 202,50 aan kosten is betaald.
Hierdoor is het totale contante bedrag van stortingen en kosten: € 13.851,50. [51]
De rechtbank stelt vast dat de beslagcode Mun.W04.Z.2.2 ziet op de doorzoeking in de woning W04: [adresgegevens 2] , de woning van verdachte en [medeverdachte 4] . [52]
Op 28 januari 2009 werd op het account van de Duitse rekening 3016904014, op naam van [verdachte] , een contant geldbedrag van € 5.000,- gestort. [53]
Uit onderzoek naar de in beslag genomen bescheiden onder nummer Mun.W04.Z.2.2 bleek dat een groot aantal contantbonnen of reçu’s aanwezig waren. De - met het oog op de tenlastegelegde periode mee te nemen - contantbonnen en reçu’s bestrijken een periode van 2 oktober 2007 tot en met 16 december 2010. Hierbij zijn reçu’s van acceptgiro’s aangetroffen. Bij betaling op een postkantoor wordt hiervoor een bedrag van € 7,50 aan kosten in rekening gebracht. Het totaal van de contante uitgaven (de zorgverzekering en kleding en voeding niet meegerekend) bedraagt € 12.500,47. [54] De rechtbank stelt vast dat de beslagcode Mun.W04.Z.2.2 ziet op de doorzoeking in de woning W04: [adresgegevens 2] , de woning van verdachte en [medeverdachte 4] . [55]
Ad C) meubels, inboedel, huisraad, stoffering, audioapparatuur, televisieapparatuur, kleding, schoeisel, speelgoed, cosmetica,, zwembad, quads, kindermotor, horloge Audemars Piguet:In opdracht van de politie hebben taxateurs van [taxateurs] de vervangingswaarde beoordeeld en getaxeerd van de in het rapport vermelde zaken, zich bevindende op het adres [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch, bij de bezoeken ter plaatse alsmede aan de hand van fotoreportages.
De totale vervangingswaarde taxeren zij op € 153.400,- en dit ziet op onder meer:
-in de woonkamer met open keuken: zitmeubilair, tafels met stoelen, kasten, overig meubilair, kleden, verlichting, keukenuitzet, audiovisueel/computer/ DVD e.d.
-in de slaapkamer van de volwassenen: bedden met toebehoren, verlichting, audiovisueel/computer/DVD e.d., overig meubilair, garderobes inclusief schoenen, tassen e.d.
-in de slaapkamers van de kinderen: Bedden met toebehoren, kasten, verlichting, audiovisueel/Computer/ DVD e.d., overig meubilair, speelgoed, garderobes inclusief schoenen, tassen e.d.
-in de overige ruimtes: cosmetica, stoffering gehele woning € 15.000,00, overig meubilair. [56] Zoals hiervoor reeds overwogen, ziet de rechtbank in het rapport geen basis voor de aldaar aangegeven verhoging met 50%.
Tijdens de doorzoeking zijn in de woning [adresgegevens 2] in een keukenkast diverse bescheiden in beslag genomen, waaronder een factuur van [bedrijf1] d.d. 18 juli 2013 (beslagcode Mun.W04.BKK.1.4.8) die ziet op de aankoop van een zwembad. Het aankoopbedrag van € 2.167,50 is contact voldaan. [57]
Tijdens de doorzoeking in de garage van perceel [adresgegevens 2] werden een drietal voertuigen aangetroffen en in beslag genomen. Het betreft:
Mun.W04.G.1.1 Quad, Can-AM DS90
Mun.W04.G.1.2 Quad, Yahama YFM 50T
Mun.W04.G.1.1 kindermotor, model Harley Davidson. [58]
Mede op basis van door haar geraadpleegde informatie uit openbare bron (Google) acht de rechtbank aannemelijk dat het hier voertuigen betreft, (mede) bestemt voor kinderen. De rechtbank stelt vast dat de kinderen van verdachte zijn geboren op [geboortedatum 4] respectievelijk [geboortedatum 5] , zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat genoemde voertuigen nadien zijn aangeschaft, dus gedurende de ten laste gelegde periode..
