ECLI:NL:RBOBR:2017:2201

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2017
Publicatiedatum
14 april 2017
Zaaknummer
01/845844-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen en vernieling in Eindhoven

Op 14 april 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 11 oktober 2015 te Eindhoven betrokken was bij een vechtpartij op het Stadhuisplein. De verdachte, samen met anderen, heeft openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen meerdere personen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Tijdens de vechtpartij is [slachtoffer 1] ernstig gewond geraakt en in coma naar het ziekenhuis gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten hebben bijgedragen aan het geweld, wat resulteerde in letsel bij de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan openlijk in vereniging geweld plegen en het opzettelijk vernielen van een beeldscherm van de politie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 69 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en een taakstraf van 80 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/845844-15
Datum uitspraak: 14 april 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adresgegevens 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 april 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 1 maart 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Eindhoven, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Stadhuisplein, ten aanschouwe van, althans zichtbaar voor publiek, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het slaan en/of trappen van die voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een beeldscherm (Orion-systeem), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Eenheid Oost-Brabant, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Tengevolge van een kennelijke schrijffout in de tenlastelegging begaan staat in de regel 1 bij feit 1 ‘zij’ vermeld in plaats van ‘hij’. De rechtbank herstelt deze schrijffout en leest het laatste in plaats van het eerste. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs [1] .
Inleiding.
Ten aanzien van feit 1.
Op 11 oktober 2015 rond 03.15 uur heeft op het Stadhuisplein in Eindhoven een vechtpartij plaatsgevonden tussen twee groepen personen. [2] De ene groep bestond uit de personen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [slachtoffer 1] . [3] De andere groep bestond uit [verdachte] , [medeverdachte] en een onbekend gebleven man met gemillimeterd blond haar die iets langer was dan [verdachte] .
De vechtpartij is begonnen met een confrontatie tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] enerzijds en de groep van verdachte anderzijds. [4] De vechtpartij eindigde op het moment dat duidelijk was dat [slachtoffer 1] op de grond lag. De groep van verdachte is vervolgens vertrokken in de richting van de Paradijslaan. [5] [verdachte] en [medeverdachte] zijn naar huis gereden in de Audi A1 van [medeverdachte] , voorzien van het [kentekennummer] . [verdachte] en [medeverdachte] zijn kort hierna aangehouden in de woning van [medeverdachte] , aan de [adresgegevens 2] . [6] Na de vechtpartij is letsel geconstateerd bij [slachtoffer 1] en bij [slachtoffer 3] , die beiden ook een vordering benadeelde partij hebben ingediend.
Bij binnenkomst in het ziekenhuis was [slachtoffer 1] in coma. Uit een CT-scan van de schedel bleek dat [slachtoffer 1] meerdere ernstige hersenkneuzingen / hersenletsel had. [slachtoffer 1] had een bult op het voorhoofd en hij had een breuk van de schedel in het voorhoofd. [7] [slachtoffer 3] had een klap op haar achterhoofd gehad en sindsdien was [slachtoffer 3] duizelig, misselijk en had zij hoofpijn met lichtschuwheid. [slachtoffer 3] had meerdere blauwe plekken verspreid over de armen en op de ribbenkast aan de zijkant in de flank rechts. [8]
[verdachte] had bij zijn aanhouding een horizontale kras onder zijn rechter oog. [9]
Ten aanzien van feit 2.
Tijdens het transport naar het hoofdbureau van politie in Eindhoven op 11 oktober 2015 heeft [verdachte] in het politievoertuig tegen een scherm van het Orion – systeem getrapt, waardoor dit scherm is vernield. Namens de politie Eenheid Oost-Brabant is hiervan aangifte gedaan [10] en [verdachte] heeft bekend dat hij het scherm heeft vernield. [11]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring voor feit 2. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt zichzelf voor de vraag of de vechtpartij tussen de beide groepen kan leiden tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging door de groep van verdachte.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel, naast hetgeen reeds hiervoor onder ‘inleiding’ is opgenomen, de navolgende bewijsmiddelen:

Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] .

