ECLI:NL:RBOBR:2017:2116

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
01/880158-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en voorbereidingshandelingen voor synthetische drugs

Op 12 april 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van 50 kilogram amfetamine en voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van synthetische drugs. De zaak werd aanhangig gemaakt op 5 januari 2016 en betrof feiten die zich afspeelden tussen 19 augustus 2015 en 23 oktober 2015 in verschillende gemeenten in Nederland en België. Tijdens het onderzoek zijn op meerdere locaties chemicaliën en materialen aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen die bestemd waren voor het plegen van de feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van het voorarrest. De verdachte had eerder ook al een veroordeling voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/880158-15
Datum uitspraak: 12 april 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
wonende te [adresgegevens 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2016, 20 april 2016, 1 juni 2016, 29 augustus 2016, 2 november 2016, 9 maart 2017, 10 maart 2017 en 29 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 januari 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 november 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 augustus 2015 tot en met 23 oktober 2015 in de plaats(en)/gemeente(n) Geffen, gemeente Oss en/of Schaijk, gemeente Landerd, en/of in een of meerdere (andere) gemeente(n) in Nederland en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal
bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, en/of cocaïne zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA en/of cocaïne (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (telkens) een of meer ander(en) heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- (telkens) zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- (telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en)
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens)
- meerdere, althans een, pand(en) en/of bedrijfruimte(n) en/of (bedrijfs)voertuig(en) gehuurd en/of laten huren ten behoeve van de opslag grondstoffen/chemicaliën en/of voorwerpen die benodigd zijn, althans kan/kunnen worden gebruikt bij/voor de bereiding, verwerking en/of vervaardiging van amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, en/of cocaïne, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
en/of
- meerdere, althans een, onderde(e)l(en) van een productieopstelling gekocht en/of voorhanden gehad, en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) (laboratorium)benodigdheden gekocht en/of voorhanden gehad en/of
- (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) chemicaliën/grondstoffen gekocht en/of vervoerd en/of voorhanden gehad, te weten:
- een metalen gehaktmolen en/of meerdere gasbranders en/of meerdere maatbekers en/of meerdere pH meters en/of een gasmasker en/of
- een kunstofbak met trechter en/of
- tientallen lege jerrycans en/of lege vaten en/of lege emmers
- een (geplastificeerde) handleiding om PMK-glycidaat om te zetten naar PMK en/of
- meerdere vaten/jerrycans bevattende ethanol en/of aceton en/of zoutzuur en/of PMK en/of methylester van PMK-glycidezuur en/of natriumcarbonaat en/of
- meerdere zakken bevattende caustic soda,
(allen) aangetroffen op de [adresgegevens 2] , gemeente [gemeente 1] op 2 oktober 2015(zaakdossier 1)
en/of,
- een gasfles en/of meerdere tapkranen en/of mondkapjes en/of grote vaten en/of trechter(s) en/of maatbeker(s) en/of pH-meter(s)
- meerdere vaten/jerrycan(s) bevattende ethanol en/of isopropanol en/of mierenzuur en/of amfetamine en/of ethylacetaat en/of BMK en/of N-formylamfetamine en/of - een jerrycan bevattende hexaan en/of een jerrycan bevattende alcohol en/of
- meerdere zakken Tricel soda en/of
- tientallen lege jerrycans en/of vaten en/of emmers
(allen) aangetroffen op de [adresgegevens 4] , gemeente [gemeente 2] op 23 oktober 2015(zaakdossier 4)
en/of,
- een of meerdere vaten/jerrycans bevattende ethylacetaat en/of mierenzuur en/of methanol en/of GBL en/of en/of GABA zwavelzuur en/of zoutzuur en/of
- meerdere zakken bevattende caustic soda en/of calcium chloride en/of
- een doos vacuümzakken
(allen) aangetroffen op de [adresgegevens 3] op 23 oktober 2015(zaakdossier 9),
waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen
had(den) te vermoeden, dat dat/die goed(eren) bestemd was/waren tot het plegen
(artikel 10a Opiumwet jo. artikel 47 Wetboek van Strafrecht)
van dat/die feit(en);
2.
hij op of omstreeks 23 oktober 2015 te Niftrik, gemeente Wijchen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(zaakdossier 2)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich met betrekking tot feit 1 op het standpunt dat de uitzonderingsregel (te weten de Wet voorkoming misbruik chemicaliën) had moeten prevaleren boven de algemene regel welke ten laste is gelegd, ofwel
lex specialis derogat legi generali. Gelet op vorenstaande bepleit de verdediging niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in reactie op dit verweer benadrukt dat het feit zoals ten laste gelegd niet enkel ziet op de grondstoffen. Er is terdege geproduceerd. Bovendien betreft de Opiumwet een ander beschermd belang dan de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Dit betekent dat het openbaar ministerie ontvankelijk is.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank ziet niet in op welke wijze hetgeen verdachte onder 1 ten laste is gelegd tevens valt onder het bereik van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Dit is door de raadsman niet nader geconcretiseerd. Gelet hierop zal dit verweer worden verworpen.
Ook overigens kan de officier van justitie in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het medeplegen van:
  • voorbereidingshandelingen van de productie van synthetische drugs (feit 1);
  • het aanwezig hebben van amfetamine (feit 2);
Bronnen.
Een eindproces-verbaal van de eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Ondermijning, documentcode OBRA15226- [onderzoeksnaam] / OBRAA 15226, afgesloten d.d. 29 januari 2016 en onder meer bevattende:
een algemeen dossier van de Eenheid Oost-Brabant Dienst Regionale Recherche
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] , afgesloten 29 januari 2016 (dossier A). Dit dossier bevat een verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden;
persoonsdossiers van de Eenheid Oost-Brabant Dienst Regionale Recherche
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] (dossier B). Deze dossiers bevatten een
verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden;
zaaksdossiers van de Eenheid Oost-Brabant Dienst Regionale Recherche
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] (dossier C). Deze dossiers bevatten een
verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Integrale bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Het oordeel van de rechtbank.

