ECLI:NL:RBOBR:2017:2114

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
11 april 2017
Zaaknummer
01/865126-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine en vrijspraak voorhanden hebben wapens

Op 12 april 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van 20 kilogram amfetamine en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte werd vrijgesproken van het voorhanden hebben van wapens, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat hij deze wapens voorhanden had. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de relevante datum bij de aanhangwagen was waar de wapens waren aangetroffen.

Wat betreft het aanwezig hebben van amfetamine, oordeelde de rechtbank dat de verdachte wel voorwaardelijk opzet had op het bezit van de amfetamine. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in de periode van 7 september 2015 tot en met 23 oktober 2015 opzettelijk 20 kilogram amfetamine aanwezig had in een aanhangwagen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de hoeveelheid drugs en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De uitspraak benadrukte de schadelijke gevolgen van het handelen van de verdachte voor de maatschappij en de gebruikers van de drugs.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865126-15
Datum uitspraak: 12 april 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2016, 20 april 2016, 1 juni 2016, 2 november 2016, 9 maart 2017, 10 maart 2017 en 29 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 januari 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 2 november 2016 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2015 tot en met 23 oktober 2015 te Geffen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens van categorie II, te weten:
- acht, althans een of meerdere, (automatische)vuurwapens van het merk: CZ, model: SA vz 61, type: Scorpion en/of - twee patroonmagazijnen (kaliber 7.65 X 17 mm) en/of
- twaalf, althans een of meerdere, lo(o)p(en) ten behoeve van een vuurwapen CZ SA vz 61, type: Scorpion
en/of munitie van categorie III, te weten 76 kogelpatronen
voorhanden heeft gehad;
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;(zaakdossier 8)
2.
hij in of omstreeks de periode van 7 september 2015 tot en met 23 oktober 2015 te Geffen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 20 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
(zaakdossier 7)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsbeslissing.

Feit 1 voorhanden hebben wapens en munitie.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft verweer gevoerd en bepleit vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 7 september 2015 een aanhangwagen heeft gestald bij [stalling] gelegen aan de [vestigingsplaats] . Ná 7 september 2015 heeft verdachte meermalen bakjes met speed uit voornoemde aanhangwagen gehaald. Hij heeft echter aangevoerd dat hij ruim twee weken voor de vondst van de wapens op 23 oktober 2015 niet meer bij het aanhangwagentje is geweest en dat niet duidelijk is wanneer de wapens in dat aanhangwagentje zijn geplaatst. Hij heeft geen weet van de wapens gehad en ook geen beschikkingsmacht.
[getuige 1] , eigenaresse van [stalling] heeft verklaard dat verdachte op 22 oktober 2015 om ongeveer 17:00 uur nog op haar terrein is geweest. Er zijn daarnaast een drietal getuigen die verklaren dat verdachte op die datum op een feest bij ‘t Tunneke te Heesch was. Voorts volgt uit het dossier dat de gsm van verdachte op 22 oktober 2015 de zendmast nabij de [vestigingsplaats] niet heeft aangestraald.
Nu enkel de verklaring van [getuige 1] wijst in de richting van aanwezigheid van verdachte op 22 oktober 2015 en dit verder niet wordt ondersteund door objectieve bewijsmiddelen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte op 22 oktober 2015 bij de aanhangwagen te [gemeente 1] is geweest en moet de rechtbank in het midden laten wanneer verdachte daadwerkelijk voor het laatst bij de aanhangwagen was.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat dat aan de hand van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld wanneer de vuurwapens en kogelpatronen in de aanhangwagen zijn geplaatst.
Uit het dossier volgt derhalve niet dat de vuurwapens en kogelpatronen zich in de aanhangwagen bevonden op het moment dat verdachte voor het laatst bij / in de aanhangwagen is geweest.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat bewijs ontbreekt dat verdachte de wapens en munitie voorhanden heeft gehad zoals bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. Gelet op vorenstaande acht de rechtbank het onder feit 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.

Feit 2 aanwezig hebben amfetamine.

