In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 25 april 2017 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de grootschalige handel in en opslag van professioneel vuurwerk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter hoogte van € 23.600,00, dat hij aan de Staat moet betalen. De zaak is behandeld in het kader van een strafzaak met parketnummer 01/997021-15, waarbij de veroordeelde eerder was veroordeeld voor het opzettelijk overtreden van milieuwetgeving met betrekking tot vuurwerk. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die het wederrechtelijk verkregen voordeel had geschat op € 23.600,00, toegewezen. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde geen voordeel had genoten en dat de kosten van inkoop en transport niet in de berekening waren meegenomen. De rechtbank oordeelde echter dat de investeringen in de vuurwerkvoorraad niet als aftrekbare kosten konden worden beschouwd, omdat deze niet in directe relatie stonden tot de strafbare feiten. De rechtbank heeft de berekeningen van de officier van justitie gevolgd en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op het gevorderde bedrag.