Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.[gedaagde sub 1] ,
1.[tussengekomen partij sub 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 september 2016;
- het (2e) nader advies van deskundigen d.d. 2 december 2016;
- de brief van mr. Zeilmaker waarbij (op voorhand) de producties 24 tot en met 30 zijn
- de akte uitlating kosten van 1 maart 2017 van mr. Zeilmaker;
- de antwoordakte uitlating kostenopgave van 1 maart van 2017 van mr. Ten Kate.
2.De verdere beoordeling
- overige schade:
- als eigenaresse van het pand [adres 1] 277.830,00
- als vertegenwoordigster van de vennootschappen 324.215,00
- als vruchtgebruikster van het pand [adres 2]
- waardevermindering overblijvende n.v.t.
- overige schade
- overige schade:
- als eigenaresse van het pand [adres 1] 671.538,00
- als vertegenwoordigster van de vennootschappen 395.345,00
- als vruchtgebruikster van het pand [adres 2]
- waardevermindering overblijvende n.v.t.
- overige schade
- in de waarde van het pand [adres 1] EUR 39.750,00
- in de waarde van het pand [adres 2] EUR 56.850,00
functioneelverschil tussen beide opties is niet gesteld of gebleken. Bovendien dient niet (alleen) een vergelijking gemaakt te worden tussen beide opties maar ook en vooral zal een vergelijking gemaakt moeten worden tussen de twee opties afzonderlijk met de situatie van [gedaagde partij sub 1 + tussenkomende partijen 1-5] vóór onteigening. Die vergelijking vormt geen reden om de keuze op [Optie B] te laten vallen. Realisering van een volwaardige studio is ook in het pand [optie A] mogelijk en gelet op het (te verwachten beperkte) rendement van de studio zal een redelijk handelend ondernemer de investering zo klein mogelijk houden. Dat [Optie B] nieuw, frisser, dynamischer en daardoor aantrekkelijker is, zoals [gedaagde partij sub 1 + tussenkomende partijen 1-5] aanvoert, acht de rechtbank niet doorslaggevend bij de bepaling van wat een volledige schadeloosstelling vormt. De totale kosten en de onrendabele top zijn aanmerkelijk groter als gekozen wordt voor de optie [Optie B] .
.Ook de vanaf peildatum tot en met 5 september 2013 verschuldigde rente is door de Staat reeds voldaan. De juistheid van die specificatie heeft [gedaagde partij sub 1 + tussenkomende partijen 1-5] niet betwist.
De kosten tot en met 3 juli 2013
- Bij akte van 1 december 2015 (kosten t/m 31/10/2015) € 50.421,90 (ex btw)
- Bij akte van 22 maart 2016 (kosten vanaf 1/11/2015) 27.437,77
- Bij akte van 6 april 2016 (kosten vanaf 1/3/2016) 12.698,40
- Bij akte 14 februari 2017 (kosten 1/4/16 t/m 31/1/17) 18.241,81
- Bij akte van 1 maart 2017 (kosten 1/2/17 t/m 20/2/17)
- Bij akte van 1 december 2015 (kosten t/m 31/10/2015) € 6.961,50
- Bij akte van 22 maart 2016 (kosten vanaf 1/11/2015) 9.218,25
- Bij akte van 6 april 2016 (kosten vanaf 1/3/2016) 1.858,95
- Bij akte 14 februari 2017 (kosten 1/4/16 t/m 31/1/17)
- Bij akte van 1 december 2015 (kosten t/m 31/10/2015) € 2.100,00
- Bij akte van 22 maart 2016 (kosten vanaf 1/11/2015) 350,00
- Bij akte 14 februari 2017 (kosten 1/4/16 t/m 31/1/17)
24.133,13
- Bij akte van 14 februari 2017 (kosten t/m 31/1/17) € 4.025,00
- Bij akte van 1 maart 2017 (kosten februari 2017)