Op 11 oktober 2015 na 03.00 uur liepen wij van het Stratumseind te Eindhoven richting het Stadhuisplein. Ik was samen met [slachtoffer 1] , [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] en ik waren het Stadhuisplein al af en waren overgestoken bij het stoplicht, ter hoogte van de oude ABN. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] wilden volgens mij ook daar oversteken. Ik draaide me om te kijken waar [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] waren. Ik zag dat zij een ruzie hadden met een andere groep mensen, midden op het Stadhuisplein in de buurt van de trap bij het gemeentehuis. Ik zei dit tegen [slachtoffer 1] . Ik zag dat [betrokkene 2] en [slachtoffer 1] hard naar de groep zijn gerend. Ik ben met [betrokkene 1] gevolgd. Ik zag dat [slachtoffer 3] een flinke klap op haar hoofd kreeg. Volgens mij werd [slachtoffer 3] geslagen met een vuist want ze ging meteen naar de grond. [betrokkene 1] was wat eerder dan ik bij de ruzie. Ik zag dat zij op enig moment gelanceerd werd en op de grond terecht kwam. Op dat moment zag ik [slachtoffer 1] op de grond liggen en dat hij niet meer bewoog. Ik zag dat hij niet aanspreekbaar was. Ik heb vervolgens 112 gebeld. Ik weet dat de ruzie nog heel kort verder is gegaan. Toen iedereen zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag is de ruzie gestopt. Ik hoorde nog dat de andere groep iets zei in de trant van: “Schiet op, hij ligt op de grond en er komt politie”. Ik zag dat ze zijn weggegaan in de richting van het Van Abbe museum. Op de hoek bij het gemeentehuis heb ik ze nog zien stilstaan en hebben ze nog staan kijken. De politie en de ambulance waren er heel snel. Ik was nuchter deze avond, want ik was de BOB.
De andere groep bestond uit totaal drie personen, twee mannen en één vrouw. Ik heb alle drie deze personen dingen zien doen in de ruzie. Het ging er flink op. [12]

Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] .

Ik ben met [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] gaan stappen op het Stratumseind te Eindhoven. Op 11 oktober 2015 zijn we rond 03.15 uur het Stadhuisplein op gelopen. Ik hoorde [slachtoffer 1] roepen: “Kijk daar is ruzie”. [slachtoffer 1] wees naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] die midden op het Stadhuisplein stonden. Hierop ben ik samen met [slachtoffer 1] , [betrokkene 3] en mijn vriend [betrokkene 2] naar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] gerend. Ik zag dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] aan het vechten waren met een voor mij onbekende vrouw en twee mannen. Ik zag dat er over en weer werd geslagen. Op het moment dat ik tussen de vechtende personen stond, werd er nog wel over en weer geslagen. Ik zag op een gegeven moment dat [slachtoffer 1] op de grond lag en dat er bloed uit de mond van [slachtoffer 1] liep. Ik zag dat [slachtoffer 1] zich niet kon bewegen. Ik zag dat de voor mij onbekende vrouw en de twee mannen op het moment dat ik bij [slachtoffer 1] was, nog wel op het Stadhuisplein waren. Ik hoorde dat [betrokkene 3] de politie aan het bellen was. Ik zag dat de politie op een gegeven moment het Stadhuisplein op kwam gereden. Ik hoorde op dat moment dat de voor mij onbekende vrouw riep: “Kom, snel weg politie”. [13]

Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] .

Op 11 oktober 2015 tussen 03.00 uur en 03.15 uur ging ik met [betrokkene 1] , [betrokkene 3] , [slachtoffer 1] , [betrokkene 2] en [slachtoffer 2] naar huis, via het Stadhuisplein. Ik weet nog wel dat er dus een ruzie plaats vond en dat ik tot twee keer toe op de grond heb gelegen. Ik weet nog dat ik geslagen ben op mijn hoofd. Ik heb nu nog hoofdpijn, een dikke bovenarm en mijn hand doet zeer. De tegenpartij was volgens mij drie personen, waarvan één vrouw. [14]

De verklaring van [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris.