In de woning [adresgegevens 2] te ‘s-Hertogenbosch is tijdens de doorzoeking o.a. een horloge Audemars Piguet Royal Oak Off Shore kastnummer N1120 G15563 aangetroffen (beslagcode MUN.W04.E.3.1). Aan de [bedrijf2] in Amsterdam is verzocht onderzoek te doen naar o.m. de echtheid en waarde van het horloge. De heer [betrokkene 7] , Audemars Piguet Senior Technician heeft vastgesteld dat het horloge een echt en onvervalst horloge betreft. Hij deelde mee dat het op 9 juli 2009 af fabriek werd geleverd aan Audemars Piguet USA, een corresponderend referentienummer heeft en een nieuwwaarde heeft van circa
€ 25.000,- [59] .
Evenals het OM acht de rechtbank het witwassen van de overige sieraden en horloges niet wettig en overtuigend bewezen, nu niet is komen vast te staan wanneer deze sieraden en andere horloges zijn aangeschaft. Er moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat het moment van verwerving gelegen is vóór de tenlastegelegde periode.
Ad D) reizen naar Spanje, Aruba en Oostenrijk.Tijdens de doorzoeking in de woning [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch is onder beslagcode MUN.W04.2.1.6. een babyboek [betrokkene 8] [geboortedatum 4] aangetroffen waarin is vermeld dat [betrokkene 8] met zijn ouders, verdachte [verdachte] en [medeverdachte 4] , naar Benalmadena in Spanje is geweest toen hij 4 maanden oud was. Deze reis, aldus gemaakt rond mei 2008, is in de kasopstelling gewaardeerd op een bedrag van € 3.000,-. Daarbij is rekening gehouden met de vluchten en de dagelijkse verblijfskosten.
Uit hetzelfde babyboek blijkt dat zoon [betrokkene 8] met zijn ouders zijn eerste kerstmis (rechtbank begrijpt december 2008) heeft doorgebracht op Aruba. Deze vakantie duurde 17 dagen. In de kasopstelling is deze reis gewaardeerd op € 8.000,-. [60] Daarbij is rekening gehouden met de vluchten en de dagelijkse verblijfskosten.
Uit het overzicht transacties creditcard blijkt dat met de Visa Gold Card met nummer [bankrekeningnummer 6] in december 2008 en januari 2009 voor het gebruik van wifi-diensten is betaald op Aruba. [61]
Uit tapgesprekken die [medeverdachte 4] heeft gevoerd is af te leiden dat [medeverdachte 4] en [verdachte] de kerstvakantie december 2012 hebben doorgebracht in Gerlos Oostenrijk.
Op 21 december 2012 belde een onbekende vrouw naar [medeverdachte 4] en vroeg wat zij aan het doen was. [medeverdachte 4] zei koffers aan het uit pakken te zijn en dat ze al in Oostenrijk waren, in Gerlos.
Op 22 december 2012 werd [medeverdachte 4] gebeld door verdachte [verdachte] . [medeverdachte 4] zei bij de kleine berg te zijn waar de kinderen waren. Verdachte [verdachte] zei bij de skischool te zijn. [62] In de kasopstelling is deze reis gewaardeerd op € 6.000,-. [63] Daarbij is rekening gehouden met de vluchten en de dagelijkse verblijfskosten.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen het witwassen van de reizen door [verdachte] en [medeverdachte 4] naar de Verenigde Staten, Disney Land Parijs, Fuegirolaen de reis door [medeverdachte 4] naar Spanje, zoals ten laste gelegd.
