vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Parketnummer: 01/880159-15
Datum uitspraak: 12 april 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
[geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
[woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2016, 20 april 2016, 1 juni 2016, 13 juli 2016, 29 augustus 2016, 2 november 2016, 25 januari 2017, 9 maart 2017, 10 maart 2017 en 29 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 januari 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 13 juli 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015
tot en met 23 oktober 2015 in de plaats(en)/gemeente(n) Geffen, gemeente Oss
en/of Schaijk, gemeente Landerd, en/of in een of meerdere (andere) gemeente(n)
in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van
de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal
bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, en/of
cocaïne zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA
en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende
lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (telkens) een of meer ander(en) heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die
feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om
daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen te verschaffen en/of
- (telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te
verschaffen en/of
- (telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige
reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van
dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens)
- meerdere, althans een, pand(en) en/of bedrijfruimte(n) en/of
(bedrijfs)voertuig(en) gehuurd en/of laten huren ten behoeve van de opslag
grondstoffen/chemicaliën en/of voorwerpen die benodigd zijn, althans
kan/kunnen worden gebruikt bij/voor de bereiding, verwerking en/of
vervaardiging van amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA,
en/of cocaïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling gekocht
en/of voorhanden gehad, en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden gekocht en/of
voorhanden gehad en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen gekocht en/of
vervoerd en/of voorhanden gehad, te weten:
- een metalen gehaktmolen en/of meerdere gasbranders en/of meerdere
maatbekers en/of meerdere pH meters en/of een gasmasker en/of
- een kunstofbak met trechter en/of
- tientallen lege jerrycans en/of lege vaten en/of lege emmers
- een (geplastificeerde) handleiding om PMK-glycidaat om te zetten naar PMK
en/of
- meerdere vaten/jerrycans bevattende ethanol en/of aceton en/of zoutzuur
en/of PMK en/of methylester van PMK-glycidezuur en/of natriumcarbonaat en/of
- meerdere zakken bevattende caustic soda,
(allen) aangetroffen op de [adres 3] , gemeente [gemeente 1] op 2
oktober 2015(zaakdossier 1)
en/of,
- een gasfles en/of meerdere tapkranen en/of mondkapjes en/of grote vaten
en/of trechter(s) en/of maatbeker(s) en/of pH-meter(s)
- meerdere vaten/jerrycan(s) bevattende ethanol en/of isopropanol en/of
mierenzuur en/of amfetamine en/of ethylacetaat en/of BMK en/of
N-formylamfetamine en/of
- een jerrycan bevattende hexaan en/of een jerrycan bevattende alcohol en/of
- meerdere zakken Tricel soda en/of
- tientallen lege jerrycans en/of vaten en/of emmers
(allen) aangetroffen op de [adres 4] , gemeente [gemeente 2] op 23 oktober 2015(zaakdossier 4)
- een of meerdere vaten/jerrycans bevattende ethylacetaat en/of mierenzuur
en/of methanol en/of GBL en/of en/of GABA zwavelzuur en/of zoutzuur en/of
- meerdere zakken bevattende caustic soda en/of calcium chloride en/of
- een doos vacuümzakken
(allen) aangetroffen op de [adres 2] te [gemeente 2] op 23 oktober 2015(zaakdossier 9),
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden, dat dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen
(artikel 10a Opiumwet jo. artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
van dat/die feit(en);
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2015 tot en met 23 oktober 2015
te Geffen, gemeente Oss,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 20 kilogram,
in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(zaakdossier 7)
3.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2015 tot en met 23 oktober 2015
te Geffen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,
een of meer wapens van categorie II, te weten:
- acht, althans een of meerdere, (automatische)vuurwapens van het merk: CZ,
model: SA vz 61, type: Scorpion en/of
- twee patroonmagazijnen (kaliber 7.65 X 17 mm) en/of
- twaalf, althans een of meerdere, lo(o)p(en) ten behoeve van een vuurwapen CZ
SA vz 61, type: Scorpion
en/of munitie van categorie III, te weten 76 kogelpatronen
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in
dezelfde betekenis te zijn gebezigd;(zaakdossier 8)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs.
Inleiding.
Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het medeplegen van:
- voorbereidingshandelingen van de productie van synthetische drugs (feit 1);
- het aanwezig hebben van amfetamine (feit 2);
- het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie (feit 3).
Bronnen.
Een eindproces-verbaal van de Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Ondermijning, onderzoek OBRA15226- [onderzoeksnaam] / OBRAA 15226, afgesloten op 29 januari 2016 en onder meer bevattende:
een algemeen dossier van de Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] , afgesloten op 29 januari 2016, (dossier A). Dit dossier bevat een verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden;
persoonsdossiers van de Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] (dossier B). Deze dossiers bevatten een
verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden;
zaaksdossiers van de Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] (dossier C). Deze dossiers bevatten een
verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden.
Een aanvullend proces-verbaal van bevindingen, nummer 242, met bijlagen, op 18
februari 2016 op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] .
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale bewezenverklaring van de feiten 1, 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1 (voorbereidingshandelingen)
Partiële vrijspraak.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte, al dan niet in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, een of meer panden, bedrijfsruimten en/of bedrijfswagens heeft gehuurd of laten huren. Voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een strafrechtelijk relevante rol van verdachte als (mede)pleger bij deze handelingen ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank. Voorts biedt het dossier en het verhandelde ter zitting geen aanknopingspunten om bewezen te kunnen achten dat ook sprake was van handelingen gericht op cocaïne. De rechtbank is verder niet duidelijk geworden of de tenlastegelegde Tricel soda een rol speelt of kan spelen bij de productie van de tenlastegelegde synthetische drugs. Van de desbetreffende onderdelen van de tenlastelegging zal verdachte daarom telkens worden vrijgesproken. Tot slot is sprake van een dubbeling in de tenlastelegging daar waar (voor de locatie [adres 4] ) enerzijds melding wordt gemaakt van vaten/jerrycan(s) bevattende ethanol en anderzijds van een jerrycan bevattende alcohol. De rechtbank zal alleen de eerstgenoemde vaten/jerrycan(s) bewezen verklaren.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af.
[adres 3] .
In een loods behorend bij de woning aan de [adres 3] is bij de doorzoeking een oranje trechter gelijk aan de trechter die verdachte op 30 september 2015 samen met [medeverdachte 1] had gekocht, aangetroffen. Voorts zijn aldaar onder meer DNA-sporen op een gasfles en een gasbrander, alsmede op een paar handschoenen aangetroffen. Die DNA-sporen zijn bemonsterd en onderzocht door TMFI en blijken te matchen, zo concludeert de rechtbank, met het DNA-profiel van verdachte. Voorts werden in het pand aan de [adres 3] een gehaktmolen, gasbranders, maatbekers, pH-meters, een gasmasker, een kunststofbak met trechter, tientallen lege jerrycans en emmers aangetroffen. Tevens werd een geplastificeerd document met daarop de handleiding om PMK glycidaat naar PMK om te zetten, aangetroffen. Verder zijn meerdere jerrycans aangetroffen met ethanol, aceton en zoutzuur, een zak met caustic soda aangetroffen.
In de loods behorende bij de woning aan de [adres 3] zijn tijdens de doorzoeking op 23 oktober 2015 voorts onder meer de navolgende voorwerpen /
stoffen aangetroffen, bemonsterd en nader door het NFI onderzocht, met als resultaat:
een witte emmer met PMK en methylester van PMK-glycidezuur;
een witte maatbeker, emmer met opschrift ‘Elite satésaus’ en een jerrycan, alle bevattende PMK en een lage concentratie van methylester van PMK-glycidezuur;
een metalen vat met methylester van PMK-glycidezuur.
Volgens deskundige dr. M.A. Hoitink van het NFI is de methylester van PMK-glycidezuur niet vermeld op één van de lijsten behorende bij de Opiumwet of Wet voorkoming misbruik chemicaliën, maar in relatie tot de productie van synthetische drugs is het bekend dat deze stof wordt omgezet in piperonylmethylketon (PMK), een grondstof voor onder andere MDMA.
In ruimte 2 van de loods bevond zich volgens de politie, gelet op hetgeen daar is aangetroffen, een nog niet volledig in gebruik zijnd conversie laboratorium aangetroffen voor de vermoedelijke omzetting van PMK-glycidaat naar PMK (PMK is een grondstof voor MDMA). De rechtbank kan de politie in deze conclusie volgen.
