ECLI:NL:RBOBR:2017:2812

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
01/865161-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid na brandstichting en mishandeling

Op 23 mei 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1967 en thans gedetineerd in Zwolle PPC. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor de feiten van brandstichting en mishandeling, omdat zij volledig ontoerekeningsvatbaar is. De verdachte had op 22 november 2016 in Valkenswaard opzettelijk brand gesticht in een kamer door open vuur in aanraking te brengen met brandbare stoffen, wat gemeen gevaar voor nabijgelegen panden en levensgevaar voor personen met zich meebracht. Daarnaast heeft zij in de periode van 17 tot 20 juli 2015 in Eindhoven een slachtoffer mishandeld door met een stok op diens hoofd te slaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gevolgd om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te plaatsen voor een jaar, gezien de ernstige geestelijke problemen van de verdachte, waaronder een organisch frontaalsyndroom en een borderline persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €350,- toegewezen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 24c, 36f, 37, 57, 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummers: 01/865161-16 en 01/239408-15 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 23 mei 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: Zwolle PPC.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2017. Op deze terechtzitting heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte en haar raadsvrouw naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak onder parketnummer 01/865161-16 en de zaak onder parketnummer 01/239408-15 zijn aanhangig gemaakt bij afzonderlijke dagvaarding van 25 janauri 2017.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/865161-16 ten laste gelegd dat:
zij op of 22 november 2016 te Valkenswaard opzettelijk brand heeft gesticht in/op/ een kamer, althans een pand, aan de [locatie] , immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de gordijnen en/of het matras en/of dekbed en/of het bed en/of chloor, althans (een) brandbare stof(fen), ten gevolg waarvan de kamer, althans het pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor één of meer nabijgelegen pand(en) en/of zich in die/dat pand(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Aan verdachte is onder parketnummer 01/239408-15 ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 17 juli 2015 tot en met 20 juli 2015 te Eindhoven [slachtoffer] heeft mishandeld door met een stok op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van beide aan verdachte tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
De bewijsmiddelen
Ter zake het onder 01/865161-16 tenlastegelegde [1]
Aangezien verdachte tenlastegelegde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, zal ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
1. De
bekennendeverklaring van verdachte, afgelegd tijdens haar verhoor bij de politie op 24 november 2016:
(p. 23)
‘-Wat is er gebeurd?
Ik wilde dood.
-Hoe wilde u dat doen?
Ik had mij met chloor overgoten en mij aangestoken.
-Heeft u zelf verwondingen overgehouden?
Ik heb eerstegraads verbrandingen op mijn rug en op mijn linkerborst.
-Hoe heeft u zich dan aangestoken?
Ik heb de gordijnen en mijzelf overgoten met chloor.
-Wat heeft u als vuurbron gebruikt?
Mijn aansteker.
-Nadat u zich had aangestoken, wat deed u toen?
Ik ben op bed gaan liggen in afwachting tot alles zou branden. Ik voelde op mijn rug dat mijn kleding in brand stond.
-En toen?
Toen hoorde en zag ik dat de buurjongen van 6 de afgesloten deur bij mij inschopte. [benadeelde partij] was er ook bij. [benadeelde partij] heeft in het ziekenhuis gelegen omdat hij rook had ingeademd’.
2. Het proces-verbaal Brandonderzoek forensische opsporing (p. 32-35).
3. Het proces-verbaal van bevindingen (p. 65-66).
Ter zake het onder 01/239408-15 tenlastegelegde [2]
Aangezien verdachte tenlastegelegde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, zal ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
1. De
bekennendeverklaring van verdachte, afgelegd tijdens haar verhoor bij de politie op 21 juli 2015:
(p. 22)
‘Ik heb [slachtoffer] met een stok geslagen’.
2. Het proces-verbaal van aangifte, voor zover inhoudende de aangifte van [slachtoffer] (p. 4-5).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
Parketnummer 01/865161-16
op 22 november 2016 te Valkenswaard opzettelijk brand heeft gesticht in een kamer aan de [locatie] , immers heeft verdachte toen en aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met de gordijnen en/of het matras en/of dekbed en/of het bed en/of chloor, ten gevolge waarvan de kamer, althans het pand gedeeltelijk is verbrand en daarvan gemeen gevaar voor één of meer nabijgelegen panden en levensgevaar voor personen te duchten was.
Parketnummer 01/239408-15
in de periode van 17 juli 2015 tot en met 20 juli 2015 te Eindhoven [slachtoffer] heeft mishandeld door met een stok op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Het rapport van de neuroloog
Uit de rapportage pro justitia, opgemaakt door prof. dr. [neuroloog] , (gedrags)neuroloog, van 21 maart 2017 volgt dat er aanwijzingen zijn dat bij verdachte sprake is van hersenorganisch lijden, te weten (organisch) frontaalsyndroom dat tijdens het tenlastegelegde (de brandstichting) reeds bestond.
Het rapport van de psychiater
Uit de rapportage pro justitia, opgemaakt door drs. M.J. van Weers, psychiater, van 29 maart 2017 volgt dat verdachte een zwakbegaafde vrouw is die lijdende is aan een borderline persoonlijkheidsstoornis alsmede een depressieve stoornis. Tevens is, gelet op het rapport van de neuroloog, sprake van een organisch frontaalsyndroom (niet aangeboren hersenletsel). Deze ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens hebben de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde (brandstichting) in ernstige mate beïnvloed. Gelet hierop heeft de psychiater geadviseerd om het tenlastegelegde niet aan verdachte toe te rekenen.
Het rapport van de psycholoog
De conclusies en bevinden uit de rapportage pro justitia, opgemaakt door drs. S.F.H.M. Mikkers, GZ-psycholoog, van 31 maart 2017 komen in grote lijnen overeen met die uit het rapport van de psychiater. Ook de GZ-psycholoog heeft geadviseerd om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
De stoornissen (frontaalsyndroom en verstandelijke beperking) kunnen worden gezien als een defect dat niet te genezen en/of te beïnvloeden is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verenigt zich met de inhoud en conclusies van voormelde rapportages. Op grond hiervan moet verdachte ter zake het onder 01/865161-16 tenlastegelegde volledig ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Uit de rapportages volgt dat het onder 01/239408-15 tenlastegelegde niet is betrokken in het onderzoek van de gedragsdeskundigen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat ook dat feit niet aan verdachte kan worden toegerekend. Op grond van die rapportages zijn er immers voldoende aanwijzingen dat de stoornissen, met name het organisch frontaal syndroom en de verstandelijke beperking - welke aandoeningen volgens de GZ-psycholoog blijvend van aard zijn - ook reeds ten tijde van de mishandeling aanwezig waren en ook toen de gedragskeuze van verdachte in ernstige mate hebben beïnvloed. De verdachte dient derhalve ook ter zake het onder 01/239408-15 volledig ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Gelet op het voorgaande is verdachte niet strafbaar ter zake de haar tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal verdachte daarom, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie en de raadsvrouw, ontslaan van alle rechtsvervolging.

