ECLI:NL:RBOBR:2017:2883

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
16_3071
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening zorgtoeslag en rechtszekerheid bij wijziging inkomensgegeven

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 23 mei 2017 uitspraak gedaan over de herziening van de zorgtoeslag van eiseres voor het jaar 2008. De Dienst Toeslagen had in een besluit van 25 februari 2016 de zorgtoeslag herzien en vastgesteld op nihil, en bovendien een terugvordering van € 1.263,- opgelegd. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, omdat zij het niet eens was met de herziening en de terugvordering. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van acht weken had gehandeld, zoals vastgelegd in artikel 20 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De rechtbank stelde vast dat de Dienst Toeslagen niet vrij was om het moment te kiezen waarop de termijn begon te lopen, en dat de rechtszekerheid van eiseres in het geding was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, herstelde het primaire besluit en bepaalde dat eiseres niets hoefde terug te betalen. Tevens werd het griffierecht aan eiseres vergoed. De rechtbank benadrukte dat de Dienst Toeslagen zijn besluitvorming beter moest motiveren en begrijpelijker moest maken voor de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 16/3071
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2017 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: P.J.M. Govers),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: B.D. van der Hoog).

Procesverloop

In het besluit van 25 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de zorgtoeslag van eiseres voor het berekeningsjaar 2008 herzien en vastgesteld op nihil alsmede de voor dat jaar toegekende zorgtoeslag van € 1.263,- teruggevorderd.
In het besluit op bezwaar van 27 augustus 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit niet gewijzigd of herzien.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres heeft in 2008 een zorgtoeslag ontvangen. Zij had een fiscale partner. Dat wil zeggen dat de Belastingdienst en ook verweerder in alle besluiten rekening houdt met de inkomens van eiseres en haar fiscale partner tezamen . De partner van eiseres had vermogen in het buitenland en had daarover niets gemeld bij de Belastingdienst. Hij heeft later dat verzwegen vermogen in het buitenland alsnog aan de Belastingdienst gemeld. De partner van eiseres en de Belastingdienst sloten een overeenkomst. In deze overeenkomst werd vastgelegd wat het nieuwe inkomen van de partner van eiseres over de jaren 2003 tot en met 2008 is geweest. Hij kreeg over 2008 een navorderingsaanslag op 14 november 2015. Gelet op het inkomen van haar partner zou eiseres, achteraf gezien, geen recht hebben op een zorgtoeslag in 2008. Daarom heeft verweerder zijn besluit over de definitieve toekenning van de zorgtoeslag aan eiseres in 2008 herzien. Dat gebeurde in het primaire besluit. Hierin heeft verweerder met zoveel woorden besloten dat eiseres de ontvangen zorgtoeslag in 2008 moet terugbetalen.
Wat vinden partijen?
2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij vindt het vreemd dat in dat besluit tot drie keer toe wordt gezegd dat het bezwaar gegrond is of dat wordt tegemoet gekomen aan het bezwaar maar dat er niets is veranderd. Onder aan de streep moet ze nog steeds alles terugbetalen. Verweerder is volgens eiseres bovendien vergeten om een bezwaargrond te behandelen, namelijk dat hij het primaire besluit te laat heeft genomen in strijd met artikel 20 en 21 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
3. Verweerder geeft toe dat hij is vergeten om een bezwaargrond te behandelen. In het verweerschrift gaat hij hier wel op in. Hij merkt op dat de herziening alleen is gebaseerd op artikel 20 van de Awir.
Wat staat er in de wet?
4. Op basis van artikel 20, eerste lid van de Awir herziet verweerder een eerder toegekende toeslag als na de toekenning een ander inkomen is vastgesteld.
