ECLI:NL:RBOBR:2017:2164

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
01/865016-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting of poging tot verkrachting door gerede twijfel over dwangcomponent

Op 13 april 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en poging tot verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak kwam aan het licht na een incident op 4 oktober 2015, waarbij de aangeefster en de verdachte elkaar ontmoetten tijdens een softbaltoernooi. Na een avond van zoenen en intiem contact in een dug-out, beweerde de aangeefster dat de verdachte haar probeerde te verkrachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gerede twijfel bestond over de vraag of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het seksueel binnendringen van de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren en dat er geen overtuigend bewijs was voor de dwangcomponent die vereist is voor een veroordeling voor poging tot verkrachting. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de aangeefster lacherig en nonchalant reageerde op bepaalde handelingen van de verdachte, wat de vraag oproept of er daadwerkelijk sprake was van dwang. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865016-16
Datum uitspraak: 13 april 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte ] ,

[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
[woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2017.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2015 te [gemeente] , gemeente [gemeente] Ca, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten - het vastpakken en/of vasthouden van de hierna te noemen [slachtoffer] bij haar heupen (waardoor die [slachtoffer] op haar knieën op de grond kwam) en/of het op haar knieën en/of naar de grond duwen van die [slachtoffer] en/of
- het losmaken en/of openmaken (van een knoop en/of een gulp van) de broek van die [slachtoffer] en/of - het omlaag trekken van de broek en/of de string van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] ,

[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het duwen en/of brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de anus van die [slachtoffer] .

Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 oktober 2015 te [gemeente] , gemeente [gemeente] Ca,, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- die [slachtoffer] bij haar heupen heeft vastgepakt en/of vastgehouden (waardoor die [slachtoffer] op haar knieën op de grond kwam) en/of die [slachtoffer] op haar knieën en/of naar de grond heeft geduwd en/of
- (een knoop en/of een gulp van) de broek van die [slachtoffer] heeft losgemaakt en/of opengemaakt en/of - de broek en/of de string van die [slachtoffer] omlaag heeft getrokken en/of
- zijn, verdachtes, penis, tegen en/of in de nabijheid van en/of in de richting van de anus van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of heeft getracht zijn, verdachtes penis in de anus van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden, in die zin dat er sprake is geweest van dwang door middel van een andere feitelijkheid, namelijk het onverhoeds van achter vastpakken en vasthouden van aangeefster.
Aangeefster is direct na het incident naar een vriendin gelopen en vertelt haar dat ze is aangerand of verkracht. Gedurende dit gesprek is zij erg overstuur. Aangeefster is consistent in haar verklaringen die ondersteund worden door de overige bewijsmiddelen. Daartegenover staan de ontkennende, leugenachtige en op details wisselende verklaringen van verdachte.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 2 jaar.
Daarnaast toewijzing van de door de benadeelde partij gevorderde materiële schade en de immateriële schade tot een bedrag van € 3.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs, nu alles te herleiden is tot één bron: de aangifte. Meer in het bijzonder heeft hij aangevoerd dat binnendringen niet bewezen kan worden gelet op het feit dat bij het medisch onderzoek geen letsels of afwijkingen zijn geconstateerd, terwijl dit bij een anale verkrachting onder de omstandigheden zoals door aangeefster is omschreven moeilijk voorstelbaar is.
Dit brengt met zich mee dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering dient te worden verklaard.

Beoordeling door de rechtbank.

Ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en aangeefster elkaar op 4 oktober 2015 te [gemeente] hebben ontmoet tijdens (een feest na) een softbal/honkbaltoernooi. Aan het einde van de avond zijn zij samen naar buiten gelopen en hebben zij gekust. Vanaf dat moment lopen de verklaringen van aangeefster en verdachte uiteen.
In een informatief gesprek met de politie op 20 oktober 2015 vertelt aangeefster [slachtoffer] dat ze 3 weken geleden is verkracht. Op zaterdag 4 oktober 2015 was ze op een softbaltoernooi. Haar team en een mannenteam hadden ’s avonds bij elkaar gezeten en gekletst en gedronken. Die avond rond 00.30 uur was ze met [verdachte ] (verdachte) weggelopen. Ze hebben onder het lopen gezoend. Hij vroeg aan haar of ze met hem in de dug-out wilde gaan zitten. Tot op dit moment ging alles nog goed en was het gedrag van [verdachte ] nog normaal. Dat heeft ze gedaan. Ze zag toen dat [verdachte ] zijn piemel uit zijn broek had. Hij pakte haar pols en legde haar hand erop. Ze zei dat ze dat niet wilde. [verdachte ] vroeg of ze wilde gaan staan. Hij stond hierna achter haar en deed haar kleren uit. Hierna deed hij zijn eigen kleren uit. Hij was hierna achterlangs geweest en daar had ze 2 dagen last van gehad. Ze had ook op de grond gelegen en toen draaide ze om. Ze zei tegen hem: “Wat denk je hiermee te bereiken?”. Het leek wel of hij toen tot bezinning kwam.
Op 2 november 2015 doet [slachtoffer] aangifte. Zij verklaart onder meer het volgende:
Rond 00.30 uur ging een deel van ons team naar huis. Ik ben toen met [verdachte ] daar gebleven om wat te kletsen. We zijn toen richting de tenten gelopen. We zijn toen wel halverwege gestopt en we waren aan het kletsen. Hij begon te zoenen en dat hebben we toen ook gedaan. Het was niet mijn bedoeling, maar dat was nog niet zo erg. Ik heb dat zoenen niet tegengehouden. (..) Hij vroeg of ik mee in de dug-out ging zitten. (..) Toen ging het dus al vrij snel mis. In eerste instantie was het prima en we waren aan het kletsen. Toen liet hij zijn piemel ontbloot zien. Hij haalde deze uit zijn broek, zoals jongens dat doen. Hij legde mijn hand op zijn piemel. Ik zei: ”Nee, dat gaat niet gebeuren.” Ik was wel een beetje lacherig, want ik vond het echt jongensachtig. Hij vroeg of ik ging staan. Ik vond dat wel raar, maar ging staan. Hij had mij vast bij mijn heupen. Hij kleedde mij eerst uit en daarna zichzelf. Toen voelde ik een piemel in mijn achterste. Ik probeerde me best wel te verzetten, maar hij had me vast bij mijn heupen. Ik zat met mijn knieën op de grond. Ik weet nog dat ik me kon omdraaien en ik zei: “Uhm wat probeer je hiermee te bereiken”. Hij liet mij toen los en keek mij aan. Ik denk dat dit een omslagpunt voor hem was. Ik kon toen wegkomen en ik ben toen snel weggerend.
Getuige [betrokkene 1] heeft onder meer het navolgende verklaard:
Rond 01:00 uur stond ik binnen te dansen. [slachtoffer] kwam naar binnen gelopen, ze was aan het huilen. [slachtoffer] zei (..) tegen ons: “Ik ben best een beetje een soort van ik weet het niet aangerand”.(..) Ze vertelde dat ze met een jongen een beetje had gezoend en dat ze naar de dug-out gingen om te chillen. Ze vertelde dat hij [slachtoffer] een beetje aan het zoenen was en dat [slachtoffer] toen gezegd heeft dat ze het zoenen wel oké vond, maar niet meer wilde. Ze liepen naar de dug-out toe en gingen daar zitten. (..) [slachtoffer] had verteld dat hij had geprobeerd om zijn piemel in haar anus te stoppen, maar dat het allemaal heel lomp en snel ging. Ze kon niet goed vertellen of dit wel was gelukt. (..) [slachtoffer] reageerde wel heel twijfelachtig van “is het wel of is het niet”.(..)
Getuige [betrokkene 2] (die aangeefster een paar uur na het incident heeft gesproken) heeft onder meer het volgende verklaard:
Hij heeft aan haar broek lopen sjorren. Zij kon niet zeggen of hij in haar was geweest en of hij diep in haar was geweest. (..) Ze zei dat hij probeerde bij haar naar binnen te dringen. Ze wist ook niet in hoeverre het hem gelukt was.
Verdachte ontkent dat er tussen hem en aangeefster, nadat zij elkaar hebben gekust, verder nog intieme handelingen hebben plaatsgevonden (die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam).
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat aangeefster niet van meet af aan ondubbelzinnig heeft verklaard dat verdachte (anaal) bij haar is binnengedrongen.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat, hoewel bij een anale verkrachting bepaalde verwondingen kenmerkend zouden kunnen zijn, de huisarts anderhalve dag na het incident geen verwondingen bij aangeefster heeft geconstateerd. De rechtbank is van oordeel dat dit gegeven, gelet op de ruwe en onverhoedse wijze waarop verdachte volgens aangeefster anaal bij haar is binnengedrongen, niet overeenstemt met haar verklaring.
Bij de rechtbank bestaat op grond van deze omstandigheden gerede twijfel over de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het slachtoffer door zijn penis in haar anus te duwen, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte op enig moment tijdens het - naar het oordeel van de rechtbank - vrijwillig aangevangen intieme contact in de dug-out tegen de wil van aangeefster over de schreef is gegaan door te proberen om zijn penis in haar anus te duwen. Met andere woorden dient de rechtbank vast te stellen of sprake is geweest van dwang. Van dwingen is sprake wanneer men toelaat wat men zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht kan slechts sprake zijn indien de verdachte
opzettelijkheeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Vorenstaande moet bovendien volgen uit de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
De rechtbank heeft bij haar beoordeling, naast de eerder aangehaalde verklaringen, tevens acht geslagen op het volgende.
Uit de aangifte d.d. 2 november 2015 volgt onder meer:
(..)
We zaten in de dug-out op een bankje. Hij zat rechts van mij. Hij haalde toen al snel zijn piemel uit zijn broek en legde mijn hand erop. Ik reageerde wel een beetje lacherig en nonchalant. Ik zei wel dat het niet ging gebeuren.
(..)
Aangeefster heeft in een aanvullende verklaring d.d. 28 januari 2016 onder meer het volgende verklaard:
A: (..)We waren onderweg naar mijn tent. (..) Onderweg zijn we gestopt en hebben we gezoend. We kletsten wat en hij vroeg of ik naar de dug-out wilde lopen. Ik vond het geen probleem en ben toen mee gelopen. Na het zoenen was het nog steeds gezellig en ik had gezegd dat het daar bij bleef. Het was nog steeds gezellig om met hem te kletsen en daarom ben ik met hem meegelopen. (..) Hij accepteerde dat gewoon.
V: Je verklaarde dat [verdachte ] jouw pols vastpakte en jouw hand op zijn piemel legde, waarom ben je toen niet opgestapt er gebeurde immers meer dan zoenen?
A: Ja als ik daar nu over nadenk denk ik waarom heb ik dat niet gedaan. Hij probeerde of ik iets nog meer wilde. Ik zag nog steeds de ernst van de situatie niet in. (..)
V: Wat deed jij op het moment dat [verdachte ] jouw kleding had uitgedaan of omlaag had gedaan en zichzelf begon uit te kleden hoe ging dat precies?
A: Dat weet ik niet precies. Ik stond met mijn gezicht de andere kant op. Ik stond wel in de dug-out maar ik stond met mijn rug naar hem toe.
V: Hoe weet je dan dat zijn kleding uit was?
A: Omdat ik op een gegeven moment iets in me voelde. Ik weet niet of zijn kleding helemaal uit is geweest.
V: Wat heb je dan in die tussentijd gedaan?
A: Geen idee. In mijn beleving is dat ook heel kort geweest.
V: Wat gebeurde er met jouw kleding?
A: Dat weet ik niet meer zeker. Mijn broek en string waren naar beneden geschoven. Ik droeg een stretchbroek. Ik denk dat ze tot mijn knieën waren geschoven. In ieder geval niet tot mijn enkels.
V: Heb jij meegekregen hoe dat gegaan is?
A: Het ging zo snel en schrok en dacht, wat is hier aan de hand.
V: Je verklaarde dat [verdachte ] jou vast had gepakt terwijl hij zich uit aan het kleden was, hoe ging dat dan precies?
A: Ik weet dat hij mij bij mijn heupen vastpakte. (..) Ik draaide met mijn heupen om los te komen. Ik ben hierdoor ook op de grond gevallen voorover op mijn knieën. Ik viel niet hard maar ik zat op een gegeven moment op mijn knieën. Ik ben toen omgedraaid en riep iets naar hem. Ik ben opgestaan en weggegaan. Hij is toen niet meer achter mij aangekomen.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat aangeefster in eerste instantie vrijwillig met verdachte naar de dug-out is gegaan om daar (kennelijk) op een intieme manier samen te zijn, niet zonder meer meebrengt dat zij vervolgens niet tegen haar zin tot seksuele handelingen kon worden gedwongen. Het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, levert echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigend bewijs op voor een poging tot het seksueel binnendringen tegen de wil van aangeefster, omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van dwang.
De rechtbank sluit niet uit dat tijdens de - naar het oordeel van de rechtbank aanvankelijk vrijwillig begonnen - intieme handelingen sprake is geweest van een omslagpunt voor aangeefster. Dit verklaart ook dat zij achteraf erg aangeslagen was. De rechtbank kan echter niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat verdachte aangeefster heeft geprobeerd te dwingen tot het ondergaan van bepaalde seksuele handelingen, dan wel dat het voor hem ondubbelzinnig duidelijk was of moet zijn geweest dat hij seksuele grenzen overschreed.
De rechtbank heeft bij dit oordeel nadrukkelijk acht geslagen op de omstandigheid dat aangeefster lacherig en nonchalant reageerde toen verdachte voorafgaand aan de ten laste gelegde feitelijkheden haar hand op zijn penis legde en daarnaast op het feit dat uit de verklaring van aangeefster blijkt dat de ten laste gelegde handelingen in een heel kort tijdsbestek hebben plaatsgevonden en dat verdachte direct is gestopt toen zij (fysieke) weerstand bood, waardoor hij in de veronderstelling kon verkeren dat aangeefster niet instemde met het deze seksuele handelingen.
Kortom, de voor een bewezenverklaring van poging tot verkrachting vereiste dwangcomponent is voor de rechtbank in de gegeven omstandigheden niet overtuigend vast te stellen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Nu verdachte van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij zal worden verwezen in de kosten door de verdachte in deze strafzaak gemaakt als na te melden.

DE UITSPRAAK

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
primair en subsidiair is ten laste gelegd en
spreekt hemdaarvan
vrij.
De rechtbank verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin de vordering.
Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van de verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.W. van den Heuvel, voorzitter,
mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. F. Schneider, leden,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Meurs, griffier,
en is uitgesproken op 13 april 2017.
Mr. F. Schneider is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.