[adres 4] .
Op 23 oktober 2015 werd in een deel van een loods gelegen aan de [adres 4] een opslagplaats voor chemicaliën aangetroffen.
In voornoemd pand zijn tijdens de doorzoeking (onder meer) de navolgende voorwerpen / stoffen aangetroffen, bemonsterd en nader door het NFI onderzocht, met als resultaat:
een zwarte vijf liter emmer met amfetamine en N-formylamfetamine;
drie witte vijf liter jerrycans met ethanol;
emmers met restanten bevattende amfetamine in water;
een witte vijfentwintig liter jerrycan; bevat amfetamine;
zes metalen oranje 200 liter vaten; bevat amfetamine;
een witte vijfentwintig liter jerrycan; bevat ethylacetaat.
Volgens deskundige dr. J.W. Hulshof van het NFI is N-formylamfetamine (zie 1) een tussenproduct in de vervaardiging van amfetamine uit BMK volgens de Leuckartmethode.
Deskundige ing. A.B.M. van Esch van het NFI stelt dat in een deel van het onderzoeksmateriaal amfetamine werd aangetoond. Een deel van het onderzoeksmateriaal is te relateren aan (afval van) de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode.
Voorts werden op voornoemd perceel een gasfles, meerdere tapkranen, mondkapjes, grote vaten, trechters, maatbekers en Ph-meters aangetroffen. Ook werden vaten / emmers gevuld met ethanol, isopropanol, mierenzuur, amfetamine, ethylacetaat, BMK, N-formylamfetamine en hexaan aangetroffen. Een van de emmers bevatte een restant vloeistof dat rook naar de ambtshalve bekende geur van amfetamine, aldus verbalisanten. Naast het bovengenoemde werden ook nog lege jerrycans, vaten en emmers aangetroffen.
De rechtbank leidt uit de op [adres 4] aangetroffen voorwerpen en (afval-)stoffen en de door de betrokken verbalisanten aldaar waargenomen ambtshalve bekende geur van amfetamine af dat sprake is geweest van een reeds (vermoedelijk op een andere locatie) gerealiseerd productieproces van amfetamine. Daarnaast werden er grondstoffen opgeslagen die voor een dergelijk productieproces benodigd zijn.
[adres 2] te [gemeente 2] .
Op 23 oktober 2015 zijn tijdens een doorzoeking in een garagebox aan de [adres 2] te [gemeente 2] jerrycans met zoutzuur, zwavelzuur, GHB, GABA, GBL, methanol, mierenzuur, twaalf zakken met Caustic Soda, vier zakken met calciumchloride en een doos met vacuümzakken aangetroffen.
De hierboven genoemde aangetroffen stoffen zijn bemonsterd en nader onderzocht door het NFI met als resultaat:
bemonstering van zeven vijfentwintig liter jerrycans bevat mierenzuur;
bemonstering van vijftig vijfentwintig liter jerrycans bevat ethylacetaat;
bemonstering van vijftig vijfentwintig liter jerrycans bevat ethylacetaat;
bemonstering van vijftig vijfentwintig liter jerrycans bevat ethylacetaat;
een witte vijfentwintig liter jerrycan met geconcentreerd zoutzuur;
bemonstering van twee vijfentwintig liter jerrycans bevat methanol;
een 20 liter jerrycan met geconcentreerd zwavelzuur;
een 25 liter jerrycan met GHB en GABA (beide als methylester) en GBL in water / methanol.
Volgens deskundige dr. J.D.J. van den Berg van het NFI kan GHB in een waterige oplossing worden gevormd uit GBL en andersom: in een GHB-oplossing kan GBL ontstaan. Het evenwicht tussen deze processen is onder andere afhankelijk van de zuurgraad van de oplossing. GABA vormt op eenzelfde wijze een evenwicht met 2-pyrrolidinon. In combinatie met methanol kunnen GBL en 2-pyrrolidinon omgezet worden in de methyl ester van respectievelijk GHB en GABA.
