ECLI:NL:RBOBR:2017:273

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
01/865087-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS met voorwaarden en gevangenisstraf voor zedendelicten met sterke vermindering van toerekeningsvatbaarheid

Op 23 januari 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere zedendelicten, waaronder poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, bedreiging met feitelijke aanranding van de eerbaarheid en schennis van de eerbaarheid. De feiten vonden plaats op 7 juli 2016 in verschillende plaatsen binnen het arrondissement Oost-Brabant, waaronder Cuijk, Boxmeer en Oeffelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is, wat van invloed is op de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €1.405,71 aan een van de benadeelde partijen toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen, maar heeft de gevangenisstraf iets lager vastgesteld dan geëist, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/865087-16
Parketnummer vordering: 01/845446-10
Datum uitspraak: 23 januari 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1960,
wonende te [adresgegevens 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 12 oktober 2016 en 9 januari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 september 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 januari 2017 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat hij:
1.
op of omstreeks 7 juli 2016 te Cuijk, althans in het arrondissement Oost Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] ) te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, in of nabij een fietstunnel onder het slaken van een oerkreet zijn broek heeft geopend en/of zijn geslachtsdeel heeft ontbloot en/of vastgepakt en/of zijn kruis heeft betast en/of vervolgens achter die fietsende [slachtoffer 1] is aangerend en/of in die fietstunnel haar fiets heeft vastgegrepen ten einde haar te doen stoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 7 juli 2016 te Cuijk, althans in het arrondissement Oost Brabant, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend in of nabij een fietstunnel, onder het slaken van een oerkreet, zijn broek geopend en/of zijn geslachtsdeel ontbloot en/of vastgepakt en/of zijn kruis betast en/of is hij vervolgens met ontbloot geslachtsdeel achter die [slachtoffer 1] aangerend en/of heeft hij in die fietstunnel haar fiets vastgegrepen, ten einde haar te doen stoppen;
2.
op of omstreeks 7 juli 2016 te Boxmeer, althans in het arrondissement Oost Brabant, [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] ) heeft bedreigd met verkrachting en/of feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers is verdachte toen en aldaar opzettelijk dreigend vanuit de bossages in de richting van de hem tegemoet fietsende [slachtoffer 2] gelopen en/of heeft hij onverhoeds de schouderband van haar rugzak vastgegrepen en/of haar (aldus) tot stoppen gedwongen en/of op korte afstand op borsthoogte een (schil)mesje voorgehouden;
3.
op of omstreeks 7 juli 2016 te Oeffelt, gemeente Boxmeer, althans in het arrondissement Oost Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 4] ) te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- in de nabijheid van die [slachtoffer 3] zijn kruis heeft betast en/of masturberende bewegingen heeft gemaakt en/of
- die [slachtoffer 3] tegen een afscheiding van prikkeldraad en/of struiken heeft geduwd en/of
- haar met kracht heeft vastgegrepen en/of vastgehouden en/of
- zijn hand over haar mond heeft gelegd en/of
- heeft gezegd dat ze niet moest schreeuwen en/of dat hij, als ze zou schreeuwen, een mes zou pakken en/of dat zij mee moest komen en/of
- (nadat die [slachtoffer 3] zich had losgerukt) haar heeft achtervolgd en/of een of meermalen heeft vastgegrepen, althans getracht heeft haar vast te grijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 7 juli 2016 te Oeffelt, gemeente Boxmeer, althans in het arrondissement Oost Brabant, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 4] ) te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, in de nabijheid van die [slachtoffer 3] zijn kruis heeft betast en/of masturberende bewegingen heeft gemaakt en/of die [slachtoffer 3] tegen een afscheiding van prikkeldraad en/of struiken heeft geduwd en/of haar met kracht heeft vastgegrepen en/of vastgehouden en/of zijn hand over haar mond heeft gelegd en/of haar heeft gezegd dat ze niet moest schreeuwen en/of dat hij, als ze zou schreeuwen, een mes zou pakken en/of dat zij mee moest komen en/of nadat die [slachtoffer 3] was ontkomen, haar heeft achtervolgd, en/of een of meermalen heeft vastgegrepen, althans heeft getracht haar vast te grijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
op of omstreeks 7 juli 2016 te Oeffelt, gemeente Boxmeer, althans in het arrondissement Oost Brabant, opzettelijk [slachtoffer 3] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door opzettelijk en wederrechtelijk die [slachtoffer 3] met kracht vast te grijpen en/of vast te houden en/of tegen een afscheiding van prikkeldraad en/of struiken te duwen en/of zijn hand over haar mond te leggen en/of haar te zeggen dat ze niet moest schreeuwen (omdat hij dan een mes zou pakken) en/of dat zij met hem mee moest komen;
4.