De verklaring van verdachte
[verdachte] heeft zich tijdens het voorbereidend onderzoek consequent op zijn zwijgrecht beroepen. Eerst ter terechtzitting van 1 november 2016 verklaarde verdachte dat hij voorafgaand aan de ten laste gelegde periode over een contant spaartegoed beschikte, gevormd uit overgespaarde inkomsten uit het venten met handelswaar in Duitsland. Wat zijn omzet was geweest, kon hij niet zeggen. Verdachte beriep zich op zijn zwijgrecht ter zake vragen naar de namen van personen die hem zijn handelswaar hadden geleverd of die samen met hem hadden gevent of op de camping hadden gestaan, met dien verstande dat verdachte in dat verband wel de naam van zijn schoonvader wilde noemen. Verdachte kon ook geen merken noemen van de producten (pannen- en messsensets) die hij in die periode aan de man bracht. Gevraagd naar de omvang van de door verdachte uit zijn ventactiviteiten overgespaarde inkomsten gaf verdachte aan dat hij daarover niet wilde verklaren. Verdachte verklaarde verder dat hij ook in de periode 2007 – 2013 had gevent, maar kon niet verklaren hoe veel hij in die periode gemiddeld met het venten verdiende behalve dan dat hij er van kon rondkomen. [medeverdachte 4] verdiende ook geld met het venten. Zij deed dit al toen verdachte haar leerde kennen in 2002 en is daarmee doorgegaan tot de geboorte van hun zoon (21 januari 2008, rb). Verdachte verklaarde niet te weten waar [medeverdachte 4] het huis aan de [adresgegevens 2] in ’s-Hertogenbosch van betaalde; hij wist ook niet wat [medeverdachte 4] deed, of zij werkte en hoeveel zij verdiende. Verdachte verklaarde niets te hebben betaald ter zake de bouw van het huis. De bouw heeft drie jaren geduurd; familieleden hebben bij de bouw geholpen maar verdachte wil geen namen noemen. Hij verklaarde verder dat hij al sinds zijn 18e in het casino komt en in de periode 2010 – 2013 misschien wel 150 keer in het casino kwam. In die periode zou verdachte minimaal een paar ton hebben verdiend; ter zitting noemde verdachte een bedrag tussen € 180.000,- en € 300.000,-. Verdachte verklaarde dat hij in die periode nauwelijks had gevent. Hij verbleef in die periode bij diverse vriendinnen in Vught, Eindhoven en Breda. Gevraagd naar namen wilde verdachte deze niet geven. Over het bij de doorzoeking aangetroffen Audemars horloge verklaarde verdachte dat hij dit horloge wel kent maar dat het niet van hem is. Over de vakanties verklaarde verdachte in algemene bewoordingen dat zijn ouders en schoonouders die hebben betaald.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte daarmee niet een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet als volslagen onwaarschijnlijk aan te merken verklaring verschaft omtrent de herkomst van de voorwerpen (geldbedragen) genoemd in de tenlastelegging nu deze verklaring niet door de bevindingen in het dossier wordt geschraagd, maar ook niet door verdachte wordt voorzien van voldoende en concrete aanknopingspunten aan de hand waarvan nader onderzoek kan plaatsvinden om verdachtes verklaring te verifiëren. Zo heeft verdachte niet aangeboden om toestemming te verlenen aan de Duitse belastingdienst respectievelijk zijn Duitse accountant om nadere concrete informatie te verstrekken omtrent de door verdachte in Duitsland genoten inkomsten vóór oktober 2007 en de sedertdien gegenereerde inkomsten in Duitsland. Verdachte blijft verder vaag (en biedt geen aanknopingspunten voor nader onderzoek) waar het gaat om de omvang van zijn in Duitsland opgebouwde spaartegoeden en de omvang van zijn ventactiviteiten in Duitsland. Verdachte wil geen namen van leveranciers noemen en het geeft te denken dat verdachte zelfs geen merken weet te noemen van de producten die hij aldaar – volgens zijn eigen verklaring – gedurende een groot aantal jaren aan de man heeft gebracht. Verdachte wil – uitgezonderd zijn schoonvader – ook geen namen noemen van personen met wie hij in het verleden in Duitsland heeft gevent en met wie hij in de periode geregeld op de camping stond. Voor wat betreft verdachtes verklaring omtrent de door hem genoten speelwinsten is de rechtbank uitgegaan van zijn verklaringen zoals hij die in maart 2010 heeft afgelegd tegenover een medewerker van Holland Casino en heeft zij de kasopstelling dienovereenkomstig aangepast. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding om verdachtes bewering ter terechtzitting dat hij in de jaren 2010 – 2013 veel meer met gokken heeft verdiend te volgen nu zijn verklaring daarvoor geen aanknopingspunten biedt. Vragen van de rechtbank omtrent de vakanties van verdachte met zijn gezin worden door verdachte in vage en algemene bewoordingen beantwoord zonder dat er aanknopingspunten voor verder onderzoek worden geboden. De rechtbank acht daarom een nader onderzoek naar het realiteitsgehalte van de verklaring van verdachte, mede gelet op het verloop van de strafzaak en het tijdstip waarop verdachte een inhoudelijke verklaring heeft afgelegd, niet noodzakelijk. Hetgeen verdachte heeft aangevoerd kan immers niet als een concrete, min of meer verifieerbare en op voorhand niet volstrekt onwaarschijnlijke verklaring worden beschouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
De rechtbank concludeert dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen (geldbedragen, goederen en diensten), genoemd in de tenlastelegging een legale herkomst hebben. Naar het oordeel van de rechtbank kan een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring van de waargenomen feiten en omstandigheden gelden en verdachte moet dit hebben geweten. De bewijsverweren worden aldus verworpen.
ConclusieOp grond van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 4] gezamenlijk de kosten van het perceel grond, de woning en de garage aan de [adresgegevens 2] te
’s-Hertogenbosch, de overige huishoudelijke uitgaven en uitgaven aan reizen samen hebben gedragen en dat die kosten de legale inkomsten van beiden ver te boven gingen. Daarmee heeft verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 4] het geld omgezet, terwijl hij wist dat de geldbedragen die zijn omgezet uit misdrijf afkomstig waren. Gelet op de aard, omvang en duur gedurende welke verdachte en zijn medeverdachte deze activiteiten hebben ontplooid acht de rechtbank eveneens gewezen dat verdachte en zijn medeverdachte van dit witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
in de periode van 01 oktober 2007 tot en met 1 november 2013, te 's-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader
A.
geldbedragen waarmee het perceel en (de bouw van en bouwwerkzaamheden aan) een woning en (de bouw van en bouwwerkzaamheden aan) een garage gelegen aan de [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch werden betaald, omgezet, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – uit enig misdrijf afkomstig waren,
EN
B.
contante geldbedragen (tot een totaalbedrag van euro 137.367,27) overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig waren,
EN
C.
(contante) geldbedragen waarmee voorwerpen, te weten meubels en inboedel en huisraad en stoffering en audioapparatuur en televisieapparatuur en kleding en schoeisel en speelgoed en cosmetica en een zwembad en quads en een kindermotor en een horloge van het merk Audemars Piguet werden betaald, omgezet, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig waren,
EN
D.
(contante) geldbedragen waarmee reizen naar Spanje en Aruba en Oostenrijk werden betaald, omgezet, terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten, dat die geldbedragen – onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van het OM.
Het Openbaar Ministerie heeft de verschillende onderdelen van de tenlastelegging bewezen geacht, hetgeen gewoontewitwassen oplevert en heeft de oplegging gevorderd van een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden. Daarbij heeft het OM rekening gehouden met het tijdsverloop.
Een kopie van de vordering van het OM is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is algehele vrijspraak bepleit. Een strafmaatverweer is niet gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank.Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende een aanzienlijke periode medeplegen van gewoontewitwassen.
Door zijn gedragingen heeft verdachte bijgedragen aan het verhullen en daarmee aan het zicht van de opsporingsautoriteiten onttrekken van verdiensten uit criminele activiteiten. Dit opsporingsbelang is tevens een breed gedragen maatschappelijk belang en raakt daarmee de samenleving als zodanig. Dit verhullen vindt plaats op zodanige wijze dat daar een maatschappij-ontwrichtende werking van uit gaat. Het vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan.
Daarbij lijkt verdachte uitsluitend en ongeremd gedreven door eigen materieel gewin, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn gedragingen voor de samenleving waar hij deel van uitmaakt.