De rechtbank leidt uit de in de garagebox aan de [adres 2] te [gemeente 2] aangetroffen voorwerpen en stoffen af dat sprake is geweest van een opslag voor voorwerpen / stoffen bestemd voor het productieproces van synthetische drugs.
Handelingen verdachte en medeverdachten.
Uit observaties, die gedurende de periode gelegen tussen 19 augustus 2015 tot en met 23 oktober 2015 hebben plaatsgevonden, volgt dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] sr. regelmatig samen zijn gezien, ook op de hiervóór genoemde drie locaties (met uitzondering van [medeverdachte 1] op de locatie [adres 2] te [gemeente 2] ). Uit observatie is gebleken dat verdachte met [medeverdachte 1] op 28 augustus 2015 met een bestelauto jerrycans heeft ingeladen bij [plaats 1] en vervolgens (uiteindelijk) is gereden naar de loods aan de [adres 4] en daar (gevulde) jerrycans heeft uitgeladen. Uit beelden van observatiecamera’s geplaatst bij de loods aan de [adres 4] blijkt dat verdachte op 6 oktober samen met [medeverdachten] aanwezig is en dat meerdere personen, onder wie in elk geval Bosch, jerrycans aan het spoelen zijn. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat ook hij jerrycans heeft gespoeld. Op 8 oktober 2015 heeft verdachte blijkens de beelden op dezelfde locatie een grote oranjekleurige ton in een bus heeft getild. Op 16 oktober 2015 haalt hij twee kleine lichtkleurige op vaten gelijkende voorwerpen uit een bus. Later komt hij met twee lichtkleurige jerrycans de loods uit lopen en zet hij ze in de bus. Ook is gefilmd dat verdachte op 22 oktober 2015 met een ander vaten uit een bus haalt. Voor wat betreft de loods op de locatie [adres 3] is waargenomen dat verdachte daar met een ander is geweest op 2 oktober 2015, dezelfde dag als de doorzoeking aldaar heeft plaatsgevonden. Op 23 oktober 2015 is verdachte voorts waargenomen in de geopende garagebox aan de [adres 2] te [gemeente 2] alwaar ook [medeverdachte 3] sr. aanwezig was.
Verdachte, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] sr. reden voorts, al dan niet gezamenlijk, met enige regelmaat in gehuurde bussen naar [groothandel] te Leuven. Aldaar kochten zij grote hoeveelheden chemicaliën, zoals natriumcarbonaat (375 kilogram), ethylacetaat (3.800 liter), aceton (1.400 liter), mierenzuur (250 kilogram) en zwavelzuur (216 kilogram). Deze aankopen werden door verdachten contant betaald. Zij gebruikten hierbij niet hun eigen naam en lieten geen factuur opmaken. Vervolgens reden zij met die chemicaliën terug naar Nederland. Tijdens de doorzoeking op 2 oktober 2015 en 23 oktober 2015 werden op diverse locaties in Nederland (restanten van) soortgelijke chemicaliën in soortgelijke vaten aangetroffen, alsmede hardware welke is benodigd voor de productie van synthetische drugs. Voorts blijkt uit de getapte telefoongesprekken van verdachte dat hij bezig is geweest met de aanschaf van lege jerrycans (bij meerdere verkopers), van gasflessen en van een PH-meter.
Opzet verdachte.
Verdachte ontkent opzet te hebben gehad op de onder 1 ten laste gelegde voorbereiding of bevordering. Verdachte heeft daartoe verklaard dat hij de feitelijke werkzaamheden zoals blijken uit de voormelde observaties en telefoontaps inderdaad heeft verricht, maar dat hij dit deed ten behoeve van legale activiteiten, te weten ten behoeve van een schoonmaakbedrijf of schildersbedrijf van een Pool, genaamd [betrokkene 1] . Verdachte zou telkens in opdracht van deze [bedrijfsnaam] , dan wel van diens bedrijf, hebben gehandeld. Verdachte heeft twee mogelijke namen en twee mogelijke type activiteiten van dit bedrijf genoemd. Bij dit bedrijf zou ook een tweede persoon, genaamd [betrokkene 2] , betrokken zijn. Deze twee personen zouden verdachte niet hebben verteld dat sprake was van voorbereiding van de productie van synthetische drugs en verdachte had daar ook anderszins geen wetenschap van.