op of omstreeks 7 juli 2016 te Landhorst, gemeente Sint Anthonis, de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een aan de Quayweg gelegen parkeerplaats, door aldaar met ontbloot geslachtsdeel in de richting van de vrouwelijke inzittenden van een geparkeerde auto te rennen en/of masturberende bewegingen te maken.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01/845446-10 is aangebracht bij vordering van 25 augustus 2016. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van deze rechtbank d.d. 22 februari 2011. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Partiële vrijspraak.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de aan verdachte ten laste gelegde feiten onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten onder 1 subsidiair, 2, 3 subsidiair en 4 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 3 primair, is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen.

1. Einddossier van de Politie, Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Onderzoek Barntrup, onderzoeksnummer OB1R016072, aantal doorgenummerde bladzijden: 326. Dit dossier bevat een verzameling processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt alsmede (eventueel) andere bescheiden.

Ten aanzien van feit 1:

a. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] , afgelegd op 7 juli 2016, voor zover inhoudende (p. 79-80):
Op 7 juli omstreeks 11:00 uur was ik op de fiets onderweg naar huis. Ik kwam vanuit de richting Boxmeer en fietste richting Cuijk. Ik kwam het tunneltje in fietsen. Ik zag een man aan de rechterzijde voor de tunnel staan. Ik zag dat de man met zijn rug naar mij toe stond. Ik zag dat hij met zijn handen iets deed ter hoogte van zijn middel. Ik zag dat hij zich naar mij toe keerde en met zijn twee handen zijn broek open trok. Beide handen hadden een punt van de broek vast. Tegelijkertijd schreeuwde hij een harde oerkreet in mijn richting. Ik zag dat zijn broek helemaal open was. Ik zag dat de man zijn broek losliet en met beide handen iets vastpakte ter hoogte van zijn kruis. Ik ging sneller fietsen en de man begon achter mij aan te rennen. Net voordat ik de tunnel uit was, pakte hij aan mijn fiets aan de linkerzijde vast, bij het rekje op mijn bagagedrager. Ik begon in paniek te raken. Ik probeerde sneller te fietsen en de man liet mijn fiets niet los. Ik gaf met mijn linkerbeen een harde trap en toen gaf hij een kreet en liet hij mijn fiets los. Toen ben ik zo hard als ik kon weggefietst. Toen de man mijn fiets vastpakte was ik bang dat de man op seksueel gebied dingen met mij wilde doen. Ik was bang dat die man mij zou verkrachten.
Signalement: blank, ongeveer l75-180 cm lang, ongeveer 46 of 48 jaar. Hij zag er in zijn gezicht best wel oud uit. Hij droeg een oudere donkerbruine ribbroek met insteekzakken.
b. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 4 oktober 2016, verbatim (p. 280)
Verbalisant: Hé, maar bij één van die keren hedde ge (heb je) ook, meiske op de fiets, vastgepakt aan de bagagedrager, hoe ging da?
Verdachte: […] Ja, volgens mien (mij) heb ik ze aan de pakkendrager, ik durf ‘t niet honderd procent te zeggen,
[…]
Verbalisant: Witte (weet je) nog hoe dat meiske (meisje) d’r uitzag?
Verdachte: Nee, ken hendig (makkelijk) blond zien (zijn) geweest eh ik eh
c. De verklaring van verdachte ter zitting van 9 januari 2017, voor zover inhoudende:
Als ik boos word, dan pleeg ik schennis. Op 7 juli 2016 was ik boos, want ik had gedoe gehad met een boer over pakken hooi. Daarom ging het mis die dag. Ik zie dan beelden, naakte vrouwen, die dwingen mij om dat te doen. Seks met vrouwen ofzo. Ja, op 7 juli had ik die neigingen. Mijn ding doet het niet meer, maar ik heb wel dat gevoel.