In het tweede lid staat wel dat verweerder dit binnen een bepaalde termijn moet doen, namelijk binnen acht weken na het tijdstip waarop het voor het eerst vastgestelde, voor het eerst bepaalde of gewijzigde inkomensgegeven aan verweerder bekend is geworden dan wel de beschikking of uitspraak strekkende tot de in het eerste lid bedoelde vaststelling, bepaling of wijziging onherroepelijk is geworden.
Wat beslist de rechtbank?
5. Het geschil draait om de uitleg van het tweede lid van artikel 20 van de Awir. Het staat vast dat verweerder niet binnen 8 weken na het onherroepelijk worden van de navorderingsaanslag over 2008 heeft herzien. De rechtbank neemt wel aan dat verweerder binnen 8 weken heeft herzien nadat de Belastingdienst heeft gemeld dat er sprake was van een ander inkomen.
6. Staat het verweerder vrij om het moment te kiezen waarop de acht wekentermijn gaat lopen? De rechtbank vindt van niet. Artikel 20 tweede lid van de Awir biedt verweerder een verregaande bevoegdheid om een toeslag die al helemaal vast stond, achteraf aan te passen. Dat is een inbreuk op de rechtszekerheid. Je mag er normaliter op vertrouwen dat een besluit dat definitief is genomen, ook zo blijft. De rechtbank denkt dat de termijn van 8 weken niet voor niets in de wet is opgenomen. Dat is gebeurd om deze inbreuk op de rechtszekerheid te beperken. Het kan niet zo zijn dat iemand na een gewijzigde vaststelling van het inkomen heel lang in onzekerheid zou moeten verkeren over de gevolgen voor alle eerder ontvangen toeslagen. Het is vreemd als verweerder zomaar kan kiezen tussen een van beide momenten. Dan zou het kunnen gebeuren dat een gewijzigd inkomen in een navorderingsaanslag al lang en breed bekend was, maar dat jaren later verweerder toch op basis van een melding van de Belastingdienst de toeslag zou kunnen veranderen. Het zou dan onlogisch zijn om de termijn van 8 weken ook te koppelen aan het onherroepelijke besluit over de vaststelling van het gewijzigde inkomen. De rechtbank beseft dat een toeslag ‘maar’ een tegemoetkoming is en dat er veel wordt gefraudeerd met toeslagen. Dit geeft verweerder echter geen vrijbrief om flexibel met de rechtszekerheid om te gaan. Mensen rekenen uiteindelijk wel op die toeslag. Ook begrijpt de rechtbank heel goed dat verweerder afhankelijk is van de informatie van de Belastingdienst en dat het twee aparte bestuursorganen zijn, met hun eigen organisatie. Dat neemt niet weg dat ze beiden deel uitmaken van dezelfde centrale overheid. Dan moeten beide organen maar een betere informatie-uitwisseling voor elkaar zien te krijgen. De Belastingdienst had meteen een kopie van de navorderingsaanslag naar verweerder kunnen sturen en die had dan op tijd kunnen beslissen. Deze bestuurlijke onmacht kan eiseres niet worden tegengeworpen.
7. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder te laat heeft herzien. Dit kan niet meer worden hersteld. Daarom trekt de rechtbank het primaire besluit in. Dat betekent dat alles bij het oude blijft en eiseres niets hoeft terug te betalen.
8. Daarnaast moet het de rechtbank van het hart dat verweerder het bestreden besluit slecht heeft gemotiveerd. Niet alleen heeft verweerder daarin de belangrijkste bezwaargrond van eiseres vergeten, maar ook kan de rechtbank zich de verwarring bij eiseres goed voorstellen. In het bestreden besluit staat tot drie keer toe met zoveel woorden dat verweerder eiseres gelijk geeft. Zo staat er letterlijk: “Daarom verklaren wij uw bezwaar gegrond” . Maar het bestreden besluit eindigt plompverloren met de kale mededeling dat er niets verandert. Natuurlijk roept dit vragen op. Naast het vermelden van een telefoonnummer dat iemand kan bellen als hij vragen heeft over de brief, zou verweerder er in het vervolg goed aan doen om zijn brieven wat begrijpelijker te maken.
9. Omdat eiseres gelijk krijgt, moet verweerder haar het griffierecht terugbetalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van
R.G. van der Korput, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.