In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil over de omgevingsvergunning voor de gewijzigde aansluiting van de N279 op het bedrijventerrein De Brand. De eisers, waaronder een buurtvereniging en enkele omwonenden, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant, dat op 19 september 2016 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de aanpassing van de N279. De eisers betogen dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt, ondanks dat zij op een grotere afstand van de projectlocatie wonen. De rechtbank oordeelt dat de eisers ontvankelijk zijn in hun beroepen, omdat zij mogelijk gevolgen van betekenis kunnen ondervinden van de verkeersverplaatsingen die voortvloeien uit de aanpassing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor de gewijzigde aansluiting van de N279 op de A2 en het bedrijventerrein. De rechtbank heeft de argumenten van de eisers over de procedurele aspecten van de terinzagelegging en de inhoud van het akoestische rapport beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de terinzagelegging niet geheel correct is verlopen, maar dat dit de rechtmatigheid van het besluit niet aantast. De rechtbank heeft ook de bezwaren van de eisers tegen het akoestische rapport beoordeeld en oordeelt dat de twijfels van de eisers niet voldoende zijn onderbouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.