Volgens mij ben ik tijdens het incident op 11 oktober 2015 ook geraakt door hen. Ik had een blauwe plek, een bult op mijn hoofd. Ik bedoel op mijn ribben zaten blauwe plekken en op mijn arm. Ik heb later ook nog in het ziekenhuis gelegen. [15]

Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] .

Op 11 oktober 2015 was ik op stap gegaan met vrienden op het Stratumseind in Eindhoven. Omstreeks 03.15 uur gingen we naar huis. Op het Stadhuisplein werden [slachtoffer 3] en ik ingehaald door drie personen, één vrouw en twee mannen. Ik hoorde dat zij vervelende dingen riepen en zeiden over mijn vriendin. Ik zag dat één van de twee mannen opeens stil bleef staan. Ik ben toen naar die man toe gelopen en zei tegen hem: “Wat is er aan de hand, doe niet zo moeilijk”. Voordat ik het wist, werd ik direct vol in mijn gezicht geslagen door de voor mij onbekende vrouw. Op dat moment ging het allemaal heel snel. Ik werd direct belaagd en geslagen door de twee voor mij onbekende mannen en vrouw. Ik weet nog dat ik op een gegeven moment op de grond ben gevallen. Ik ben opgestaan. Ik zag en voelde dat een van de twee mannen mij meerdere malen tegen mijn linkeroor / gezicht sloeg. Ik hoorde opeens dat er door een man geroepen werd: “Hij ligt op de grond, politie”. Ik zag en voelde dat de man mij nog enkele klappen tegen mijn gezicht gaf en zag dat de man toen hard wegrende in de richting van het park. Ik kan mij nog herinneren dat mijn vriendin door een van de mannen werd vastgehouden en door de voor mij onbekende vrouw werd geslagen. Ik heb nog meegekregen dat er een voor mij onbekende man het Stadhuisplein opgelopen kwam, die een kenteken aan de politie heeft doorgegeven van de auto waarmee de verdachten gevlucht zijn.
Noot verbalisant: Het linkeroor van de getuige is rood van kleur en opgezwollen en staat wat naar voren toe, door de verdikking. Schaafwond achter de oorschelp. [16]
De verklaring van [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris.
[slachtoffer 3] en ik werden op het Stratumseind ingehaald door een vrouw en twee mannen. Ze zeiden iets, ik weet niet meer wat maar het was niet aardig. Een stuk verder stonden ze stil. Ik voelde mij bedreigd en ben naar hen toe gelopen en heb gevraagd wat er aan de hand was. Meteen kreeg ik een klap in mijn gezicht van de dame. Daarna sloegen de twee mannen mij en de rest is een zwart gat. Ik kreeg zes vuisten in mijn gezicht. Ik bedoel dat ik weet dat ik door alle drie geslagen ben.

Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] .

Op 11 oktober 2015, iets na 03.00 uur, zag ik een man op de grond liggen. Ik zag dat er een man of zes om de man stond. Ik zag dat er enkele jongens richting een groepje van drie liepen. Ik zag dat de vrouwen deze jongens tegen hielden. Ik ben teruggelopen om te kijken wat er aan de hand was. Ik hoorde dat één van de jongens uit het groepje van drie riep: “Kom maar, ik sla jullie allemaal bewusteloos”. Deze jongen was ongeveer 35 jaar oud, had een gezet postuur, was 1.75 tot 1.80 meter lang en hij had blond kort haar. Bij de persoon die dit riep was een vrouw met lange blonde haren en een jongen. De jongen was een stuk kleiner dan de blonde man en had donker haar. Ik zag dat de drie personen wegliepen en ik zag een auto wegrijden. Ik heb even later het kenteken van de auto doorgegeven aan de politie. [17]

De verklaring van [medeverdachte] .

