ECLI:NL:RBOBR:2017:2290

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
01/865002-17
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkelovervallen met bedreiging van geweld in Eindhoven

Op 20 en 30 december 2016 heeft de verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, twee winkels in Eindhoven overvallen met bedreiging van geweld. Bij de eerste overval op 20 december bedreigde hij een medewerker van [winkel 1] met een stanleymes en dwong haar tot afgifte van geld. Bij de tweede overval op 30 december gebruikte hij een schroevendraaier om een medewerker van [winkel 2] te dwingen geld af te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk deel is een klinische behandeling en ambulante behandeling bij verslavingszorg gekoppeld. De rechtbank rekent de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe, gezien zijn geestelijke toestand en verslaving. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [winkel 2] toegewezen, met schadevergoedingen van respectievelijk €314,16 en €675,-, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is ook veroordeeld tot het betalen van de kosten van de benadeelde partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865002-17
Datum uitspraak: 25 april 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
wonende te [adresgegevens] ,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 15 maart 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 20 december 2016 te Eindhoven, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een medewerker van [winkel 1] (te weten [slachtoffer 1] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte opzettelijk de [winkel 1] waarin die [slachtoffer 1] zich bevond is binnengegaan en/of die [slachtoffer 1] een (stanley)mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp heeft getoond en/of met dat (stanley)mes in de richting van die [slachtoffer 1] heeft bewogen en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "geld" en/of "meer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 december 2016 te Eindhoven, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte opzettelijk de [winkel 1] waarin die [slachtoffer 1] zich bevond is binnengegaan en/of die [slachtoffer 1] een (stanley)mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp heeft getoond en/of met dat (stanley)mes in de richting van die [slachtoffer 1] heeft bewogen en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "geld", en/of "meer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Eindhoven, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een medewerker van [winkel 2] (te weten [slachtoffer 2] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte opzettelijk [winkel 2] waarin die [slachtoffer 2] zich bevond is binnengegaan en/of
aan die [slachtoffer 2] een schroevendraaier, althans een puntig/scherp voorwerp heeft getoond en/of
(daarbij) tegen die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik moet geld hebben" en/of "ja, ik moet geld hebben anders steek ik je neer" en/of "schiet op, schiet op!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2016 te Eindhoven, in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte opzettelijk [winkel 2] waarin die [slachtoffer 2] zich bevond is binnengegaan en/of
die [slachtoffer 2] een schroevendraaier, althans een puntig/scherp voorwerp heeft getoond en/of
(daarbij) tegen die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik moet geld hebben" en/of "ja, ik moet geld hebben anders steek ik je neer" en/of "schiet op, schiet op!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft integrale vrijspraak bepleit.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde aangevoerd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek nu er geen schriftelijke vordering ex artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering ingediend ter verstrekking van de camerabeelden betreffende de overval op de kledingzaak [winkel 1] . De verkregen camerabeelden dienen derhalve te worden uitgesloten van het bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouwe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de camerabeelden van [winkel 1] zijn verkregen na een mondelinge vordering door de officier van justitie.
In het dossier bevindt zich geen nadien op schrift gestelde vordering ex artikel 126nd, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Aldus is sprake van vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek dat niet meer kan worden hersteld.
De rechtbank acht dit verzuim echter niet van dien aard dat daarop- zoals door de raadsvrouwe is verzocht- de sanctie van bewijsuitsluiting dient te volgen. Bewijsuitsluiting op grond van artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan immers uitsluitend aan de orde komen indien door een onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Daarvan is naar oordeel van de rechtbank geen sprake.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de bepaling van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering er met name toe strekt de persoonlijke levenssfeer van de burger te beschermen en beoogt dat niet zonder voorafgaande toetsing en toestemming van de officier van justitie gegevens als bedoeld in dit artikel, in dit geval camerabeelden, worden opgevraagd. In aanmerking genomen dat de camerabeelden destijds mondeling door de officier van justitie zijn gevorderd mag worden aangenomen dat in dit geval de hiervoor bedoelde toets heeft plaatsgevonden.
Daarbij wordt benadrukt dat nadeel voor de verdachte dat door de verdediging is aangevoerd inhoudende - kort gezegd - dat de camerabeelden mogelijkerwijs een rol spelen in de bewijsvoering in deze strafzaak, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te respecteren belang en kan dan ook geen nadeel opleveren in de zin van artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal daarom volstaan met de constatering dat sprake is van een vormverzuim en zal daaraan geen gevolgen verbinden.
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende bewijsmiddelen. [1]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 20 december 2016 werkzaam was bij [winkel 1] in Eindhoven. Zij stond achter de kassa en zag dat er een man aan kwam lopen die zachtjes “geld” zei.