Ten aanzien van feit 2:

a. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 2] , afgelegd op 8 juli 2016, voor zover inhoudende (p. 71-72):
Op 7 juli 2016, omstreeks 16:15 uur, fietste ik over de weg van Boxmeer naar Sambeek. Ik werd ingehaald door een lichtblauwe, zilverkleurige auto. Ik heb naar het kenteken gekeken. Ongeveer een minuut fietsen later zag ik dat deze auto aan de zijkant van de weg geparkeerd stond. Op het moment dat ik bijna bij de auto was zag ik een man vanuit de bosjes mijn richting op komen lopen. Ik zag dat hij een mesje in zijn rechterhand vast had en dat hij een nare blik op zijn gezicht had. Ik dacht dat hij seks ofzo wilde. Ik voelde dat hij mij vastpakte aan de rechterschouderband van mijn rugzak. Ik zag dat hij dat mes toen op ongeveer 20 a 25 centimeter bij mij vandaan hield ter hoogte van mijn borst. Ik heb “help” geroepen en gegild en ik ben van mijn fiets gesprongen. Ik gaf een harde stoot met mijn elleboog naar achteren, zodat ik mijzelf los kon maken. Ik voelde dat ik de man raakte, maar ik weet niet waar. Door deze stoot kon ik loskomen. Ik rende zo hard mogelijk weg en gilde en schreeuwde zo hard als ik kon. Ik zag dat de man een stukje achter mij aan rende.
Ik kan de man als volgt omschrijven: gemiddelde lengte, ongeveer 50 jaar, blanke huidskleur, geel/groen poloshirt, korte mouw, schilmesje met een zwart handvat.
Ik kan de auto als volgt omschrijven: lichtblauw/zilver van kleur, kenteken . . [kentekenplaat] .., een Peugeot van kleiner model, met een spoiler boven.
Ik heb het idee dat ik dan tegen mijn wil in seks of iets met die man zou moeten hebben. Op het moment dat de auto mij inhaalde heb ik naar het kenteken van de auto gekeken en zag ik dat de bestuurder een geel/groen shirt droeg. Daardoor weet ik zeker dat de auto die mij inhaalde en de auto die langs de kant stond dezelfde auto en man moet zijn geweest.
b. Het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende (p. 52-54):
Op 9 juli 2016 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een aanranding, gepleegd op 7 juli 2016 Het was ons verbalisanten bekend dat de dader gedreigd zou hebben een mes te zullen pakken als het slachtoffer niet mee zou werken.
Voertuig omschrijving
Het te onderzoeken voertuig voldeed aan de volgende beschrijving:
Merk Peugeot, type: 206, kleur: grijs, uitvoering: 1.4 driedeurs, kenteken: [kentekenplaat] .
Op 9 juli 2016 te 11:00 uur werd door ons verbalisanten een onderzoek verricht in en aan voornoemde personenauto. Op de passagiersstoel vonden wij een (aardappel)schilmes met een zwart handvat (foto 7 en 13).

Ten aanzien van feit 3:

a. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 3] , afgelegd op 8 juli 2016, voor zover inhoudende (p. 27-36):
Op 7 juli 2016 liet ik omstreeks 18:00 uur mijn hond uit aan de Hoefstraat te Oeffelt.
Toen ik halverwege bergaf liep, zag ik de Peugeot 206. Ik zag een wat oudere man in de auto zitten. Hij keek me vanuit zijn auto weer aan. Hij stapte uit en kwam heel doelbewust en met snelle looppas op mij afgelopen. Hij stond met zijn hand aan zijn broek te plukken. Nog voordat ik weg kon lopen duwde hij me in de struiken en het prikkeldraad. Ik had de hondenriem in mijn rechterhand. Ik probeerde de man te slaan en heb hem ook geslagen. Ik begon te schreeuwen.
Hij heeft een hand voor mijn mond gedaan en zei dat ik op moest houden met schreeuwen omdat hij anders een mes zou pakken. Hij had me in een houdgreep want ik kon niks meer. Ik voelde dat hij mijn vest vast had. Ik voelde dat ik ruimte kreeg en heb met mijn andere arm gedraaid en zo kon ik uit mijn vest komen. Toen ik los was, heeft hij me een paar keer bij mijn arm proberen te grijpen, maar hij kreeg er geen grip op. Ik ben keihard gaan rennen. Ik ben iets voorbij de helft van de Maasdijk gerend en toen stopte die man abrupt met achter mij aan te rennen. Ik zag hem teruglopen naar zijn auto.
Signalement verdachte:
Had een oud gezicht, het hing allemaal een beetje. Hij had een bruine stoffen broek aan. Zo’n ouderwetse met van die ribbeltjes, die veel te wijd was. Een wijd geel groen shirt. Het was met korte mouwen. Het was een poloshirt. Ik schat hem eind 50 jaar. Ik denk dat hij 185 cm was. Hij had een normaal postuur. Hij had wel een uitstraling alsof hij ze niet helemaal op een rij had.
b. Het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende (p. 52-54):
Op 9 juli 2016 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een aanranding, gepleegd op 7 juli 2016. Ons, verbalisanten, was bekend dat bij deze aanranding een aantal goederen, die het slachtoffer op dat moment bij zich had, op de plaats delict waren achtergebleven. Dit betroffen onder andere een grijs vest, huissleutels, een hondenriem en hondenbrokjes. Tevens was ons verbalisanten bekend dat de dader gedreigd zou hebben een mes te zullen pakken als het slachtoffer niet mee zou werken.