Feit 1 voorbereidingshandelingen Opiumwet.

Partiële vrijspraak.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte, al dan niet in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, een of meer panden, bedrijfsruimten en/of bedrijfswagens heeft gehuurd of laten huren. Voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een strafrechtelijk relevante rol van verdachte als (mede)pleger bij deze handelingen ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank. Voorts biedt het dossier en het verhandelde ter zitting geen aanknopingspunten om bewezen te kunnen achten dat ook sprake was van handelingen gericht op cocaïne. De rechtbank is verder niet duidelijk geworden of de tenlastegelegde Tricel soda een rol speelt of kan spelen bij de productie van de tenlastegelegde synthetische drugs. Van de desbetreffende onderdelen van de tenlastelegging zal verdachte daarom telkens worden vrijgesproken. Tot slot is sprake van een dubbeling in de tenlastelegging daar waar (voor de locatie [adresgegevens 4] ) enerzijds melding wordt gemaakt van vaten/jerrycan(s) bevattende ethanol en anderzijds van een jerrycan bevattende alcohol. De rechtbank zal alleen de eerstgenoemde vaten/jerrycan(s) bewezen verklaren.
Met betrekking tot de [adresgegevens 2] is de rechtbank voorts, anders dan de officier van justitie, maar met de verdediging, van oordeel dat uit het dossier en verhandelde ter terechtzitting niet volgt dat verdachte enige relevante betrokkenheid heeft gehad bij het nog niet volledig in gebruik zijnde conversie laboratorium aangetroffen in een loods aan de [adresgegevens 2] . De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen het deel van de tenlastelegging onder feit 1 dat ziet op de [adresgegevens 2] , zodat de verdachte van dat deel behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen.
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af.
[adresgegevens 4] .
Op 23 oktober 2015 werd in een deel van een loods gelegen aan de [adresgegevens 4] een opslagplaats voor chemicaliën aangetroffen.
In voornoemd pand zijn tijdens de doorzoeking (onder meer) de navolgende voorwerpen / stoffen aangetroffen, bemonsterd en nader door het NFI onderzocht, met als resultaat:
een zwarte vijf liter emmer met amfetamine en N-formylamfetamine;
drie witte vijf liter jerrycans met ethanol;
emmers met restanten bevattende amfetamine in water;
een witte vijfentwintig liter jerrycan; bevat amfetamine;
zes metalen oranje 200 liter vaten; bevat amfetamine;
een witte vijfentwintig liter jerrycan; bevat ethylacetaat.
Volgens deskundige dr. J.W. Hulshof van het NFI is N-formylamfetamine (zie 1) een tussenproduct in de vervaardiging van amfetamine uit BMK volgens de Leuckartmethode.
Deskundige ing. A.B.M. van Esch van het NFI stelt dat in een deel van het onderzoeksmateriaal amfetamine werd aangetoond. Een deel van het onderzoeksmateriaal is te relateren aan (afval van) de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode.
Voorts werden op voornoemd perceel een gasfles, meerdere tapkranen, mondkapjes, grote vaten, trechters, maatbekers en Ph-meters aangetroffen. Alsook vaten / emmers gevuld met ethanol, isopropanol, mierenzuur, amfetamine, ethylacetaat, BMK, N-formylamfetamine en hexaan. Een van de emmers bevatte een restant vloeistof dat rook naar de ambtshalve bekende geur van amfetamine, aldus verbalisanten. Naast het bovengenoemde werden ook nog lege jerrycans, vaten en emmers aangetroffen.