Zij gaf hem briefjes van 5 euro, de man pakte de briefjes aan en zei: “meer”. Hij haalde hierbij een stanleymes uit zijn binnenzak. De man hield het mes voor zich en bewoog het in de richting van die [slachtoffer 1] . Hierop heeft zij briefjes van 10 en 20 euro meegegeven. [2]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 30 december 2016 werkzaam was bij [winkel 2] in Eindhoven. Zij zag dat een man naar haar toeliep en zei: “ik moet geld hebben” en “ja, ik moet geld hebben anders steek ik je neer”. Terwijl de man dit zei liet hij een smal voorwerp dat leek op een schroevendraaier uit zijn mouw zakken en hield dat met zijn hand vast. Hierop is zij naar de balie gerend om geld uit de kassa te pakken. Toen het haar niet direct lukte om de kassa te openen zei de man: “schiet op! schiet op!”.
Het lukte haar om de kassa te openen en zij heeft de kassalade op de balie gelegd. Zij zag dat de man het briefgeld uit de kassalade pakte en dit in zijn jaszak stak. [3]
Aan [verbalisant 1] is een foto getoond die is gemaakt van camerabeelden van de overval op [winkel 1] d.d. 20 december. Tevens is aan verbalisant een foto getoond die is gemaakt van camerabeelden van de overval op [winkel 2] d.d. 30 december in Eindhoven. Verbalisant zag dat op beide foto’s dezelfde man stond afgebeeld die hij volledig en ondubbelzinnig herkende als de hem ambtshalve bekende [verdachte] . [4]
De camerabeelden die zijn gemaakt ten tijde van de overvallen zijn vergeleken met de later
onder de verdachte in beslaggenomen kleding. Op de bij het proces verbaal gevoegde bijlage 1 en 2 is de dader van de overval op [winkel 1] te zien.
Op bijlage 2 zijn de achterzakken van de spijkerbroek die de dader draagt zichtbaar. Deze zijn vergelijkbaar met de achterzakken van de broek op bijlage 3 en 4 die onder de verdachte [verdachte] in beslag genomen is.
Op bijlage 5 en 6 is de dader van de overval op [winkel 2] te zien. Op bijlage 7 en 8 is de zwarte jas te zien, die onder de verdachte [verdachte] in beslag genomen is. Deze is vergelijkbaar met jas die de dader op bijlage 5 en 6 draagt. Op bijlage 9 is de groene trui met capuchon (hoody) te zien, die onder de verdachte [verdachte] in beslag genomen is. Boven de jas op bijlage 5 en 6 is enkel een groene capuchon te zien. De kleur en vorm van deze capuchon is vergelijkbaar met de capuchon op bijlage 5 en 6. [5]
Op 16 januari 2017 zijn een viertal gelaatsafbeeldingen, te weten screenshots van camerabeelden van [winkel 2] ten tijde van de overval [6] , vergeleken met een gelaatsafbeelding van verdachte [7] .
De conclusie van twee onderzoekers na vergelijking van twee gelaatsafbeeldingen van de dader van de overvallen en twee politiefoto’s van verdachte is dat er morfologische overeenkomsten/geen significante morfologische verschillen tussen de gelaatsafbeeldingen zijn. Er is een indicatie dat de vier gelaatsafbeeldingen, gemaakt ten tijde van de overval en de gelaatsafbeelding van verdachte van dezelfde persoon zijn. [8]
Aan de ouders van verdachte zijn screenshots van beide overvallen getoond. Zij herkennen
hierop hun zoon [verdachte] . [9]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 20 december 2016 te Eindhoven, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een medewerker van [winkel 1] (te weten [slachtoffer 1] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [winkel 1] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 1] een (stanley)mes, heeft getoond en/of dat (stanley)mes in de richting van die [slachtoffer 1] heeft bewogen en (daarbij) tegen die [slachtoffer 1] (dreigend) de woorden heeft toegevoegd: "geld" en "meer";
2.
op 30 december 2016 te Eindhoven, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een medewerker van [winkel 2] (te weten [slachtoffer 2] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan [winkel 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte aan die [slachtoffer 2] een schroevendraaier heeft getoond en (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik moet geld hebben" en "ja, ik moet geld hebben anders steek ik je neer" en "schiet op, schiet op!";
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 2 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport d.d. 23 maart 2017.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in voornoemd rapport.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal winkelovervallen, waarbij hij zijn slachtoffers met scherpe voorwerpen heeft bedreigd.
Deze overvallen zijn zeer traumatisch voor de slachtoffers daarvan en brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg. Dat de gedragingen van verdachte een van zijn slachtoffers daadwerkelijk heeft getraumatiseerd, blijkt wel uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] .
Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat uit een omtrent de geestvermogens van verdachte uitgebrachte rapportages door dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus, van 18 maart 2017 en door drs. T. ’t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog, van 16 maart 2017 blijkt, dat er bij verdachte sprake is van ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten schizofrenie alsmede afhankelijkheid van cocaïne, cannabis, amfetamine en XTC (thans in remissie) , waardoor de door hem gepleegde strafbare feiten in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van na te melden duur.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een groot deel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de aan verdachte voorwaardelijk op te leggen straf mede in aanmerking genomen dat de geïndiceerde klinische behandeling van verdachte en het daarop te volgen ambulante traject, zoals blijkt het reclasseringsrapport, lange tijd in beslag zullen nemen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling.De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

De vordering van de benadeelde partij [winkel 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft primair verzocht om de vordering af te wijzen en subsidiair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering nu deze een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De raadsvrouwe heeft hiertoe aangevoerd dat de vordering is ingediend namens [rechtspersoon]
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt volgens de raadsvrouwe niet dat de vestiging [winkel 2] , gelegen in Winkelcentrum Woensel te Eindhoven onder de rechtspersoon [rechtspersoon] valt.
[rechtspersoon] is volgens de raadsvrouwe derhalve niet bevoegd tot indienen van de vordering.
Beoordeling.
De rechtbank acht de rechtspersoon [rechtspersoon] bevoegd om de vordering tot schadevergoeding in te dienen en overweegt hiertoe als volgt.
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende de rechtspersoon [rechtspersoon] d.d. 26 januari 2017 blijkt dat hieronder de ondernemingen vallen met als handelsnamen: [winkel 2] en [rechtspersoon] . In het uittreksel zijn adressen van de vestigingen van deze ondernemingen vermeld.
Hoewel het adres van [winkel 2] , gelegen aan Winkelcentrum Woensel in Eindhoven niet in dit uittreksel is opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat deze vestiging onder de rechtspersoon [rechtspersoon] valt, nu uit de bij de vordering ter onderbouwing gevoegde kasstaat van [rechtspersoon] als naam van de vestiging “Woensel” is vermeld.
De rechtbank acht de vordering van [rechtspersoon] voldoende onderbouwd.
De rechtbank acht de vordering daarom in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
afpersing
T.a.v. feit 2 primair:afpersing verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair: Gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 2 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door de reclassering;
- zich binnen drie dagen na invrijheidstelling zal melden bij Novadic-Kentron, Verslavingsreclassering in zijn woongemeente. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
-zich gedurende een periode van maximaal één jaar, of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de reclassering wenselijk en verantwoord achten, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen in FPA "De Mare" te Halsteren of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven;
-wordt verplicht om aansluitend aan de klinische opname zijn medewerking te verlenen aan een vervolgtraject dat is gericht op huisvesting in een (thans nog onbekende) instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het
(dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- wordt verplicht om zich aansluitend aan de klinische opname te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek bij Novadic-Kentron, Netwerk voor Verslavingszorg / Forensische Polikliniek of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
-wordt verboden om drugs te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij dient zijn medewerking te verlenen aan controles hierop middels urinecontroles, blaastesten et cetera;
waarbij de Reclassering Nederland, Regio's-Hertogenbosch, Eekbrouwersweg 6, 5233 VG te 's-Hertogenbosch, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. feit 2 primair: Maatregel van schadevergoeding van € 314,16 subsidiair 6 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 2] van een bedrag van € 314,16, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van € 300,- immateriële schade en € 14,16 materiële schadevergoeding (post: apotheekkosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 314,16, te weten
€ 300,- immateriële schade en € 14,16 materiële schadevergoeding (post: apotheekkosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
T.a.v. feit 2 primair: Maatregel van schadevergoeding van € 675,- subsidiair 13 dagen hechtenis.
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [winkel 2] van een bedrag van € 675,- , bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit materiële schade (post: gestolen geldbedrag ). De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [winkel 2] , van een bedrag van € 675,- , te weten materiële schade (post: gestolen geldbedrag).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.L.A. Boer, voorzitter,
mr. M.M. Klinkenbijl en mr. B. Poelert, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 25 april 2017.
Mr. Poelert is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant (Districtsrecherche Eindhoven), onderzoeksnummers BVH 2016286561 en BVH 2016279207.
2.Verklaring van [slachtoffer 1] d.d. 20 december 2016, proces-verbaal pag. 73.
3.Verklaring van [benadeelde partij] d.d. 30 december 2016, proces-verbaal pag. 88-89.
4.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] (hoofdagent van de politie eenheid Oost-Brabant) d.d. 3 januari 2017,
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2017 met fotobijlagen, proces-verbaal pag. 120-129.
6.Screenshots camerabeelden [winkel 2] , proces-verbaal pag. 92-95.
7.Gelaatsafbeelding van [verdachte] op ID-Staat, proces-verbaal pag. 24.
8.Rapport gelaatsvergelijkend onderzoek d.d. 31 januari 2017, proces-verbaal pag. 156-157.
9.Processen-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 januari 2017 met fotobijlagen, proces-verbaal pag. 164-171.