Betrokkene, verdachte:
[verdachte] , [adresgegevens 1] .
Voertuig omschrijving
Het te onderzoeken voertuig voldeed aan de volgende beschrijving:
Merk Peugeot, type: 206, kleur: grijs, uitvoering: 1.4 driedeurs, kenteken: [kentekenplaat] .
Door ons verbalisanten werd een onderzoek verricht in en aan voornoemde personenauto. Op de passagiersstoel vonden wij een (aardappel)schilmes met een zwart handvat (foto 7 en 13). Op de vloer voor de passagiersstoel vonden wij een sleutelbos en een hondenriem (foto 8 en 14). Op de achterbank, achter de bestuurdersstoel vonden wij een grijs vest (foto 9 en 12) . Op de achterbank, achter de passagiersstoel vonden wij een plastic zakje met daarin hondenbrokjes (foto 10 en 11).
Op vrijdag 15 juli werd door mij, [verbalisant 1] , de kleding van verdachte gefotografeerd. Door mij werd de kleding van verdachte, een poloshirt, een ribbroek en schoenen op een etalagepop geplaatst.
c. Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van verdachte van 9 juli 2016, voor zover dat inhoudt (p. 164-180)
Als ik heel boos word, dan pleeg ik schennis, aanranden, weet ik niet allemaal. Ik heb een meisje vast gehad. Ik heb trouwens ook een vest en een sleutel in de auto liggen, van haar. Ik heb dat vest, een hondenriem en een bos sleutels opgeraapt. Die dingen liggen in mijn auto. Ik heb toen die vrouw een beetje aangesproken en toen heb ik ze gevat. Ben ik echt te ver [in] gegaan. Zeg ik eerlijk.
Ik heb ze gevat. Ik heb ze een beetje gedwongen. Zo is het. Flink vast. Toen is ze toch losgekomen, heb ik haar maar laten gaan. Toen was het over. Dan word ik weer een beetje normaal. Toen die vrouw weg was, toen werd ik gelukkig weer een beetje normaal.
Ik zag die vrouw in Oeffelt, in het natuurgebied. Ik was daar met mijn auto, dat is een grijs/blauwe Peugeot met het kenteken [kentekenplaat] . Toen ik die vrouw zag ben ik uitgestapt. Ik heb haar in de struiken gedouwd of gevat. Toen heb ik haar gedwongen rustig te zijn. Toen heb ik haar vast gehad, bij de struiken, verder dan aanranding/schennis (daarmee bedoel ik lul uit de box (broek toev. rb) halen) ben ik niet gekomen. Ik bedoel verkrachting, daar ben ik niet aan [toe] gekomen.
Ze is weggerend. Toen zag ik die sleutels, het vest en de hondenriem liggen. Die heb ik allemaal in mijn auto gegooid. Ik weet niet waarom ik dat gedaan heb.
Ik weet ook niet op welke plaatsen ik die heb aangeraakt. Ik heb haar wel mijn ding laten zien. Toen die vrouw weg was ben ik ook weggegaan. Toen ben ik ergens in de bossen gaan slapen en een sigaretje gerookt.

Ten aanzien van feit 4:

a. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 4] , afgelegd op 8 juli 2016, voor zover inhoudende (p. 111-112):
Op 7 juli 2016, omstreeks 19.50 uur, ben ik met een vriendin, genaamd [slachtoffer 5] , bij een bos aangekomen om te sporten. Dat bos is genaamd het Beugensebos te Landhorst. We hadden ongeveer vijf minuten gelopen en toen zei [slachtoffer 5] dat er al een tijdje een
man achter ons aan liep. Ik keek achterom en zag dat er een man achter ons aan liep.
Ik kan u de man omschrijven als: 45 à 55 jaar oud, blank, lichtelijk gebruind door de zon, 1.70 a 1.75 lang, licht groen effen T-shirt, donkergroen/bruine broek
Omstreeks 20.50 uur zijn wij terug gelopen naar mijn auto. Op de parkeerplaats
aangekomen zagen we mijn auto en nog een andere auto staan. De andere auto was een grijs kleurige Peugeot van het type 206. De kleur was een beetje richting het licht blauwe maar meer tegen het grijs aan.