De rechtbank leidt uit de op [adresgegevens 4] aangetroffen voorwerpen en (afval-)stoffen en de door de betrokken verbalisanten aldaar waargenomen ambtshalve bekende geur van amfetamine af dat sprake is geweest van een reeds (vermoedelijk op een andere locatie) gerealiseerd productieproces van amfetamine. Daarnaast werden er grondstoffen opgeslagen die voor een dergelijk productieproces benodigd zijn.
[adresgegevens 3] .
Op 23 oktober 2015 zijn tijdens een doorzoeking in een garagebox gelegen aan de [adresgegevens 3] jerrycans met zoutzuur, zwavelzuur, GHB, GABA, GBL, methanol, mierenzuur, twaalf zakken met Caustic Soda, vier zakken met Calcium Chloride en een doos met vacuümzakken aangetroffen.
De hierboven genoemde aangetroffen stoffen zijn bemonsterd en nader onderzocht door het NFI met als resultaat:
zeven vijfentwintig liter jerrycans met mierenzuur;
vijftig vijfentwintig liter jerrycans met ethylacetaat;
vijftig vijfentwintig liter jerrycans met ethylacetaat;
vijftig vijfentwintig liter jerrycans met ethylacetaat;
een witte vijfentwintig liter jerrycan met geconcentreerd zoutzuur;
twee vijfentwintig liter jerrycans met methanol;
een 20 liter jerrycan met geconcentreerd zwavelzuur;
een 25 liter jerrycan met GHB en GABA (beide als methylester) en GBL in water / methanol.
Volgens deskundige dr. J.D.J. van den Berg van het NFI kan GHB in een waterige oplossing worden gevormd uit GBL en andersom: in een GHB-oplossing kan GBL ontstaan. Het evenwicht tussen deze processen is onder andere afhankelijk van de zuurgraad van de oplossing. GABA vormt op eenzelfde wijze een evenwicht met 2-pyrrolidinon. In combinatie met methanol kunnen GBL en 2-pyrrolidinon omgezet worden in de methyl ester van respectievelijk GHB en GABA.
De rechtbank leidt uit de in de garagebox aan de [adresgegevens 3] aangetroffen voorwerpen en stoffen af dat sprake is geweest van een opslag voor voorwerpen / stoffen bestemd voor het productieproces van synthetische drugs.
Handelingen verdachte en medeverdachten.
Uit observaties die gedurende de periode gelegen tussen 19 augustus 2015 tot en met 23 oktober 2015 hebben plaatsgevonden, volgt dat verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] regelmatig samen zijn gezien, ook op de hiervoor genoemde locaties. Uit observatie is gebleken dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] op 28 augustus 2015 met een bestelauto jerrycans heeft ingeladen bij [medewerker 2] in [gemeente 3] en vervolgens (uiteindelijk) is gereden naar de loods aan de [adresgegevens 4] en daar (gevulde) jerrycans heeft uitgeladen.
Ook is gefilmd dat verdachte op 22 oktober 2015 op die locatie met medeverdachte [medeverdachte 1] stond te praten.
Bij verdachte thuis is een sleutel aangetroffen van de garagebox aan de [adresgegevens 3] . Ter zitting verklaarde hij over het voorhanden hebben van de sleutel aarzelend en wisselend. Verdachte heeft hierover derhalve geen plausibele en consistente verklaring kunnen of willen geven.