Op 11 oktober 2015 na het stappen liep ik met mijn vriend [verdachte] en een vriend over het Stadhuisplein in Eindhoven. Een jongen en een meisje liepen naast ons. [verdachte] schopte tegen een blikje op straat en riep ‘goal’. Het meisje zei: “oh, wat kinderachtig”. Wij liepen door. De andere persoon die bij ons was liep terug. Ik zag dat die andere man die bij ons was dicht tegenover de jongen stond. Toen zijn wij ook terug gelopen. Ik probeerde de man die bij ons was mee te nemen, maar dat lukte niet. Ik zag dat de jongen van het stelletje uithaalde naar de man die bij ons was. Toen was de bom gebarsten. Ik zag dat er toen nog meer personen bij kwamen. Ik heb me toen bezig gehouden met het meisje dat bij die jongen was. Ik heb haar bij de polsen gepakt. Ineens lag ze op de grond. Toen ik om me heen keek zag ik ineens heel veel mannen (jongens) vechten. Ik zei tegen mijn vriend: “kom op we gaan”. Die andere man is toen door mijn vriend meegenomen.
Ik was aan het einde van het Stadhuisplein toen ik zag dat de jongen lag. Ik heb niet gezien dat de jongen gevallen is. Ik zag hem alleen op de grond liggen. Toen alles achter de rug was, zag ik iemand op de grond liggen. Ik vind het heel erg dat er iemand gewond is. Ik heb naderhand ook tegen mijn vriend en die andere man gezegd dat ze weg moeten lopen, ook al worden ze uitgescholden. Hij had de klap dan misschien niet zo hard moeten geven. [18]

De verklaring van [medeverdachte] .

Ik weet dat het incident op 11 oktober 2015 op het Stadhuisplein is begonnen met 1 jongeman. Ik voelde die klap die ik kreeg en ik heb hem ook geslagen. Ik weet ook wel zeker dat ik hem toen geraakt heb, maar ik heb hem niet tegen de grond geslagen.
De derde persoon die bij mij en mijn vriendin was, was een blanke man, geschat 35 jaar oud, blond kort gemillimeterd haar en iets groter dan ik. Ik ben 1.75 meter. Hij is forser gebouwd dan ik. Ik ben slank. Ik ken hem van het vissen. [19]

Bewijsoverweging.