In het voordeel van verdachte is acht geslagen op het feit dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie geen voor de onderhavige zaak relevante antecedenten heeft.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten ter zake fraude. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank zal echter een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat, de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn niet is overschreden. Zij heeft hierbij rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden in deze zaak, te weten de omvang van het opsporingsonderzoek, de wenselijkheid van gelijktijdige berechting van de strafzaken tegen medeverdachten van verdachte, onderzoekshandelingen die onder meer in het buitenland hebben plaatsgevonden en de gekozen proceshouding van verdachte respectievelijk zijn medeverdachten. Het vorenstaande laat onverlet dat de rechtbank in strafmatigende zin wel acht heeft geslagen op het tijdverloop in deze zaak.
Beslag.Het OM heeft op grond van artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht verbeurdverklaring gevorderd van de woning en de garage op de [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch en daarnaast verbeurdverklaring van de voorwerpen onder de nummers 2, 3, 5, 9 tot en met 16, als vermeld op de aan de vordering gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. De overige voorwerpen kunnen volgens het OM worden teruggeven aan de rechthebbende.
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de in beslag genomen goederen.
Ten aanzien van de vordering tot verbeurdverklaring van de niet in beslag genomen woning en garage aan de [adresgegevens 3] 22(s) te ‘s-Hertogenbosch, stelt de rechtbank voorop dat inbeslagneming geen vereiste is voor verbeurdverklaring en dat artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht daartoe in beginsel de grondslag biedt. Laatstgenoemde wetsbepaling biedt de verdachte de keuze om verbeurd verklaarde voorwerpen uit te leveren of de door de rechter in zijn uitspraak geschatte waarde te betalen, waarna de artikelen 24b en 24c Wetboek van Strafrecht overeenkomstige toepassing vinden. In geval van bewezenverklaring van witwassen kan worden gesteld dat het strafbare feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen. In zoverre zijn de voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring ingevolge artikel 33a, lid 1, sub b, van het Wetboek van Strafrecht.
Vereist voor de verbeurdverklaring is in beginsel dat de voorwerpen aan de verdachte toebehoren (artikel 33a, lid 1 en 2, Sr). Verdachte hoeft geen eigenaar te zijn van de voorwerpen, voldoende is dat hij zeggenschap heeft over en belang heeft bij de voorwerpen. Dan kan zijn betrekking tot die voorwerpen in zoverre met die van eigenaar gelijk worden gesteld.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte geldbedragen waarmee de woning en de garage zijn betaald heeft witgewassen. De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen voldoende steun bieden voor het oordeel dat verdachte een zodanige zeggenschap had over de niet in beslag genomen woning en garage, dat gezegd kan worden dat deze hem in strafrechtelijke zin toebehoorden.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 34 Sr voldoende grondslag biedt voor het langs deze weg verbeurd verklaren van de niet in beslag genomen woning en garage aan de [adresgegevens 3] nummer [adresgegevens 2] te ‘s-Hertogenbosch. De vordering van de officier van justitie kan dan ook worden toegewezen. Bij de vaststelling van de waarde van de woning met garage zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de door de taxateur van de woning bepaalde waarde in het economische verkeer per 31 oktober 2013 ad € 410.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen onder de nummers 2, 3, 5, 9 tot en met 16 als vermeld op de aan de vordering gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van het feit aan verdachte toebehoorden.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum te noemen in beslag genomen voorwerpen aan beslagene nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24b, 24c, 33, 33a, 34, 47, 420ter.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 maanden.