De rechtbank hecht echter geen geloof aan de verklaring van verdachte dat de door hem in dit verband genoemde twee Poolse personen een rol hebben gespeeld, zoals door verdachte gesteld. Daarbij is van belang dat verdachte enkel vage, dan wel beperkte informatie heeft gegeven over de beide door hem genoemde Poolse personen en over het schoonmaak- of schildersbedrijf. Zo weet hij de naam van het bedrijf niet met zekerheid te noemen en heeft hij ook niets aangegeven over de omvang van dit bedrijf. De politie heeft voorts gedegen onderzoek verricht naar de door verdachte genoemde personen en het bestaan van het door verdachte aangeduide bedrijf. In dit onderzoek is geen bevestiging gevonden voor het bestaan van een bedrijf met een door verdachte genoemde naam en evenmin bevestiging gevonden voor het verblijf in Nederland van personen met de door verdachte genoemde namen. Weliswaar is wel een bedrijf met de naam [bedrijfsnaam] gevonden, maar de eigenaar hiervan heeft niet de naam [bedrijfsnaam] of een daarop gelijkende naam. Een en ander geeft grond aan het vermoeden dat de door verdachte in dit verband genoemde namen van Poolse personen en van een bedrijf een fictief karakter hebben. Een verdere aanwijzing dat de naam [bedrijfsnaam] een fictieve naam betreft kan worden gevonden in de verklaring van [betrokkene 3] , medewerker van groothandel Thiry. Deze verklaart dat een persoon die zich [naam] noemde bestellingen heeft gedaan onder die naam, alsmede onder de naam [bedrijfsnaam] . [betrokkene 3] heeft deze persoon daarna herkend op een aan hem getoonde foto van [medeverdachte 1] .
Echter, ook indien verdachte zou worden gevolgd in zijn verklaring over de twee Poolse personen en het bedrijf, dan staat dit naar het oordeel van de rechtbank nog niet in de weg aan bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is, zoals hiervóór nader aangeduid, gedurende een langere periode een- of meermalen in de loodsen/ruimtes op de verschillende aan de productie van synthetische drugs gerelateerde locaties geweest. Verdachte verrichtte op al die locaties ook handelingen waaruit blijkt dat hij toegang had tot die locaties en tot de daar aanwezige goederen die in verband met de productie van synthetische drugs worden gebracht en deze goederen in een aantal gevallen ook aantoonbaar daar heeft binnengebracht.
Het samenstel van goederen, het in de woning van verdachte aangetroffen notitieblok met daarin aantekeningen die kennelijk betrekking hebben op de prijzen van chemicaliën en hardware, onder meer zoals aangetroffen op de eerder genoemde drie locaties en het beschikbaar hebben van eindproduct, zoals hierna onder feit 2 bewezenverklaard, leiden de rechtbank tot de conclusie dat verdachte heel goed wist waar de goederen toe dienden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders dan dat verdachte de bewezenverklaarde gedragingen heeft verricht met het opzet op de voorbereiding of bevordering van handelingen met betrekking tot synthetische drugs zoals tenlastegelegd.
Medeplegen.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en in ieder geval zijn medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] sr., welke samenwerking in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Men heeft, in wisselende samenstellingen, voorwerpen en stoffen aangeschaft, vervoerd, in-, uit- en overgeladen en schoongemaakt. Hieruit kan het opzet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en deze beide medeverdachten volgen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen het onder feit 1 ten laste gelegde zoals hierna bewezen verklaard.
Feiten 2 en 3 aanwezig hebben amfetamine en voorhanden hebben wapens en munitie.
Op 23 oktober 2015 stond in de [stalling] [plaats 2] een aanhangwagen gestald. In die aanhangwagen bevonden zich, zo bleek uit onderzoek, - onder meer – twee zogenoemde bigshoppers. In een bigshopper met daarop de naam van supermarkt Coop bevonden zich twaalf plastic bakjes en in een bigshopper met daarop de naam Big Bazar acht witte plastic bakjes met in elk van die identieke bakjes een witte substantie. De inhoud van vijf van die bakjes is bemonsterd en onderzocht door het NFI en blijkt telkens amfetamine te bevatten. De rechtbank gaat ervan uit, zo is ook onbestreden gebleven, dat de witte substantie in de andere vijftien identieke bakjes ook amfetamine bevat.