Voorts volgt uit onderzoek van telecommunicatie dat verdachte telefonisch bestellingen plaatste bij [groothandel] in België. Verdachte, [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] reden vervolgens, al dan niet te samen, met enige regelmaat in gehuurde bussen, naar [groothandel] . Aldaar kochten zij grote hoeveelheden chemicaliën, zoals natriumcarbonaat (375 kilogram), ethylacetaat (3.800 liter), aceton (1.400 liter), mierenzuur (250 kilogram) en zwavelzuur (216 kilogram). Deze aankopen werden door verdachten contant betaald. Zij gebruikten hierbij niet hun eigen naam en lieten geen factuur opmaken. Uit de verklaringen van medewerker [medewerker 1] van [medewerker 2] valt af te leiden dat hij de persoon die zich [betrokkene] noemde het vaakst heeft gezien en dat deze persoon verdachte betrof. Vervolgens reden verdachte en medeverdachten met die chemicaliën terug naar Nederland. Tijdens de doorzoeking op 2 oktober 2015 en 23 oktober 2015 werden op diverse locaties in Nederland (restanten van) soortgelijke chemicaliën in soortgelijke vaten aangetroffen, alsmede hardware welke is benodigd voor de productie van synthetische drugs.
Verdachte heeft aangevoerd dat hem een te grote rol wordt toegedicht. Het gaat om niet meer dan de inkoop en het vervoer van op zich legale goederen. Voor voorbereidingshandelingen is onvoldoende bewijs. Er zijn geen in bedrijf zijnde laboratoria aangetroffen en er zijn slechts residuen van het eindproduct aangetroffen. Verdachte is nooit sjouwend met goederen gezien en zijn DNA is evenmin aangetroffen. Dat bij hem thuis 50 kilogram amfetamine is aangetroffen zegt ook niets over de betrokkenheid van verdachte bij het onder 1 ten laste gelegde. Verdachte heeft zich volgens de verdediging daarom niet aan het onder 1 ten laste gelegde schuldig gemaakt.
De rechtbank overweegt daarover dat het verdachte was die de goederen in België bestelde en dat hij het meest is gezien door de verkoper. Verder is verdachte in de desbetreffende periode veel samen gezien met medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte is voorts, zoals hiervóór nader aangeduid, gedurende een langere periode een- of meermalen in de loodsen/ruimtes op de verschillende aan de productie van synthetische drugs gerelateerde locaties te [gemeente 2] en [gemeente 4] geweest, dan wel had hij een sleutel die toegang had tot een dergelijke ruimte in zijn bezit.
Uit de hiervoor opgesomde omstandigheden blijkt dat verdachte toegang had tot die locaties en tot de daar aanwezige goederen die in verband met de productie van synthetische drugs worden gebracht en deze goederen in een aantal gevallen ook aantoonbaar daar heeft binnengebracht.
Het samenstel van goederen en het beschikbaar hebben van eindproduct, zoals hierna onder feit 2 bewezenverklaard, alsmede het ontbreken van een aannemelijke en verifieerbare verklaring voor een legale bestemming van de door verdachte aangekochte goederen en de goederen die zich in de loodsen bevonden, leiden de rechtbank tot de conclusie dat verdachte heel goed wist waar de goederen toe dienden.
Conclusie.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders dan dat verdachte de bewezenverklaarde gedragingen heeft verricht met het opzet op de voorbereiding of bevordering van handelingen met betrekking tot synthetische drugs zoals tenlastegelegd.
Medeplegen
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank voorts dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en in ieder geval zijn medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , welke samenwerking in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Men heeft, in wisselende samenstellingen, voorwerpen en stoffen aangeschaft, vervoerd, in-, uit- en overgeladen en schoongemaakt. Hieruit kan het opzet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en deze beide medeverdachten volgen. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen het onder feit 1 ten laste gelegde zoals hierna bewezen verklaard.

