In deze zaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 18 januari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1972, heeft gedurende een periode van ongeveer acht jaar in totaal € 380.000,-- verduisterd van haar werkgevers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk geldbedragen heeft verduisterd die toebehoorden aan haar werkgevers, en dat zij zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De voorwaarden voor de voorwaardelijke straf omvatten toezicht van de reclassering en een ambulante behandeling voor psychische problemen. De rechtbank heeft ook een deel van de tenlastelegging, met betrekking tot het witwassen van een specifiek geldbedrag, niet bewezen verklaard en de verdachte daarvan vrijgesproken. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de gepleegde feiten.