Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
Bewijs.
De strafbaarheid van het feit.
De strafbaarheid van verdachte.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
€ 4.257,97 aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
- Voor wat betreft kleding kan alleen schadevergoeding voor de onderbroek worden toegewezen. Aangever heeft een t-shirt en broek opgevoerd van Tommy Hilfiger terwijl in het dossier staat dat het t-shirt van “Anthony Morato” was en de broek merkloos. Er bevinden zich in het dossier geen foto’s van de gestelde beschadigde riem en schoenen. De riem waar een bon van in het dossier zit is pas gekocht na het incident.
- Dat de telefoonoplader niet is teruggevonden nadat daarmee het bloeden van aangever was gestelpt, houdt geen rechtstreeks verband met de gedraging van verdachte.
- De dagvergoeding voor ziekenhuisopname kan niet worden beschouwd als rechtstreekse schade en de eigen bijdrage voor het ziekenhuis in 2016 en 2017 was wellicht ook zonder het gebeurde al zijn opgemaakt.
- De littekencrème komt slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover daarvoor bonnen zijn overgelegd en er is maar één bon overgelegd.
- Dat er een sportabonnement is waar geen gebruik van is gemaakt voor twee maanden houdt geen rechtstreeks verband met de gedraging van verdachte.
- Het gestelde verlies aan verdienvermogen is niet onderbouwd met een arbeidsovereenkomst. Er blijkt uit de stukken niet hoeveel meer aangever zou hebben gewerkt als het incident niet had plaatsgevonden.
- De reiskosten betreffen geen rechtstreekse schade.
- De immateriële schadevordering betreft een te hoog bedrag. Dit kan niet hoger uitvallen dan € 1.100,-.
Beslag.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde: poging tot doodslag verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- zich binnen drie werkdagen na zijn ontslag uit detentie meldt bij de Reclassering Leger des Heils, op het adres Zeehaenkade 30, 3526 LC Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- verplicht is om zich te laten behandelen voor zijn psychische klachten en middelengebruik bij een instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven. De behandeling zal moeten plaatsvinden op een plek waar men kennis en kunde heeft op het gebied van licht verstandelijk beperkten;
- wordt verboden om cocaïne en alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van middelencontrole;