Ik heb het kenteken gezien en onthouden, dat betrof [kentekenplaat] . Toen we dichterbij kwamen zagen we dat diezelfde persoon die we in het bos hadden gezien achter het stuur in de Peugeot zat. Ik zag de man in onze richting kijken. Toen ik mijn auto startte en de auto omgedraaid had om weg te rijden, kwam de man naar ons toe gerend. Ik zag dat de man zijn broek liet zakken. Ik zag dat het geslachtsdeel van de man ontbloot was. Ik zag dat de man met zijn linkerhand naar zijn geslachtdeel greep en begon te bewegen. Ik zag dat de man aan het masturberen was. Ik zag dat de man tijdens deze daad in onze richting keek.
b. Het proces-verbaal van aangifte van aangeefster [slachtoffer 5] , afgelegd op 8 juli 2016, voor zover inhoudende (p. 114-116):
Op 7 juli 2016, omstreeks 19:30 uur, was ik samen met mijn vriendin [slachtoffer 4] op weg naar de bossen van Landhorst om daar samen te gaan wandelen en sporten. Toen wij de parkeerplaats op liepen zag ik daar een grijskleurige Peugeot staan. Ik zag dat het portier aan de bestuurderszijde openstond. Ik zag dat de man, die we eerder hadden gezien, in de auto achter het stuur zat. Het viel op dat hij iets aan het doen was, hij was aan het bewegen en leek bezig voor zich rond zijn broek. [slachtoffer 4] zette vervolgens de auto in de achteruit om weg te rijden van de parkeerplaats en toen zagen we dat de man plots uit zijn auto kwam en in onze richting kwam gerend. Ik zag hierbij dat hij zijn broek een gedeelte uit had. Ik zag dat zijn broek ter hoogte van zijn billen hing. Ik kon zijn geslachtsdeel zien. Ik weet niet of hij een erectie had of zo. Hij was zichzelf met zijn linkerhand aan het aftrekken en met zijn rechterhand probeerde hij toen het portier van [slachtoffer 4] open te trekken. [slachtoffer 4] hoorde ook een klik dus heeft hij waarschijnlijk ook daadwerkelijk aan het portier gezeten.
Ik heb toen met mijn gsm meerdere foto’s gemaakt van de auto. Ik zag dat de man toen weer in zijn auto zat en mij recht aankeek. Ik zag toen ook dat het kenteken van de auto [kentekenplaat] was.
c. Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het verhoor van verdachte van 9 juli 2016, voor zover inhoudende (p. 164-180):
Ik heb een grijs/blauwe Peugeot met het kenteken [kentekenplaat] .
Er zijn nog wel andere dingen gebeurd. In Wanrooij twee dames. Daar heb ik mijn box naar beneden gedaan. Die dames waren aan het wandelen. Ik heb ze niet vastgepakt. Het was in een natuurgebied. In een bos.

Bewijsoverweging.

De rechtbank acht de onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Met betrekking tot deze feiten, acht de rechtbank niet alleen de bewijsmiddelen per zaak van betekenis voor het bewijs, maar ook de bewijsmiddelen in de vier zaken gezamenlijk, in onderlinge samenhang bezien.
Specifiek met betrekking tot feit 1 primair, overweegt de rechtbank dat het signalement dat de aangeefster heeft gegeven overeenkomt met de signalementen die door de aangeefsters van feit 2 en feit 3 subsidiair zijn opgegeven en bovendien overeenkomen met het uiterlijk van verdachte, zoals de rechtbank heeft waargenomen. Ook de uitvoering van feit 1 is vergelijkbaar met de uitvoering van feit 2 en feit 3 subsidiair. De verdachte geeft ter plaatse de indruk iets seksueels te willen, plukt aan zijn broek, benadert de jonge vrouwelijke slachtoffers rechtstreeks, probeert hen vast te pakken en rent hen achterna als dat niet lukt. Bovendien past dit bij de verklaring van verdachte ter zitting dat hij die dag boos was en dat hij schennis pleegt als hij boos wordt. Tot slot is van belang dat feit 1 in dezelfde omgeving is gepleegd als de andere feiten, niet ver van verdachtes woonplaats.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 7 juli 2016 te Cuijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum 2] ) te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, in een fietstunnel onder het slaken van een oerkreet zijn broek heeft geopend en zijn kruis heeft betast en vervolgens achter die fietsende [slachtoffer 1] is aangerend en in die fietstunnel haar fiets heeft vastgegrepen ten einde haar te doen stoppen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 7 juli 2016 te Boxmeer, [slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum 3] ) heeft bedreigd met feitelijke aanranding van de eerbaarheid, immers is verdachte toen en aldaar opzettelijk dreigend vanuit de bossages in de richting van de hem tegemoet fietsende [slachtoffer 2] gelopen en heeft hij onverhoeds de schouderband van haar rugzak vastgegrepen en haar aldus tot stoppen gedwongen en op korte afstand op borsthoogte een schilmesje voorgehouden;
3.
