Op 29 mei 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 december 2016 in Vught met een mes meerdere keren heeft geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven, maar dat deze poging niet is voltooid. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht door haar in de rug te snijden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat er sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor hij niet strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging opgelegd. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1885,- aan het slachtoffer, bestaande uit immateriële en materiële schade.