Feit 2 aanwezig hebben amfetamine.

Op 23 oktober 2015 zijn in de schuur behorende bij de woning op het [adresgegevens 5] drie zogenoemde bigshoppers in beslag genomen. In die bigshoppers zaten in totaal vijftig soortgelijke plastic doorzichtige bewaarbakjes met daarin een witte substantie. Verdachte woonde op genoemd adres. De inhoud van vijf bakjes zijn bemonsterd en door het NFI onderzocht en blijkt telkens amfetamine te bevatten. De rechtbank gaat ervan uit dat de witte substantie in de andere vijfenveertig (identieke) bakjes ook amfetamine bevatte.
De partner van verdachte heeft desgevraagd bij de politie aangegeven dat de schuur afgesloten is en alleen zij en haar partner toegang hebben tot de desbetreffende schuur. Verdachte heeft in de verhoren bij de politie over dit feit aangegeven dat zijn vrouw niets van deze zaak wist en zich verder beroepen op zijn zwijgrecht. Eerst ter terechtzitting heeft verdachte gesteld dat hij, buiten medeweten van zijn vrouw, een sleutel van de schuur heeft gegeven aan een derde persoon, zodat deze bepaalde goederen uit die schuur zou kunnen pakken en dat deze persoon mogelijk de tassen waarin de amfetamine is gevonden in de schuur heeft neergezet. De rechtbank acht deze ter terechtzitting afgelegde verklaring ongeloofwaardig. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte geen verdere gegevens over deze derde persoon heeft willen verschaffen, zodat de verklaring niet verifieerbaar is te noemen. Voorts weegt de rechtbank mee het (zeer) late tijdstip waarop verdachte met zijn verklaring over een derde persoon is gekomen, zonder dat verdachte een plausibele verklaring heeft gegeven voor dit late tijdstip. Bovendien komt het de rechtbank ook niet logisch voor dat, om de door hem bedoelde goederen in de schuur aan een derde persoon te verschaffen, het noodzakelijk zou zijn om die persoon een sleutel te verschaffen in plaats van eenvoudigweg de desbetreffende goederen aan de derde persoon ter hand te stellen. Gelet op de ongeloofwaardigheid van de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring acht de rechtbank, afgaande op de door de partner van verdachte bij de politie ter zake afgelegde verklaring, aannemelijk dat enkel verdachte en zijn partner toegang hadden tot de schuur. Voorts stelt de rechtbank vast dat zowel de partner van verdachte als verdachte hebben verklaard dat de partner niets te maken heeft met de amfetamine en dat verdachte op de vraag of hij zelf daar iets mee te maken heeft zich bij de politie heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Gelet op het vorenstaande, bijeengenomen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat, alleen, verdachte amfetamine aanwezig heeft gehad zoals onder 2 tenlastegelegd. Daarbij speelt voor de overtuiging van de rechtbank een rol dat de amfetamine verpakt zat in pakjes die soortgelijk zijn aan de onder medeverdachte [medeverdachte 1] aangetroffen bakjes, met wie verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een ander Opiumwetdelict (feit 1).
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen het onder feit 2 ten laste gelegde zoals hierna bewezen verklaard.

De bewezenverklaring.