op 7 juli 2016 te Oeffelt, gemeente Boxmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum 4] ) te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, in de nabijheid van die [slachtoffer 3] zijn kruis heeft betast, die [slachtoffer 3] tegen een afscheiding van prikkeldraad en struiken heeft geduwd en haar met kracht heeft vastgegrepen en vastgehouden en zijn hand over haar mond heeft gelegd en haar heeft gezegd dat ze niet moest schreeuwen en dat hij, als ze zou schreeuwen, een mes zou pakken en dat zij mee moest komen en nadat die [slachtoffer 3] was ontkomen, haar heeft achtervolgd, en meermalen getracht heeft haar vast te grijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
op 7 juli 2016 te Landhorst, gemeente Sint Anthonis, de eerbaarheid heeft geschonden op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten een aan de Quayweg gelegen parkeerplaats, door aldaar met ontbloot geslachtsdeel in de richting van de vrouwelijke inzittenden van een geparkeerde auto te rennen en masturberende bewegingen te maken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf van een jaar met aftrek van voorarrest en de oplegging van TBS met voorwaarden overeenkomstig het reclasseringsadvies d.d. 22 november 2016. De officier van justitie verzoekt de rechtbank deze voorwaarden, gelet op het bepaalde in artikel 38 zesde lid van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tot slot vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging d.d. 26 augustus 2016. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Ten aanzien van de strafmaat heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat hij al in een vroeg stadium tevergeefs om de noodzakelijke hulpverlening heeft gevraagd. Naast TBS met voorwaarden, doet een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden volgens de raadsman voldoende recht aan de ernst van de gepleegde feiten. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, bedreiging met de feitelijke aanranding van de eerbaarheid en schennis van de eerbaarheid op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd. Verdachte heeft met deze seksueel geladen feiten ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De slachtoffers hebben zich bang gevoeld en zij hebben gevreesd voor (verdergaande) aantasting van hun lichamelijke integriteit. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden vaak nog lange tijd last van wat hen is overkomen en worden daardoor gehinderd in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij en de slachtofferverklaring van [slachtoffer 3] blijkt zij dit ook zo ervaart.
De door verdachte gepleegde strafbare feiten hebben bovendien grote onrust veroorzaakt in de plaatselijke gemeenschap en gevoelens van angst en onveiligheid opgeroepen, zeker bij meisjes en hun ouders die in de onmiddellijke omgeving van de plaatsen delict wonen.
De rechtbank weegt mee dat verdachte eerder voor schennis van de eerbaarheid is veroordeeld en toen een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen. Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd tijdens de proeftijd van die veroordeling.
Het voorgaande brengt met zich mee, dat naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond. Daarnaast heeft verdachte de door hem gepleegde strafbare feiten in een vroeg stadium van het onderzoek (voor zover hij zich deze nog kon herinneren) toegegeven en ook verder zijn volledige medewerking aan dat onderzoek verleend.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat uit de rapporten van GZ-psychiater Westerborg en GZ-psycholoog Labrijn van respectievelijk 6 en 13 oktober 2016 blijkt, dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten hem in sterk verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 9 maanden passend en geboden.