Verklaart verbeurdde woning en de garage aan de [adresgegevens 2] te ’s-Hertogenbosch met een geschatte waarde van € 410.000,-
Verklaart verbeurdde in beslag genomen goederen, te weten: de voorwerpen met de nummers 2, 3, 5, 9 tot en met 16, zoals vermeld op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggavevan de in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene, te weten: de overige voorwerpen, zoals vermeld op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W. Schoorlemmer, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. M. Senden, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. de Bruijn-van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 24 januari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het
2.Persoonsdossier verdachte [verdachte] , p. 345, 346 en 347
3.Proces-verbaal bevindingen ‘bewoning [adresgegevens 2] ’s-Hertogenbosch met bijlagen, Persoonsdossier verdachte
4.Proces-verbaal bevindingen ‘bewoning [adresgegevens 2] ’s-Hertogenbosch met bijlagen, Persoonsdossier verdachte
5.Proces-verbaal bevindingen, Persoonsdossier verdachte [verdachte] , p. 100-106 in combinatie met p. 81 en p. 109-110
6.Proces-verbaal bevindingen ‘bewoning [adresgegevens 2] ’s-Hertogenbosch, Persoonsdossier verdachte [verdachte] , p. 81 en bijlage 6, p. 317-320
7.Proces-verbaal bevindingen ‘bewoning [adresgegevens 2] ’s-Hertogenbosch, Persoonsdossier verdachte [verdachte] , p. 81 en bijlage 7, p. 321-333
8.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] van 14 januari 2015, Delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen, p. 768 e.v.
9.Delict-proces-verbaal witwassen woning, p. 417
10.Delictproces-verbaal witwassen woning, p. 242 e.v. ( [getuige 5] ) respectievelijk p. 314 e.v. (getuige [getuige 3] )
11.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 1 november 2016
12.p. 209 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
13.p. 156, 162 + 163 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
14.de rechtbank put op dit onderdeel niet uit de op p. 156 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen opgenomen tabel nu deze tabel geen juiste weergave inhoudt van de onderliggende brondocumenten, de bezoekersregistratielijsten van Holland Casino
15.p.160 en p. 165 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen, bezoekersregistratielijsten Holland Casino
16.gecorrigeerd voor de ook door de onderzoekers gesignaleerde dubbeltellingen in de bezoekersregistratie en de doublures in de registraties op p. 160 en 165
17.p. 160 en 165 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen, bezoekersregistratielijsten Holland Casino
18.p. 160 en 165 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen, bezoekersregistratielijsten Holland Casino
19.p. 116 en 169 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
20.Taxatierapport [adresgegevens 2] ; p. 602 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
21.P. 7 jo 28 + 30-34 delictproces-verbaal witwassen woning
22.p. 138 jo 233 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
23.p. 138 jo 340 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
24.p. 138 jo 462 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
25.p. 120 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
26.zie ook p. 773 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
27.zie de respectieve pagina’s 909, 950, 953, 955, 956, 958 en 976/861 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
28.p. 10-11 delictdossier witwassen onverklaarbaar vermogen; (nagekomen) ambtsedige verklaring [ambtenaar belastingdienst] , ambtenaar van de belastingdienst d.d. 26 oktober 2016
29.p. 11 en 38-50 delictdossier witwassen onverklaarbaar vermogen jo kopie aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting
30.p. 11 en 51-55 delictdossier witwassen onverklaarbaar vermogen
31.p. 11 en 56-60 delictdossier witwassen onverklaarbaar vermogen
32.(nagekomen) ambtsedige verklaring van [ambtenaar belastingdienst] , ambtenaar van de belastingdienst d.d. 26 oktober 2016 met bijlagen
33.Een geschrift, zijnde afschrift van een akte van levering grond, p. 30-34 jo het relaasproces-verbaal, p. 8, van het
34.Een geschrift, zijnde een aanvraag bouwvergunning, p. 36-41 van het delictproces-verbaal witwassen woning.
35.Een geschrift, zijnde een aanvraag bouwvergunning, p. 47-51 jo een brief van B&W d.d. 13 april 2010, p. 44-45, van het
36.Een geschrift, zijnde een taxatierapport, p. 387-397 van het delictproces-verbaal witwassen woning
37.Een viertal geschriften, zijnde facturen van [aannemersbedrijf] , gericht aan [medeverdachte 4] , p. 70,
38.Geschriften, zijnde facturen van [aannemersbedrijf] , gericht aan [medeverdachte 4] , p. 122-129. jo het relaasproces-verbaal, p. 9-11, van het delictproces-verbaal witwassen woning.
