ECLI:NL:RBOBR:2017:2759

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
17_1210
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek handhaving omwonenden tegen openbare feesten in horecagelegenheid Boxmeer

In deze zaak hebben omwonenden van de horecagelegenheid Cantina La Bamba in Boxmeer een verzoek tot handhaving ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat zij de omwonenden niet als belanghebbenden heeft aangemerkt. De omwonenden hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 19 mei 2017 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de omwonenden wel degelijk belanghebbenden zijn, omdat zij gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden van de openbare feesten die in de horecagelegenheid worden gehouden. De voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit van het college en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij zij de omwonenden als belanghebbenden moeten beschouwen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de geluidsnormen worden overschreden. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten van de omwonenden toegewezen en bepaald dat het college het griffierecht moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 17/1210 en SHE 17/1214
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 mei 2017 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekers] , te [woonplaats] , verzoekers,

(gemachtigde: mr. D. van de Weerdt),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer, verweerder,

(gemachtigde: A.H. Hokke).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: V.O.F. Cantina La Bamba (Cantina La Bamba), te Boxmeer.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2016 heeft verweerder het verzoek tot handhaving van verzoekers afgewezen, omdat zij geen belanghebbenden zijn.
Bij besluit van 23 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers niet-ontvankelijk verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens derde-partij is [persoon] verschenen.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
Verzoekers wonen aan de [adres] . Derde-partij exploiteert de horecagelegenheid ‘Cantina La Bamba’ aan de Steenstraat 55a te Boxmeer. De gronden waarop Cantina La Bamba is gevestigd, hebben de bestemming ‘Horeca – categorie 2’ (middelzware horeca). Verzoekers hebben om handhaving van het bestemmingsplan verzocht, omdat de openbare feesten in Cantina La Bamba zijn aan te merken als ‘zware horeca’ en daardoor in strijd zijn met de bestemming ‘Horeca – categorie 2’. Verzoekers wonen op ongeveer 110 meter afstand van de plaats waar deze openbare feesten plaatsvinden.
3. Het bestreden besluit gaat over de belanghebbendheid van verzoekers bij hun verzoek tot handhaving.
4.1
Verzoekers voeren aan dat zij belanghebbenden zijn bij het verzoek om handhaving, vanwege de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten van Cantina La Bamba.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekers geen belanghebbenden zijn, omdat zij geen hinder van enige betekenis ondervinden, nu Cantina La Bamba voldoet aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. Verweerder heeft de belanghebbendheid enkel beoordeeld in het licht van het ervaren van geluidsoverlast, omdat verzoekers altijd hebben aangegeven dat dit de reden was voor het verzoek om handhaving.
4.3
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat, in een geval als dit, voor het aannemen van belanghebbendheid aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de betrokkenen, naar objectieve maatstaven gemeten, gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. De omstandigheid dat Cantina La Bamba, door het aanbrengen van een geluidsbegrenzer, voldoet aan de geluidsnormen die voortvloeien uit het Activiteitenbesluit, is niet relevant voor de vraag of dergelijke gevolgen
kunnenworden ondervonden. Op grond van hetgeen uit de stukken en ter zitting is gebleken, in het bijzonder aangaande het karakter van de in Cantina La Bamba gehouden openbare feesten en de afstand tot de woning van verzoekers, acht de voorzieningenrechter het, anders dan verweerder, aannemelijk dat verzoekers gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden.
5.1
Het beroep is gegrond en de voorzieningenrechter vernietigt het bestreden besluit. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder heeft immers het verzoek tot handhaving nog niet beoordeeld met als uitgangspunt dat verzoekers belanghebbenden zijn. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De voorzieningenrechter stelt hiervoor een termijn van zes weken.
5.2
Bij het nemen van een nieuw besluit moet verweerder er, in lijn met zijn erkenning daarvan in (onder meer) het verweerschrift, van uitgaan dat de openbare feesten die Cantina La Bamba organiseert, zijn aan te merken als ‘zware horeca’ die onder de bestemming ‘Horeca - categorie 3’ valt, zodat het houden van deze feesten strijd oplevert met het bestemmingsplan.
5.3
Verzoekers hebben verzocht om het bestreden besluit te schorsen en, bij wijze van voorlopige voorziening, te bepalen dat geen openbare feesten gehouden mogen worden in Cantina La Bamba. Omdat de voorzieningenrechter ook uitspraak doet in de bodemzaak, bestaat er geen aanleiding het bestreden besluit te schorsen en ook overigens ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige maatregel. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat verzoekers geluidsoverlast zouden kunnen ondervinden van de openbare feesten bij Cantina La Bamba, is vooralsnog niet komen vast te staan dat de geluidsnormen van het Activiteitenbesluit worden overtreden. De voorzieningenrechter betrekt hierbij dat het geproduceerde geluidsniveau wordt beperkt door een geluidsbegrenzer, waarvan de afstelling onder verantwoordelijkheid van verweerder is gecontroleerd en die daarna is verzegeld.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Nu het verzoek om een voorlopige voorziening is opgenomen in het beroepschrift, volstaat de voorzieningenrechter met toekenning van één punt voor dit gecombineerde beroep-/verzoekschrift. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 990,-, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het gecombineerde beroep/verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).
7. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht voor het beroep moet vergoeden. Vanwege de uitkomst van de zaak ziet de voorzieningenrechter ook aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening moet vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 990,-:
  • bepaalt dat verweerder op het betaalde griffierecht van € 336,- aan verzoekers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Kraniotis, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarmee is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.