Terbeschikkingstelling
De GZ-psychiater Westerborg en de GZ-psycholoog Labrijn hebben in hun rapporten van respectievelijk 6 en 13 oktober 2016 onder meer geconcludeerd:
GZ-psychiater Westerborg:
Bij betrokkene is er sprake van een seksuele functiestoornis NAO. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van lichte zwakzinnigheid. Zowel de functiestoornis NAO als de lichte zwakzinnigheid waren manifest ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Betrokkene is door zijn lichte zwakzinnigheid een zeer kwetsbare man, die het leven van alledag nauwelijks aankan. Hij heeft, om te blijven functioneren al jaren steun en structuur nodig. Bij wegvallen hiervan lopen de spanningen bij betrokkene in zeer snel tempo hoog op. Hij probeert middels alcohol de oplopende spanningen te dempen, maar hierdoor nemen de problemen juist toe. Alcohol heeft bij hem dan ook een averechtse werking: betrokkene raakt ontremd en valt ten prooi aan impulsief handelen. Betrokkene decompenseert psychisch en denkt niet meer na, hij verliest het overzicht. Onder deze omstandigheden vond het ten laste gelegde plaats. Bij betrokkene waren de spanningen extreem hoog opgelopen. Hij meende adequaat hulp
te zoeken, maar verkeerde waarschijnlijk in zeer verwarde toestand (zo trof de politie hem ook aan). Het gedrag van betrokkene was grillig en onvoorspelbaar (naast zijn auto staan, masturberen, achter slachtoffers aanrennen, slachtoffers begluren, dreigen), de keuze van zijn slachtoffers volstrekt willekeurig. Betrokkene liet zijn slachtoffers behoorlijk schrikken, maar bleek nauwelijks in staat zijn handelingen doelgericht en consequent uit te voeren.
Bovenstaande leidt tot het advies aan de rechtbank betrokkene voor alle feiten in het ten laste gelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Betrokkene functioneert op licht zwakzinnig niveau. Hij is niet in staat te plannen en hij verliest
gauw ieder overzicht. Zijn coping strategie (omgaan met stress) is seksueel gericht. Betrokkene
zal onder interne druk eerder handelen dan denken, om zo ieder gevoel van onbehagen te dempen. Onder invloed van alcohol neemt de ontremming toe en gaat betrokkene impulsief handelen. De relatie van betrokkene is onder deze omstandigheden een forse stressfactor.
Bovenstaande combinatie levert op dat betrokkene impulsief zal handelen, waarbij betrokkene denkt dat hij adequaat om hulp vraagt, terwijl hij dan in verwarde toestand verkeert.
Betrokkene bevindt zich al jaren in diverse behandelcircuits, maar recidive kon voor de zoveelste keer niet worden voorkomen. De modaliteit bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf werd overwogen, maar ook verworpen, omdat bij betrokkene sprake is van ernstige psychopathologie met een hoog recidiverisico. Indien het lukt betrokkene na een aanvankelijk klinisch behandeltraject zo te positioneren dat de interne spanningen onder controle blijven, is het recidiverisico aanvaardbaar. Mocht dit niet lukken, dan moet het voor betrokkene helder zijn dat het recidiverisico ook een langdurige hoge beveiligingsgraad met zich meebrengt.
Betrokkene zal in eerste instantie klinisch moeten worden behandeld (met spanningsreductie als
belangrijk element). Het is aannemelijk dat de behandeling langer dan een jaar zal duren. Om die
reden werd ook geen (gewone) GGZ-plaatsing overwogen. Rapporteur adviseert de rechtbank
daarom betrokkene de maatregel van tbs met voorwaarden op te leggen.
Psycholoog Labrijn:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholmisbruik, een seksuele een seksuele stoornis NAO en een gebrekkige ontwikkeling in de zin van zwakzinnigheid. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Betrokkene stond onder grote druk voorafgaand aan het tenlastegelegde. Voortvloeiend uit de zwakzinnigheid kan hij niet omgaan met spanning. Zijn coping- en controlemogelijkheden schieten dan te kort. Dit leidt bij hem, voortvloeiend uit de seksuele stoornis NAO, tot seksuele ontremming, impulsief gedrag en het inadequaat uitageren van seksuele drang. Betrokkene zegt dat hij beelden zag van ‘naakte dames’ gedurende enkele dagen voor het tenlastegelegde. Deze beelden prikkelden hem en hij kon er niet mee om
gaan. Betrokkene werd significant beïnvloed in zijn denken, voelen en handelen door de
zwakzinnigheid en de seksuele stoornis NAO.
Geadviseerd wordt betrokkene als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het tekortschietende probleemoplossend vermogen kan opnieuw leiden tot het ontstaan van spanningen. Spanningen kunnen bij betrokkene leiden tot controleverlies, ontremming en het uitageren van seksuele prikkels. Betrokkene wordt ook in zijn huwelijk overvraagd door een instabiele partner. In de relatie imponeert betrokkene als de sterkere van de twee, waardoor mogelijk in de zorg/begeleiding ruis ontstaat en betrokkene mogelijk overschat wordt. Betrokkene is in staat aan te geven dat hij hulp nodig heeft, maar hij is vanwege zijn zwakzinnigheid en gevoelens van schaamte minder in staat aan te geven waar het om gaat indien er sprake is van seksuele ontremming/neiging seksualiteit uit te ageren.
