ECLI:NL:RBOBR:2017:2882

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
01/845832-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling met terbeschikkingstelling en schadevergoeding

Op 29 mei 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 december 2016 in Vught met een mes meerdere keren heeft geprobeerd het leven van het slachtoffer te beroven, maar dat deze poging niet is voltooid. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toegebracht door haar in de rug te snijden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat er sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor hij niet strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging opgelegd. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1885,- aan het slachtoffer, bestaande uit immateriële en materiële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845832-16
Datum uitspraak: 29 mei 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te Boxtel op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: Vught PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 april 2017 en 15 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 maart 2017.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 mei 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2016 te Vught ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp en/of hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in haar hals en/of gezicht heeft gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2016 te Vught ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een mes, in elk geval een scherp en/of hard voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in haar hals en/of gezicht heeft gestoken en /of gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2016 te Vught aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in/op haar rug (in de vorm van een 'Z'), heeft toegebracht door met een mes, in elk geval een scherp en/of hard voorwerp, genoemde [slachtoffer] in haar rug te snijden;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2016 te Vught [slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, in elk geval een scherp en/of hard voorwerp, genoemde [slachtoffer] in haar rug te snijden, althans een snijwond (in de vorm van een "Z") in haar rug toe te brengen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak.

De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van de aan verdachte onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot moord en de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de onder feit 1 ten laste gelegde “voorbedachte raad”. De raadsman meent dat de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot doodslag en onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen zijn.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van [slachtoffer] [2] en de bekennende verklaring van verdachte [3] bewezen dat hij opzettelijk heeft gepoogd aangeefster van het leven te beroven door haar meermalen met een mes in het gezicht en hals te steken en dat hij haar heeft mishandeld door een snijwond in haar rug toe te brengen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte met voorbedachte raad heeft getracht om aangeefster van het leven te beroven.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “voorbedachten rade” moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat.
Verdachte heeft ten overstaan van verbalisanten weliswaar uitgebreid verklaard, maar zijn verklaring behelst tevens een verwarrend verhaal, waarbij hij -naast afdwalingen over dingen die hem bezighouden- onder meer heeft verklaard dat hij met het mes naar aangeefster heeft uitgehaald met de bedoeling van moord, omdat hij dacht dat zij een aanslag op de koninklijke familie aan het voorbereiden was. Verdachte heeft hierbij verklaard dat hij een mes in zijn slaapkamer had verstopt en nadien bewust in zijn laars had verborgen. Vervolgens heeft hij aangeefster uitgenodigd om samen iets te drinken. Verdachte heeft haar toen ineens met het mes aangevallen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij het mes alleen maar bij zich droeg omdat hij dacht dat hij een musketier was. Hij heeft slechts willen “onderzoeken” of aangeefster een aanslag op de koninklijke familie wilde plegen.
De rechtbank zal de door verdachte afgelegde verklaringen - vanwege de onduidelijkheden en onsamenhangendheid die voortvloeien uit het hierna onder de strafbaarheid beschreven geestestoestand van verdachte- met enige terughoudendheid beoordelen.
Bewust planmatig handelen kan uit deze verklaringen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid worden gedestilleerd.
De rechtbank acht bovendien van belang dat de besluitvorming en de uitvoering plaatsvonden terwijl de verdachte - zoals hij zelf ter terechtzitting heeft verklaard en door de gedragsdeskundigen is onderschreven- zich in een psychotische toestand bevond, waarbij er tevens sprake was van een korte tijdspanne tussen het besluit en de uitvoering.
Aldus is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de strenge eisen die de Hoge Raad stelt ten aanzien van voorbedachte raad en daarmee geen sprake van een poging tot moord. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag en mishandeling.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 29 december 2016 te Vught ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, meermalen, in haar hals en gezicht heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 29 december 2016 te Vught [slachtoffer] heeft mishandeld door met een mes, genoemde [slachtoffer] een snijwond (in de vorm van een "Z") in haar rug toe te brengen;