Oplegging van een maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis, als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, voor een termijn van een jaar.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft eveneens een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bepleit, met dien verstande dat verdachte niet in de omgeving van Eindhoven dient te worden geplaatst aangezien zij slechte herinneringen heeft overgehouden aan haar verblijf in die regio.
Het oordeel van de rechtbank.
De rapportage van de psychiater
Uit de rapportage van de psychiater volgt dat er een hoog risico op recidive bestaat. Om dit gevaar te beperken is het noodzakelijk dat in een gespecialiseerde GGZ-instelling nader onderzoek zal worden verricht naar de hulpverleningsmogelijkheden die toegesneden dienen te zijn op de zwakbegaafdheid van verdachte alsmede de beperkingen van het organisch frontaal syndroom. Het is van belang om de impulsiviteit en het gebrek aan remming van (zelf)destructieve gedragingen, waaronder suïcidale gedragingen, snel op te kunnen vangen, teneinde de veiligheid van verdachte alsook de algemene veiligheid van personen en goederen te waarborgen. Dit impliceert behandeling, begeleiding en toezicht met de zorgintensiteit en het beveiligingsniveau van een klinische afdeling in een GGZ-instelling en bij voorkeur met expertise op het gebied van de behandeling van patiënten met niet aangeboren hersenletsel.
De psychiater heeft derhalve geadviseerd om verdachte voor een termijn van één jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Na ommekomst van dat jaar kan, indien nodig, de behandeling worden voortgezet in het kader van een rechterlijke machtiging.
De rapportage van de psycholoog
Uit de rapportage van de psycholoog volgt dat het frontaal syndroom en de verstandelijke beperking niet te genezen of te beïnvloeden zijn. Daarbij komt dat ook de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte moeilijk bewerkbaar is, zeker gezien de geringe cognitieve vermogens. Het risicomanagement zal met name moeten bestaan uit afdoende stut- en steunwerk op alle levensgebieden naast een adequate farmacotherapie en vroegsignalering en interventie bij gevoelens van miskenning teneinde de veiligheid te kunnen garanderen.
De psycholoog heeft eveneens geadviseerd om verdachte in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te doen opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op basis van de rapportages, het dossier en het verhandelde ter terechtzitting tot de conclusie gekomen dat de veiligheid van verdachte en de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis eist. De rechtbank zal daarom gelasten dat verdachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van één jaar.

De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van in totaal € 350,- ter zake materiële (€ 100,-) en immateriële schade (€ 250,-) die zij als gevolg van het onder parketnummer 01/865161-16 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd zodat deze kan worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft niet tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd omdat het tenlastegelegde niet aan verdachte kan worden toegerekend.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing vatbaar is. De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ter zake oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het oordeel van de rechtbank.Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder parketnummer 01/865161-16 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank acht de vordering van [benadeelde partij] , die niet is weersproken, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel
Oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht -zoals in het onderhavige geval - staat er, blijkens het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, niet aan in de weg dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 24c, 36f, 37, 57, 157, 300.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
01/865161-16:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
01/239408-15:
mishandeling.
Strafbaarheid
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor
nietstrafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Oplegging maatregel
- De rechtbank gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst voor een termijn van één (1) jaar.
- Legt op de maatregel van
schadevergoeding van € 350,-subsidiair 7 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij] tot een bedrag van € 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis. De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het toegewezen bedrag bestaat uit € 250,- immateriële schadevergoeding en € 100,- materiële schadevergoeding. De totale schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum delict, 22 november 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
De rechtbank:
wijst de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij] , toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 350,- (zegge: driehonderdvijftig euro), te weten € 250,- immateriële schadevergoeding en € 100,- materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 22 november 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering,
mr. J.G. Vos, voorzitter en mr. C.M. Zandbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2017.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar paginanummers met bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met dossiernummer 2016258101, bevinden volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens op zakelijke wijze weergegeven.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar paginanummers met bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met registratienummer PL2100-2015162922, bevinden volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de bewijsmiddelen is telkens op zakelijke wijze weergegeven.