In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 11 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen verzoeker, de eigenaar van een woning, en de burgemeester van de gemeente Meierijstad. De zaak betreft een voorlopige voorziening hangende beroep over de sluiting van de woning en bijgebouwen op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had besloten de woning te sluiten vanwege de aangetroffen hoeveelheid softdrugs en andere illegale activiteiten. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd of de sluiting van de woning bijdraagt aan het herstel van de openbare orde, gezien de specifieke omstandigheden van het geval. De voorzieningenrechter oordeelt dat de sluiting disproportioneel is, vooral omdat er geen recente criminele activiteiten zijn geconstateerd en verzoeker al maatregelen heeft genomen om de situatie te herstellen. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de burgemeester opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoeker.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door de burgemeester, vooral met betrekking tot de impact van de sluiting op de kinderen van verzoeker en de proportionaliteit van de genomen maatregelen. De voorzieningenrechter heeft ook gewezen op het vertrouwensbeginsel en de noodzaak voor de burgemeester om eerdere toezeggingen in acht te nemen.