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Over de persoon van verdachte zijn twee rapportages opgemaakt. Psychiater [naam psychiater] en GZ-psycholoog drs. [naam psycholoog] komen in hun rapportages, uitgebracht op respectievelijk 25 februari 2017 en 6 maart 2017, tot de conclusie dat verdachte ten aanzien van de feiten als ontoerekeningsvatbaar is te beschouwen.
Beide gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er is sprake van ernstige en chronische psychiatrische problematiek. Gediagnostiseerd is de stoornis schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis.
De gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van deze feiten zouden volgens de deskundigen door deze stoornissen beïnvloed zijn. De deskundigen concluderen dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten verkeerde in een psychotische toestand waarin paranoïde wanen centraal stonden.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangevoerd dat, nu uit de rapportages is vast komen te staan dat wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens het tenlastegelegde niet aan verdachte kan worden toegerekend, verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft zich verenigd met dit standpunt.
De rechtbank acht uit het onderzoek ter terechtzitting, hierbij mede in aanmerking genomen de hiervoor genoemde gedragskundige rapportages, aannemelijk geworden dat de door verdachte begane feiten hem wegens een ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kunnen worden toegerekend.
Verdachte is derhalve niet strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Oplegging van de maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ontslag van alle rechtsvervolging en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank.
Zoals hiervoor onder het kopje strafbaarheid van verdachte reeds is besproken is er volgens de gedragsdeskundigen sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij verdachte.
De rechtbank heeft in datzelfde kader geoordeeld dat de bewezenverklaarde feiten verdachte
wegens zijn ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kunnen worden toegerekend.
Dat oordeel brengt met zich mee dat enkel een strafrechtelijke maatregel kan worden opgelegd.
Ten aanzien van de afdoeningsmodaliteit hebben voornoemde gedragsdeskundigen het navolgende geconcludeerd:
De psychiater heeft geadviseerd om verdachte in een langdurig en dwingend kader intensieve, klinische en hoog beveiligde zorg op te leggen om de benodigde behandeling afdoende effectief te laten verlopen en om deze behandeling afdoende te borgen zodat verdachte zich niet kan onttrekken aan de benodigde zorg en om geweldsincidenten en recidive te voorkomen. Het kader van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging wordt door de psychiater passend geacht.
De psycholoog heeft vanwege het zeer hoog ingeschatte recidivegevaar, voortkomend uit voormelde ernstige psychiatrische stoornis(sen) eveneens geadviseerd om aan verdachte een verplichte behandeling in een maximaal beveiligde setting in het kader van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over en maakt deze tot de hare. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt voorts dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit 1 betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege verpleegd wordt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verzocht om de gevorderde immateriële schade te matigen tot een bedrag van € 500,-.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering te weten:
-immateriële schadevergoeding, een bedrag dat de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans begroot op € 1500,-
-materiële schadevergoeding, een bedrag ter hoogte van € 385,-
Het totale bedrag van € 1885,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 39, 45, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair: poging tot doodslag. T.a.v. feit 2 subsidiair: mishandeling.
Verklaart verdachte hiervoor
niet strafbaaren
ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
legt op de volgende maatregelen.
T.a.v. feit 1 primair: De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 subsidiair: Maatregel van schadevergoeding van € 1885,00 subsidiair 28 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van € 1885,- , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 28 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van
€ 1500,- immateriële schadevergoeding en € 385,- materiële schadevergoeding (post verrekening eigen risico VGZ voor [naam bedrijf] ).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 1885,- , te weten € 1500,- immateriële schadevergoeding en € 385,- materiële schadevergoeding (post verrekening eigen risico VGZ voor [naam benadeelde] .
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. E.W. van den Heuvel en mr. M. Smit, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 29 mei 2017.
Mr. Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch genummerd OB1R016133 (onderzoek Erding).
2.Verklaring van [slachtoffer] d.d. 29 december 2016, proces-verbaal pag. 55 en verklaring van [slachtoffer] d.d. 30 december 2016, proces-verbaal pag. 57-58.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie, proces-verbaal pag. 32-46 en verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 15 mei 2017.