Inleiding.
Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het medeplegen van:
- het aanwezig hebben van amfetamine (feit 2).
Bronnen.
Een eindproces-verbaal van de eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche, Team Ondermijning, documentcode OBRA15226- [onderzoeksnaam] / OBRAA 15226, afgesloten d.d. 29 januari 2016 en onder meer bevattende:
een algemeen dossier van de Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche,
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] , afgesloten 29 januari 2016, (dossier A). Dit dossier bevat een verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden;
persoonsdossiers van de Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche,
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] (dossier B) Deze dossiers bevatten een
verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden;
zaaksdossiers van de Eenheid Oost-Brabant, Dienst Regionale Recherche,
onderzoek OBRAA15226- [onderzoeksnaam] (dossier C) Deze dossiers bevatten een
verzameling van wettig opgemaakte processen-verbaal die in de onderhavige zaak in het kader van het opsporingsonderzoek zijn opgemaakt, alsmede andere bescheiden.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan. Deze uitwerking is als bijlage bij dit vonnis gevoegd en de inhoud van die bijlage dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het ten laste gelegde onder 2 is wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging.
Het kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte in de periode gelegen tussen 7 september 2015 en 23 oktober 2015 de concrete hoeveelheid van twintig kilogram amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank.
Op 7 september 2015 heeft verdachte een aanhangwagen gestald op [stalling] gelegen aan de [vestigingsplaats] . Het bijbehorende contract heeft verdachte ondertekend met de [valse naam] . Tegen de eigenaresse, mevrouw [getuige 1] , zei verdachte dat ook [medeverdachte 1] wel eens in de aanhangwagen moest zijn en dat niet alleen verdachte, maar ook die [medeverdachte 1] in het bezit was van een sleutel. Verdachte heeft de sleutel weggegooid toen hij hoorde dat de aanhanger door de politie in beslag genomen was. [getuige 1] nam verdachte wel zo’n vier keer per week bij de aanhangwagen waar. Ook [medeverdachte 1] heeft zij minimaal drie maal bij de aanhangwagen gezien. Verdachte stelt dat hij acht bakjes met speed in de aanhangwagen heeft geplaatst.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in opdracht wel eens speed bij de aanhangwagen ging halen; hij kreeg daar dan een paar tientjes voor. Verdachte stelt dat hij zo’n twaalf keer bij de aanhangwagen is geweest.
Tijdens de doorzoeking op 23 oktober 2015 werden in voornoemde aanhangwagen, gestald op [stalling] , in een bigshopper van de supermarkt Coop twaalf witte plastic bakjes met blauw deksel aangetroffen met daarin een witte substantie. Ook in een in de aanhangwagen aangetroffen witte bigshopper van de winkel Big Bazar werden acht witte bakjes met een blauw deksel met inhoud aangetroffen. Uit nader onderzoek bleek dat het een hoeveelheid van in totaal twintig kilogram amfetamine betrof.
Voorwaardelijk opzet.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij op 23 oktober 2015 niet bij de aanhangwagen te [gemeente 1] is geweest; hij wist niet dat er zich twintig kilogram amfetamine in die aanhangwagen bevond.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte en diens medeverdachte in het bezit waren van een sleutel van de aanhangwagen en vrije toegang tot die aanhangwagen hadden en tijdens de ten laste gelegde periode meermalen bij die aanhangwagen zijn geweest. Uit het feit dat verdachte volgens eigen zeggen twaalf keer bij de aanhangwagen is geweest om een of meer bakjes met speed te halen, maar zelf slechts acht bakjes in de aanhangwagen had geplaatst, leidt de rechtbank reeds af dat verdachte wist dat de hoeveelheid speed welke zich in de aanhangwagen bevond telkens wisselde. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij zag dat er af en toe een nieuwe lading in de aanhangwagen was geplaatst en dat er ook wel eens bakjes met groene of anderskleurige deksels in de aanhangwagen stonden.
Uit die omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte kennelijk niet elke keer dat hij bij de aanhangwagen was controleerde hoeveel bakjes erin stonden. Dit betekent dat hij willens en wetens de kans heeft aanvaard dat er meer dan acht bakjes amfetamine in de aanhangwagen stonden opgeslagen. Gelet op het formaat van de aanhangwagen was ook een aantal van twintig bakjes ook zeer wel mogelijk. Dit betekent dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte – minst genomen – voorwaardelijk opzet heeft gehad op het aanwezig hebben van twintig kilogram amfetamine.
De rechtbank acht op basis van het bovenstaande tevens bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander 20 kilogram amfetamine aanwezig heeft gehad.
Periode.
Verdachte meent dat niet de hele periode bewezen kan worden nu hij al ruim twee weken voor 23 oktober 2015 niet meer op het terrein is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat de gehele periode wel voor bewezenverklaring in aanmerking komt omdat vast staat dat verdachte op het moment van inbeslagname van de aanhangwagen nog immer in het bezit was van de sleutel van de aanhangwagen. Hij had voorts de aanhangwagen op het stallingsterrein geplaatst, hij had er toegang toe en hij wist dat daar amfetamine in werd opgeslagen.
Gelet op het voorgaande strekt het voorwaardelijk opzet zich uit over de gehele ten laste gelegde periode.
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Gelet op het voorgaande en op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bijlage met daarin de uitgewerkte bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
2.
in de periode van 7 september 2015 tot en met 23 oktober 2015 te Geffen, gemeente Oss, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 20 kilogram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 en 2: gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar en 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging verzoekt de rechtbank te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Mocht de rechtbank voorts van oordeel zijn dat een voorwaardelijk strafdeel dient te worden opgelegd, verzoekt de verdediging de rechtbank om te volstaan met een geheel voorwaardelijke werkstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straf die voor een soortgelijk feit wordt opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
In de periode gelegen tussen 7 september 2015 tot en met 23 oktober 2015 heeft verdachte opzettelijk 20 kilogram amfetamine aanwezig gehad in een aanhangwagen. Het is algemeen bekend dat die verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de gebruikers.
De rechtbank weegt zwaar mee dat verdachte het onderhavige strafbare feit heeft gepleegd ten tijde van en zeer kort na een eerdere veroordeling, te weten op 8 september 2015 (eerste aanleg) voor overtreding van de Opiumwet, waarbij aan hem een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf werd opgelegd. Voorts volgt uit het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 februari 2017 dat verdachte in 2013 ook al voor onder meer overtreding van de Opiumwet werd veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf, van na te melden duur. Daarbij is met name van belang geweest de hoeveelheid hard drugs die verdachte met een ander voorhanden heeft gehad en de genoemde eerdere veroordelingen. De rol van verdachte, die als die van loopjongen is te omschrijven, en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn in dat licht bezien van onvoldoende gewicht om te volstaan met de door de verdediging bepleite straf of anderszins met een lichtere straf.
De rechtbank zal evenwel een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit vrijspreekt en van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Daarbij betrekt de rechtbank met name de beperkte rol van verdachte in het bewezen verklaarde feit.