[medeverdachte 4] heeft op 4 november 2015 onder meer verklaard dat hij de aanhangwagen bij [medeverdachte 5] heeft opgehaald en naar de stalling heeft gebracht. [medeverdachte 4] beschikte over één sleutel van het bijbehorende slot. [medeverdachte 5] zei hem de aanhangwagen onder een valse naam te stallen. [medeverdachte 4] verklaarde tevens dat hij de aanhangwagen vanaf het moment van plaatsing met een zekere regelmaat bezocht om speed eruit te halen en weg te brengen. Hij bracht een week of vier tot vijf lang gemiddeld drie bakjes per week weg. Speed is voor hem hetzelfde als amfetamine.
De verdediging heeft bij wijze van verweer gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 4] onbetrouwbaar zijn en daarom niet kunnen meewerken aan het bewijs. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat [medeverdachte 4] tegenstrijdig heeft verklaard door eerst te verklaren dat hij de aanhangwagen in opdracht van verdachte op het terrein heeft geplaatst en vervolgens te verklaren dat verdachte alleen een caravan op het terrein had staan. De rechtbank ziet niet in waarom hier sprake zou zijn van een tegenstrijdigheid. [medeverdachte 4] heeft immers ook verklaard dat hij zelf de aanhangwagen onder een valse naam op het terrein had geplaatst. Officieel had verdachte daarmee enkel een caravan in de stalling staan, althans dat was wat [medeverdachte 4] van verdachte had vernomen. Voorts heeft de verdediging ter onderbouwing van haar stelling dat de verklaringen van [medeverdachte 4] onbetrouwbaar zijn gewezen op de verklaring van [medeverdachte 4] op 3 november 2015 dat hij vier tot acht weken geleden voor het laatst bij de aanhangwagen is geweest. De rechtbank constateert echter dat [medeverdachte 4] op 3 november 2015 nog een grotendeels ontkennende houding heeft aangenomen en dat hij eerst op 4 november 2015 meer openheid van zaken heeft gegeven. Op 4 november 2015 heeft [medeverdachte 4] desgevraagd aangegeven dat hij medio oktober 2015 voor het laatst bij de aanhangwagen is geweest. De rechtbank heeft in het dossier en het verhandelde ter zitting onvoldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van die laatste verklaring van [medeverdachte 4] . Ook overigens heeft de rechtbank geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de door [medeverdachte 4] op 4 november 2015 afgelegde verklaringen aangetroffen. Daarbij weegt mee dat de verklaring van [medeverdachte 4] op onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , het aantreffen van sleutels van de aanhangwagen bij verdachte thuis en de geconstateerde aanwezigheid van verdachte bij de aanhangwagen.
Voorts weegt de rechtbank mee dat de op 4 november 2015 door [medeverdachte 4] afgelegde verklaringen ook bepaald belastend zijn voor [medeverdachte 4] zelf. Al met al acht de rechtbank geen grond aanwezig om aan de betrouwbaarheid van de door [medeverdachte 4] op 4 november 2015 afgelegde verklaringen te twijfelen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Voorts werden in de aanhangwagen in een bigshopper met daarop de naam Konmar acht semiautomatische vuurwapens, waarvan één voorzien van een loop en zeven niet, alsmede elf losse lopen, een geluiddemper en patronen aangetroffen. In een plastic boodschappentas met daarop een lieveheersbeestje zijn voorts patronen en twee patroonmagazijnen aangetroffen. Verdachte is meermalen bij de aanhangwagen gezien, zo ook op 23 oktober 2015 met een Makitakoffer in zijn handen. Verdachte erkent ook dat hij op 23 oktober 2015 een Makitakoffer uit de aanhangwagen heeft gehaald en deze later die dag weer heeft teruggeplaatst. Voorts bleek dat verdachte in het bezit was van twee identieke sleutels (aan één sleutelbos) van het slot dat zich op de aanhangwagen bevond. Uit onderzoek is gebleken dat bij het desbetreffende slot van fabriekswege standaard in totaal drie sleutels worden geleverd. Aanwijzingen dat er meer dan drie sleutels van het slot zijn heeft de rechtbank niet aangetroffen.