Op het werk waren er problemen en betrokkene ondervond spanning omdat er fouten
waren gemaakt met zijn financiën. Deze condities en factoren beïnvloeden elkaar negatief.
Geïndiceerd is dat betrokkene eerst een klinische behandeling krijgt gericht op de preventie van zedendelicten. Van belang is dat hij inzicht krijgt in zijn delictscenario, in hoe hij seksuele prikkels (meer) in geaccepteerde banen kan leiden en/of meer adequaat hulp inroept; en dat hij meer seksuele kennis opdoet, bij voorkeur samen met zijn echtgenote. Bovendien is van belang dat hij handvatten krijgt hoe hij oplopende spanning wat meer kan voorkomen en dat hij leert accepteren dat hij waarschijnlijk levenslang 24-uurs zorg nodig heeft.
In het kader van een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden dat betrokkene zich klinisch laat behandelen en zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, is de behandeling niet geborgd indien betrokkene niet meewerkt, bijvoorbeeld omdat zijn schaamte te groot is.
In het kader van tbs met voorwaarden is de specialistische en intensieve behandeling/begeleiding die betrokkene nodig heeft wel geborgd. Betrokkene is bereid mee te werken aan de voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen over. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk maakt. Verdachte heeft ingestemd met de voorwaarden. Op grond van artikel 38, zesde lid, Sr zal de rechtbank tevens bepalen dat de terbeschikkingstelling direct uitvoerbaar is.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel toewijsbaar is.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01/845446-10.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 38, 45, 57, 239, 246, 285.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het onder 3 primair aan hem ten laste gelegde feit.
Verklaart de onder 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
T.a.v. feit 2:
bedreiging met de feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
T.a.v. feit 3 subsidiair:
poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
T.a.v. feit 4:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3 subsidiair, feit 4:
Gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3 subsidiair:
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit mee zal werken aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • mee zal werken aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal houden aan de meldplicht, bestaande uit het onderhouden van contact met een toezichthouder van het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming & Reclassering, of een andere reclasseringsorganisatie zo frequent en zolang de toezichthouder dit noodzakelijk acht;
  • zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen bij FPK De Beuken te Boschoord, onderdeel van Trajectum, of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • na de klinische behandeling zal meewerken aan verdere poliklinische behandeling dan wel begeleiding van zijn problematiek door een nader aan te wijze forensische polikliniek, zolang de reclassering dit geïndiceerd acht;
  • zich zal houden aan de afspraken in het kader van zijn woonsituatie na klinisch traject, ook als dat inhoudt een vorm van woonbegeleiding;
  • zich zal onthouden van het gebruik alcohol en drugs, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van middelencontrole.
  • zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen van Nederland zal begeven. De veroordeelde dient hierover vooraf te overleggen met de reclassering. Het Openbaar Ministerie beslist
  • zich zal houden aan de aanwijzingen en afspraken met de reclassering.
  • zal beschikken over een passende daginvulling;
  • zijn medewerking zal verlenen aan de contacten tussen de reclassering en de directe familie;
  • openheid zal geven over de sociale contacten die hij aangaat c.q. onderhoudt;
  • zich zal houden aan zijn financiële verplichtingen en de reclassering inzage zal verschaffen in zijn financiën;
  • zal meewerken aan een medicamenteuze behandeling, indien geïndiceerd;
  • zal meewerken aan een eventuele time-outplaatsing bij FPK De Beuken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Waarbij de Reclassering Nederland, Regio ’s-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te ’s-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beveelt dat de op grond van artikel 38 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 38 tweede lid van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, op grond van artikel 38 zesde lid van het Wetboek van Strafrecht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
T.a.v. feit 3 subsidiair:
Maatregel van schadevergoeding van € 1.405,71 subsidiair 24 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] van een bedrag van € 1405,71 (zegge: duizendvierhonderdenvijf euro en eenenzeventig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 24 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 750,00 immateriële schadevergoeding en € 655,71 materiële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 7 juli 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 1.405,71 (zegge: duizendvierhonderdenvijf euro en eenenzeventig eurocent), te weten € 750,00 immateriële schadevergoeding en € 655,71 materiële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 7 juli 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling (01/845446-10):
Last tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch, d.d. 22 februari 2011, gewezen onder parketnummer 01/845446-10, te weten: gevangenisstraf voor de duur van 88 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
mr. R.M.L. Heemskerk-Pleging en mr. R. van den Munckhof, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier,
en is uitgesproken op 23 januari 2017.