Voorlopige hechtenis.

De verdediging heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis, die eindigt op het moment van de uitspraak, voor onbepaalde tijd te laten voortduren. Gezien de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de daarvoor op te leggen straf wijst de rechtbank het verzoek tot (hernieuwde) schorsing van de voorlopige hechtenis af omdat zij van oordeel is dat het belang van de strafvordering en het belang dat de maatschappij heeft bij het voortduren van de voorlopige hechtenis moeten prevaleren boven het belang dat verdachte heeft bij (hernieuwde) schorsing van de voorlopige hechtenis.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen in beslag genomen voorwerpen aan verdachte nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de in beslag genomen goederen.
In beslag genomen geldbedrag van € 3.960,--.
Op 23 oktober 2015 had verdachte een geldbedrag van € 3.960,-- voorhanden. Dit is echter niet onder verdachte in beslag genomen, zodat de rechtbank aangaande dit beslag geen beslissing zal nemen in de zaak tegen verdachte.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 47, 63
Opiumwet art. 2, 10.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het ten laste gelegde onder 2 bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:

Ten aanzien van feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf.

Ten aanzien van feit 2:gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.

Teruggavein beslag genomen goederen, [verdachte]
,[adres] te [gemeente 2] , te weten: - een gsm, te weten een Apple iPhone; - een gsm, te weten een Nokia.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. T. van de Woestijne en mr. E. Boersma, leden,
in tegenwoordigheid van J. Kapteijns, griffier,
en is uitgesproken op 12 april 2017.