Op één van de aangetroffen wapens, alsmede op de hengsels van de plastic boodschappentas met de afbeelding van het lieveheersbeestje en op de hengsels van de bigshopper met daarop de naam van de supermarkt Coop is, zo is de conclusie van de rechtbank, DNA van verdachte aangetroffen.
De verdediging heeft gesteld dat het aantreffen van DNA van verdachte op deze plaatsen niet hoeft te betekenen dat verdachte het vuurwapen en de desbetreffende tassen heeft aangeraakt. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een voorhoofdsholteontsteking heeft en verwezen naar een door de verdediging overgelegde brief van [forensisch adviseur] , forensisch adviseur, 8 maart 2017. Uit deze brief zou volgen dat het DNA van verdachte ook door zogenaamde secundaire overdracht, zoals door niezen, op de voorwerpen terecht zou kunnen zijn gekomen. De rechtbank kan de verdediging niet volgen in deze stelling. Nog daargelaten of de brief van [forensisch adviseur] ook voor de desbetreffende drie onderzochte DNA-sporen de conclusie inhoudt dat mogelijk sprake is van secundaire overdracht, de onduidelijke opmaak van de brief laat daarover ruimte voor twijfel, acht de rechtbank geen begin van aannemelijkheid aanwezig voor de door de verdediging geopperde alternatieve mogelijkheid. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen het aantal DNA-matches en de plaats waarop het DNA is aangetroffen, op de hengsels van twee tassen, maar ook op een vuurwapen dat zich in een van de tassen bevond. Daarnaast kan de rechtbank de ogen niet sluiten voor de foto’s in het dossier van de aanhangwagen. De rechtbank heeft geen reden om eraan te twijfelen dat deze foto’s een goede weergave zijn van de situatie in de aanhangwagen op het moment van inbeslagname daarvan. Uit die foto’s, waarbij de rechtbank met name wijst op de foto’s op pagina 37 043 van het dossier, valt af te leiden dat de inhoud van de, relatief kleine, aanhangwagen binnen (zeer) korte tijd is te overzien en dat daarin in een tas enkele van de vuurwapens direct waarneembaar zijn. Dat verdachte deze vuurwapens desondanks niet zou hebben waargenomen toen hij de Makitakoffer uit de aanhangwagen haalde en later weer terugplaatste, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
Ook overigens acht de rechtbank de verklaringen van verdachte over de aanhangwagen ongeloofwaardig. Daarbij wijst de rechtbank er nog op dat verdachte bij de politie, bij herhaling, uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij maar beschikte over één sleutel van het slot van de aanhangwagen, terwijl bij verdachte later twee sleutels van dat slot worden aangetroffen. Dat verdachte, nadat hij is geconfronteerd met de bevinding dat er twee passende sleutels bij hem zijn aangetroffen, stelt dat hij zich mogelijk heeft vergist acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Voor de overtuiging dat verdachte de vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad speelt mee dat uit onderzoek naar de telefoon van verdachte blijkt dat op 11 oktober 2015 met deze telefoon op internet is gezocht naar exact het type wapen dat in de aanhangwagen is aangetroffen.
Dat de officier van justitie, zoals de verdediging ter zitting heeft gesteld, ermee bekend was dat kort voor de onderzoeksperiode een Poolse persoon een groot aantal vuurwapens in Nederland heeft ingevoerd en hierbij ook een medeverdachte uit onderhavig onderzoek betrokken was, doet voorts, anders dan de verdediging lijkt te menen, niets af aan de aanwezigheid van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde wapenbezit heeft begaan.
De rechtbank acht gelet op het boven overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 oktober 2015 te Geffen tezamen en in vereniging met een ander, te weten [medeverdachte 4] , opzettelijk 20 kilogram amfetamine, aanwezig heeft gehad en daarnaast acht automatische vuurwapens, twee patroonmagazijnen, elf lopen en munitie voorhanden heeft gehad.
De bewezenverklaring.