Op 11 oktober 2015 omstreeks 03.15 uur heeft een vechtpartij plaatsgevonden op het Stadhuisplein te Eindhoven. Verdachte, zijn vriendin en een onbekend gebleven kennis van verdachte stonden aanvankelijk tegenover [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en kort daarna ook tegenover [slachtoffer 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] en [betrokkene 1] . Op grond van de verklaringen van de getuigen is af te leiden dat zowel verdachte, als zijn vriendin, als de onbekend gebleven kennis van verdachte tijdens deze vechtpartij hebben geslagen. Op enig moment ligt [slachtoffer 1] roerloos op de grond en dan eindigt de vechtpartij. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat werd gezegd dat men moest gaan omdat de politie eraan zou komen. [getuige 2] heeft verklaard dat de onbekend gebleven kennis van verdachte nog naar de groep van het slachtoffer heeft geroepen: “Kom maar, ik sla jullie allemaal bewusteloos”. De vriendin van verdachte heeft bij de politie verklaard dat ‘hij’ de klap misschien niet zo hard had moeten geven. Niet duidelijk is geworden wie zij met ‘hij’ heeft bedoeld. Ten gevolge van de vechtpartij hebben [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] letsel bekomen. De vechtpartij kan als openlijk geweld worden bestempeld.
De verdediging is van mening dat er sprake was van medeschuld van de groep van de slachtoffers, zodanig dat volgens de verdediging vrijspraak moet volgen. Ook is niet duidelijk geworden wie wie heeft geslagen. Geen van de getuigen heeft verklaard te hebben gezien wie [slachtoffer 1] heeft geslagen en hoe [slachtoffer 1] op de grond terecht is gekomen.
De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat, nadat de groep van verdachte [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] voorbij gelopen is, de situatie is geëscaleerd. De groep van verdachte heeft zich gedurende het hele incident om en nabij de slachtoffers bevonden, waarbij door alle leden van de groep van verdachte werd geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door te slaan, een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en is sprake van opzet op de deelname aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
De verdediging heeft een voorwaardelijk verzoek ingediend met betrekking tot het horen van de artsen van het ziekenhuis, in het geval de rechtbank het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] op pagina 39 voor het bewijs wil gebruiken.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de verdediging af, nu de rechtbank het genoemde proces-verbaal van bevindingen niet voor het bewijs heeft gebezigd, zodat niet aan de aan het verzoek verbonden voorwaarde is voldaan.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en in samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van feit 1.
op 11 oktober 2015 te Eindhoven, met anderen, op of aan de openbare weg, het Stadhuisplein, ten aanschouwe van publiek, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het slaan van die voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ;
ten aanzien van feit 2.
op 11 oktober 2015 te Eindhoven opzettelijk en wederrechtelijk een beeldscherm (Orion-systeem), toebehorende aan Politie Eenheid Oost-Brabant heeft vernield.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert ten aanzien van feit 1 en feit 2 een gevangenisstraf van 129 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts verzoekt de officier van justitie de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en is ten aanzien van feit 2 van mening dat de rechtbank kan volstaan met het toepassen van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, dat wil zeggen dat kan worden volstaan met het schuldigverklaring zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is betrokken geweest bij een openlijke geweldpleging. Het gaat hier om geweld in het uitgaansleven, gepleegd tijdens de nachtelijke uren in het publieke domein, waardoor de openbare orde is verstoord en maatschappelijke onrust en algemene gevoelens van onveiligheid zijn veroorzaakt. Daarnaast heeft verdachte een scherm van het Orion-systeem vernield in het politievoertuig waarmee hij na zijn aanhouding naar het politiebureau werd vervoerd.
Door verdachte is tijdens de vechtpartij geslagen, zo ook door zijn vriendin en een kennis van wie verdachte de naam niet wil noemen. Als gevolg van de vechtpartij hebben de slachtoffers letsel bekomen. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij – evenals de medeverdachten – is weggelopen zonder zich te bekommeren om het slachtoffer dat roerloos op de grond lag. Het [slachtoffer 1] werd kort daarna in coma naar het ziekenhuis gebracht en bleek die nacht een schedelbreuk, hersenkneuzingen en vocht in de hersenen te hebben opgelopen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van twee van de slachtoffers ter terechtzitting blijkt dat het op 11 oktober 2015 uitgeoefende geweld tot op de dag van vandaag ingrijpende gevolgen heeft voor het slachtoffer en zijn naasten. Overigens geeft de rechtbank zich bij de straftoemeting rekenschap van de omstandigheid dat niemand heeft gezien wie van de groep van de verdachten [slachtoffer 1] heeft geslagen, hoe [slachtoffer 1] op de grond is beland en dat de strafverzwarende omstandigheid van het tweede lid van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde is.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten werd veroordeeld en dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd kort na het verstrijken van de proeftijd van een eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat sinds het tijdstip waarop de door hem gepleegde strafbare feiten hebben plaatsgehad geruime tijd is verstreken, terwijl verdachte, voor zover nu bekend, in deze periode geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Ook zijn de persoonlijke omstandigheden van verdachte inmiddels gewijzigd, in die zin dat verdachte thans als vader verantwoordelijkheid draagt voor zijn kind.