Gelet op het voorgaande en op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bijlage met daarin de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
in de periode van 19 augustus 2015 tot en met 23 oktober 2015 in Nederland en België,
tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken,
verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van
Nederland brengen van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl MDA (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- (telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders
- onderdelen van een productieopstelling voorhanden gehad, en
- hoeveelheden (laboratorium)benodigdheden gekocht en voorhanden gehad en
- (grote) hoeveelheden chemicaliën/grondstoffen gekocht en voorhanden gehad, te weten:
- een gasfles en meerdere tapkranen en mondkapjes en grote vaten en trechter(s),

maatbeker(s) en pH-meter(s)

- meerdere vaten/jerrycans bevattende ethanol en isopropanol en mierenzuur en amfetamine

en ethylacetaat en BMK en N-formylamfetamine en - een jerrycan bevattende hexaan en

- tientallen lege jerrycans en vaten en emmers
(alle) aangetroffen op de [adresgegevens 4] , gemeente [gemeente 2] op 23 oktober 2015
en
- vaten/jerrycans bevattende ethylacetaat en mierenzuur en methanol en GBL en GABA en

zwavelzuur en zoutzuur en

- meerdere zakken bevattende caustic soda en calcium chloride en
- een doos vacuümzakken
(alle) aangetroffen op de [adresgegevens 3] op 23 oktober 2015
waarvan verdachte en verdachtes mededaders wisten, dat die goederen bestemd waren tot het plegen van die feiten;
2.
op 23 oktober 2015 te Niftrik, gemeente Wijchen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50 kilogram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 en 2, alsmede de ad info gevoegde feiten:
gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de rol van verdachte bij de geconstateerde feiten (onderlaag) en de ten laste gelegde periode is de eis disproportioneel. De verdediging verzoekt de rechtbank om, bij bewezenverklaring, de straf te matigen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van synthetische drugs. Daarnaast heeft verdachte, uit straftoemetingsoogpunt het zwaarste feit, een hoeveelheid van maar liefst 50 kilogram amfetamine aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat synthetische drugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen.
De rechtbank betrekt voorts bij haar oordeel dat verdachte het door hem gepleegde strafbare feiten als bewezenverklaard onder 1 heeft gepleegd in georganiseerd verband, alsmede dat verdachte bij het plegen van de feiten heeft gehandeld uit puur winstbejag en zich niets heeft aangetrokken van de eventueel nadelige gevolgen van zijn handelen. Voor wat betreft de rol van verdachte in het georganiseerd verband gaat de rechtbank er overigens van uit dat verdachte een wat kleinere rol heeft gespeeld dan medeverdachte [medeverdachte 1] . Ook acht de rechtbank enkel bewezen dat verdachte strafbare betrokkenheid had bij twee van de drie locaties zoals deze in het onder 1 tenlastegelegde worden genoemd.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de
strafbare feiten die ad informandum zijn vermeld op de inleidende dagvaarding, voor
welke feiten verdachte niet afzonderlijk is of zal worden vervolgd.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in zijn nadeel rekening met de omstandigheid dat uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2017 volgt dat verdachte in 2008 is veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor onder meer overtreding van de Opiumwet.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
De rechtbank zal daarmee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen, mede gelet op de beperktere rol die de rechtbank verdachte toedicht zoals hiervoor gemeld, de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Voorlopige hechtenis.

De verdediging heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis, die eindigt op het moment van de uitspraak, voor onbepaalde tijd te laten voortduren. Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de daarvoor op te leggen straf zal de rechtbank het verzoek tot (hernieuwde) schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen omdat zij van oordeel is dat het belang van de strafvordering en het belang dat de maatschappij heeft bij het voortduren van de voorlopige hechtenis moeten prevaleren boven het belang dat verdachte heeft bij (hernieuwde) schorsing van de voorlopige hechtenis.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 57
Opiumwet art. 2, 10, 10a.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

Ten aanzien van feit 1:medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen door voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.Ten aanzien van feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf.

Ten aanzien van feit 1, feit 2:gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de navolgende ad informandum gevoegde feiten:
- het op 23 oktober 2015 te Niftrik, gemeente Wijchen voorhanden hebben van een op een
wapen gelijkend voorwerp, categorie I onder 7;
- het op 23 oktober 2015 te Geffen, gemeente Oss voorhanden hebben van een wapen van
categorie II onder 6 (CS-gas bus).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. E. Boersma, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 12 april 2017.