39.Geschriften, zijnde agendanotities, p. 143-177 van het delictproces-verbaal witwassen woning..
40.Proces-verbaal van verhoor [getuige 4] (uitvoerder bij [getuige 3] BV) d.d. 4 december 2014, p. 172-174 delictproces-verbaal witwassen woning
41.Proces-verbaal van verhoor [getuige 5] (uitvoerder bij [getuige 3] BV) d.d. 4 december 2014, p. 243-244 delictproces-verbaal witwassen woning.
42.Geschriften, zijnde maandrekeninginformatie van de Rabobank betreffende de bankrekening van [medeverdachte 4] , p. 252-327 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
43.Een geschrift, zijnde een overboekingsbewijs Holland Casino, p. 338 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
44.Relaasproces-verbaal onderzoek 21T213005/Munt, p. 9.
45.Geschriften, zijnde maandrekeninginformatie van de Rabobank betreffende de bankrekening van [verdachte] , p. 360-369 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
46.Geschriften, zijnde bankafschriften van de Rabobank betreffende de bankrekening van [betrokkene 3] , p. 422-428 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
47.Uittreksel GBA, p. 92 jo proces-verbaal bewoning [adresgegevens 2] , p. 76, van het Persoonsdossier [verdachte]
48.Geschriften, zijnde bankafschriften van de Rabobank betreffende de bankrekening van [betrokkene 2] , p. 433-441 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
49.Uittreksel GBA, p. 93 jo proces-verbaal bewoning [adresgegevens 2] , p. 76, van het Persoonsdossier [verdachte]
50.Proces-verbaal verstrekking en bevindingen gevorderde gegevens, p. 464-465 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen
51.Een geschrift, zijnde een overzicht van contante betalingen op creditcard [bankrekeningnummer 5] op p. 462 juncto het overzicht van ICS op p. 474 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
52.Relaasproces-verbaal onderzoek 21T213005/Munt, p. 9.
53.Een geschrift, zijnde een Umsatzübersicht Konto 3016904014, p. 496 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
54.Rapport kasopstelling, p. 130-131 delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen juncto, een geschrift, zijnde een overzocht van de contantbonnen, p. 1251 juncto geschriften, zijnde bonnen vanaf p. 1253 ev van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
55.Relaasproces-verbaal onderzoek 21T213005/Munt, p. 9.
56.Een geschrift, zijnde een taxatierapport van [taxateur] met betrekking tot de inboedel van de woning [adresgegevens 2] , p. 573-575 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen jo het rapport kasopstelling, p. 120.
57.Een geschrift, zijnde een factuur van [bedrijf1], p. 654 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen juncto een geschrift, zijnde een lijst van in beslag genomen goederen, p. 38 van het beslagdossier [adresgegevens 3] 22.
58.Het rapport kasopstelling onderzoek Munt [verdachte] / [taxateur] , p. 126 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
59.Een proces-verbaal onderzoek uitgeleverde bescheiden en gegevens ex art. 126a Sv, p. 982, delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
60.Een aanvullend proces-verbaal met betrekking tot vakanties, genummerd 21T213005-1611010822, dat door het OM ter terechtzitting van 1 november 2016 is overgelegd, bijlage 1 juncto een geschrift, zijnde een overzicht van vakanties [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 800 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.
61.Een geschrift, zijnde een overzicht transacties met creditcard, bijlage bij het aanvullende proces-verbaal met betrekking tot vakanties, genummerd 21T213005-1611010822, dat door het OM ter terechtzitting van 1 november 2016 is overgelegd.
62.Een geschrift, zijnde een tapanalyse tussen 18 december 2012 en 28 december 2012, bijlage bij het aanvullende proces-verbaal met betrekking tot vakanties, genummerd 21T213005-1611010822, dat door het OM ter terechtzitting van 1 november 2016 is overgelegd.
63.Een geschrift, zijnde een overzicht van vakanties [verdachte] en [medeverdachte 4] , p. 800 van het delictproces-verbaal witwassen onverklaarbaar vermogen.