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 69 dagen. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, groot 30 dagen, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op het tijdsverloop tussen de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging en de uitspraakdatum in deze zaak en dat niet is gebleken van het plegen van nieuwe strafbare feiten door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een taakstraf opleggen van 80 uur.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gehele vordering hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat, nu de vordering van de benadeelde partij niet door de benadeelde zelf is ondertekend en niet is gebleken van een machtiging de vordering door een gemachtigde te laten indienen, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak ten aanzien van het openlijk geweld, de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Meer subsidiair is de verdediging van mening dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting voor het strafgeding is, nu onvoldoende is onderzocht of het door de benadeelde opgevoerde letsel in een voldoende rechtstreeks verband staat met de openlijke geweldspleging en thans elementen worden opgevoerd die niet eerder zijn besproken, ook niet bij de getuigenverhoren in maart dit jaar.
Meest subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de gevorderde immateriële schade te hoog is en dient te worden gematigd.
Beoordeling.De rechtbank oordeelt de benadeelde partij ontvankelijk in het indienen van de vordering, nu ondanks het ontbreken van een handtekening op de ingestuurde vordering, de benadeelde partij ter terechtzitting mondeling heeft bevestigd dat zij de ingestuurde vordering wenst in te dienen en wenst te handhaven.
De rechtbank acht toewijsbaar de gevorderde materiële schade van € 173,94 en de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 250,00. Deze toegewezen materiële schade en immateriële schade staan in voldoende mate in rechtstreeks verband met de bewezen verklaarde openlijke geweldpleging. Het overigens door de verdediging aangevoerde behoeft gelet op de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring en ten aanzien van de hoogte van de toegewezen immateriële schade verder geen nadere bespreking.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de immateriële schade voor zover deze het bedrag van € 250,00 te boven gaat, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de gehele vordering hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor groepsaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:166 BW en geen van de bij de vechtpartij betrokken personen heeft gezien wie het letsel van benadeelde heeft toegebracht of hoe dit letsel van benadeelde is ontstaan.
Daarnaast was in ieder geval voor een deel sprake van eigen schuld van het slachtoffer als bedoeld in artikel 6:101 BW, nu over en weer is gevochten door een groep van zes met een groep van drie personen. De benadeelde weet zelf niet meer wat er is gebeurd.
Beoordeling.De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zodanig heeft bijgedragen aan het door de groep gepleegde geweld dat hij mede aansprakelijk is voor de ontstane schade.
Voor de rechtbank staat op basis van de stukken in het dossier voldoende vast dat de benadeelde partij het letsel tijdens de bewezen verklaarde openlijke geweldpleging heeft bekomen. De constatering dat benadeelde roerloos op de grond lag was het sluitstuk van een vechtpartij, die begon met terloopse opmerkingen en direct overging in slaan en/of het maken van slaande bewegingen. Dergelijk geweld brengt de kans met zich mee dat aan personen letsel wordt toegebracht omdat een geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers uit de groep en er gemakkelijk een escalatie optreedt. Dat iemand letsel aan zijn hoofd oploopt en het bewustzijn verliest behoort dan tot de redelijkerwijze te verwachten mogelijkheden. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het niet om een wijze van toebrenging van schade die zozeer de lijn van het groepsoptreden te buiten gaat, dat de andere leden van de groep met het gevaar daarvoor in redelijkheid geen rekening hoefden te houden. De kans op toebrenging van (ernstig) letsel had verdachte behoren te weerhouden van zijn gedrag en van deelname aan het door de groep gepleegde geweld. Verdachte heeft evenwel van het begin tot het einde deel uitgemaakt van de groep en heeft aan het geweld bijgedragen door personen uit de andere groep te slaan. Nu verdachte heeft meegedaan, kan het ontstaan van de schade hem worden toegerekend en is hij samen met de andere leden van de groep gehouden de veroorzaakte schade te vergoeden.
Wat betreft de immateriële schade heeft de raadsman onder verwijzing naar artikel 6:106 BW betoogd dat er voor een deel sprake zou zijn van eigen schuld van de benadeelde door zich te mengen in het gevecht. De rechtbank overweegt dat nu door de raadsman overigens niets is gesteld ter onderbouwing van eventuele eigen schuld van de benadeelde, dit verweer moet worden verworpen.
De hoogte van vordering met betrekking tot de materiële schade van de benadeelde partij is thans niet in het geding, omdat de verdediging dienaangaande geen verweer heeft gevoerd.
De rechtbank acht de vordering derhalve in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Motivering van de hoofdelijkheid.