Gelet op het voorgaande en op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bijlage met daarin de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 19 augustus 2015 tot en met 23 oktober 2015 in Nederland en België,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders
- onderdelen van een productieopstelling voorhanden gehad, en
- hoeveelheden (laboratorium)benodigdheden gekocht en voorhanden gehad en
- (grote) hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen gekocht en voorhanden gehad, te weten:
- een metalen gehaktmolen en meerdere gasbranders en meerdere maatbekers en meerdere
pH meters en een gasmasker en
- een kunststofbak met trechter en
- tientallen lege jerrycans en lege vaten en lege emmers
- een (geplastificeerde) handleiding om PMK-glycidaat om te zetten naar PMK en
- meerdere vaten/jerrycans bevattende ethanol en aceton en zoutzuur en PMK en
methylester van PMK-glycidezuur en
- een zak bevattende caustic soda,
(alle) aangetroffen op de [adres 3] , gemeente [gemeente 1] , op 2 oktober 2015
- een gasfles en meerdere tapkranen en mondkapjes en grote vaten en trechter(s),maatbeker(s) en pH-meter(s)
- meerdere vaten/jerrycans bevattende ethanol en isopropanol en mierenzuur en amfetamine
en ethylacetaat en BMK en N-formylamfetamine en
- een jerrycan bevattende hexaan en
- tientallen lege jerrycans en vaten en emmers
(alle) aangetroffen op de [adres 4] , gemeente Oss, op 23 oktober 2015
en
- vaten/jerrycans bevattende ethylacetaat en mierenzuur en methanol en GBL en GABA en
zwavelzuur en zoutzuur en
- meerdere zakken bevattende caustic soda en calcium chloride en
- een doos vacuümzakken
(alle) aangetroffen op de [adres 2] te [gemeente 2] op 23 oktober 2015
waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten, dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2.
in de periode van 7 september 2015 tot en met 23 oktober 2015 te Geffen, gemeente Oss,
tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad 20 kilogram,
van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
op 23 oktober 2015 te Geffen, gemeente Oss, wapens van categorie II, te weten:
- acht, (automatische)vuurwapens van het merk: CZ, model: SA vz 61, type: Scorpion en
- twee patroonmagazijnen (kaliber 7.65 X 17 mm) en
- elf lopen ten behoeve van een vuurwapen CZ SA vz 61, type: Scorpion
en munitie van categorie III, te weten 76 kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3: gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Gelet op alle feiten, de geringe rol van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, verzoekt de verdediging de rechtbank om de eis van de officier van justitie fors te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode gelegen tussen 19 augustus 2015 en 23 oktober 2015 in Nederland en België schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van synthetische drugs en heeft twintig kilo amfetamine voorhanden gehad. Het is algemeen bekend dat synthetische drugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
De rechtbank betrekt voorts bij haar oordeel dat verdachte de door hem gepleegde strafbare feiten heeft gepleegd in georganiseerd verband waarbij verdachte op momenten een initiërende rol vervulde. Verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en zich niets aangetrokken van de eventueel nadelige gevolgen van zijn handelen.
Daarnaast heeft verdachte op 23 oktober 2015 maar liefst acht (semiautomatische) vuurwapens, losse lopen, patroonmagazijnen, een geluidsdemper en munitie voorhanden gehad (waarbij de rechtbank voor de strafmaat de zeven vuurwapens zonder loop en de zeven op die vuurwapens passende losse lopen tezamen als zeven vuurwapens beschouwt). Het is een feit van algemene bekendheid dat de productie/handel in (hard)drugs met regelmaat gepaard gaat met fors geweld, zoals ripdeals en liquidaties. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in zijn nadeel rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 februari 2017 volgt dat verdachte in het verleden eerder meerdere malen onherroepelijk werd veroordeeld ter zake van zowel overtreding van de Opiumwet als de Wet wapens en munitie, zij het dat de laatste veroordeling dateert van september 2010.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank voorts voor wat betreft het onder 3 tenlastegelegde aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Deze oriëntatiepunten houden voor het voorhanden hebben van één automatisch vuurwapen reeds een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden in. Als straf verhogende factoren kunnen naast de hiervoor genoemde recidive vervolgens nog worden aangemerkt dat tevens geluiddempers, patroonmagazijnen en patronen zijn aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank een vrijheidsbeneming van lange duur op zijn plaats.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.