De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededaders samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57, 60a, 63, 141, 350.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.Ten aanzien van feit 2:Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat aan een ander toebehoort, vernielen.

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straffen en maatregelen.

Ten aanzien van feit 1, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 69 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van hetWetboek van Strafrecht waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar;

Taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.

Ten aanzien van feit 1:Maatregel van schadevergoeding van EUR 423,94 subsidiair 8 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 423,94, (zegge: vierhonderddrieëntwintig euro en vierennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 250,00 immateriële schade (post smartengeld) en EUR 173,94 materiële schade (posten verlies arbeidsvermogen; daggeld ziekenhuis; kosten verstrekking medische informatie; reis- en parkeerkosten).
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de [slachtoffer 3] van een bedrag van EUR 423,94 (zegge: vierhonderddrieëntwintig euro en vierennegentig eurocent), te weten EUR 250,00 immateriële schade (post smartengeld) en EUR 173,94 materiële schade (posten verlies arbeidsvermogen; daggeld ziekenhuis; kosten verstrekking medische informatie; reis- en parkeerkosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel (EUR 1.550,00 smartengeld) van de vordering niet ontvankelijk is.

Ten aanzien van feit 1:Maatregel van schadevergoeding van EUR 11.433,66 subsidiair 92 dagen hechtenis.

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] ,van een bedrag van EUR 11.433,66 (zegge: elfduizend vierhonderddrieëndertig euro en zesenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 92 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 8.000,00 immateriële schadevergoeding (post smartengeld) en EUR 3.433,66 materiële schadevergoeding (posten vernielde kleding; eigen risico zorgverzekering; daggeld ziekenhuis en revalidatie; reiskosten; gederfd inkomen en uitkering). Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 11.433,66 (zegge: elfduizend vierhonderddrieëndertig euro en zesenzestig eurocent), te weten EUR 8.000,00 immateriële schadevergoeding (post smartengeld) en EUR 3.433,66 materiële schadevergoeding (posten vernielde kleding; eigen risico zorgverzekering; daggeld ziekenhuis en revalidatie; reiskosten; gederfd inkomen en uitkering).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover dit bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Opheffingvan het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden. Deze voorlopige hechtenis is op 19 november 2015 reeds geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,
mr. M.A. Waals en mr. M.M. Klinkenbijl, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 14 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 35.
3.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] , pagina’s 52 en 53
4.De verklaring van [verdachte] op pagina 229, de verklaring van verdachte [medeverdachte] op pagina 189 en het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] op pagina 52.
5.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , pagina’s 72 tot en met 75.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 35 tot en met 37.
7.Medische informatie [slachtoffer 1] , pagina’s 140 en 141.
8.Medische informatie [slachtoffer 3] , pagina’s 143 en 144.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 36.
10.Proces-verbaal van aangifte, pagina’s 76 en 77.
11.Verklaring van verdachte d.d. 12 oktober 2015, pagina’s 234 en 235 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 april 2017.
12.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] , pagina’s 51 tot en met 53.
13.Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] , pagina’s 55 en 56.
14.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 3] , pagina’s 61 en 62.
15.Verklaring van getuige [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris op 29 maart 2017.
16.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] , pagina’s 69 tot en met 71.
17.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , pagina’s 72 en 73.
18.De verklaring van verdachte [medeverdachte] , pagina’s 189 en 192.
19.De verklaring van verdachte [verdachte] , pagina’s 230 en 237.