5.1.Partijen zijn het erover eens, dat op hun arbeidsovereenkomst de ABU-cao van toepassing is en dat zij op de voet van artikel 19 lid 5 sub a van die cao uitdrukkelijk hebben gekozen voor toepassing van de inlenersbeloning. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de hoogte van de inlenersbeloning vastgesteld dient te worden conform de [inlener] - (ondernemings)cao, zoals [werknemer] stelt, of, zoals [werkgever] aanvoert, conform de informatie die zij van [inlener] heeft ontvangen, te weten de TLN-cao.
5.2.1.Artikel 8 Waadi (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs, Wet van 14 mei 1998, Stb. 1998, 306) is van driekwart-dwingend rechten vormt het uitgangspunt bij de beoordeling van de toepassing van de inlenersbeloning.
Sinds 27 april 2012 luidt artikel 8 Waadi als volgt:
"Artikel 8. Gelijke behandeling
1. De ter beschikking gestelde arbeidskracht heeft recht op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die welke gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt:
a.
met betrekking tot het loon en overige vergoedingen;
b. op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst of andere niet wettelijke bepalingen van algemene strekking die van kracht zijn binnen de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, met betrekking tot de arbeidstijden, daaronder begrepen overwerk, rusttijden, arbeid in nachtdienst, pauzes, de duur van vakantie en het werken op feestdagen.
2. (….)
3. Bij collectieve arbeidsovereenkomst kan worden afgeweken van het eerste en tweede lid, mits:
a. indien de periode gedurende welke wordt afgeweken in duur is beperkt, die overeenkomst voorziet in een regeling op grond waarvan misbruik door elkaar opvolgende perioden van terbeschikkingstelling wordt voorkomen; en
b . indien het een collectieve overeenkomst betreft die van toepassing is op de onderneming waar de terbeschikkingstelling plaatsvindt, die overeenkomstige bepalingen bevat op grond waarvan een werkgever zich ervan moet verzekeren dat de aan zijn onderneming ter beschikking gestelde arbeidskrachten de arbeid verrichten tegen de arbeidsvoorwaarden, genoemd in het eerste lid, die voor deze arbeidskrachten bij die overeenkomst zijn voorgeschreven.”
5.2.2.Uit artikel 8 Waadi volgt dat [werknemer] in beginsel recht heeft op de in lid 1 van die bepaling omschreven inlenersbeloning, maar dat bij cao kan worden afgeweken van die bepaling.
Op de uitzendovereenkomst tussen partijen is de ABU-cao van toepassing. De voor het onderhavige geschil van belang zijnde bepalingen worden hierna besproken.
5.3.1.Artikel 19 lid 5 sub a en sub b van de, algemeen verbindend verklaarde, ABU-cao 2009-2011 luidt als volgt (bron: Ministerie SZW):
“Artikel 19 Beloning
5. Inlenersbeloning
a.
a) In afwijking van het bepaalde in de leden 2,3 en 4a. en 4b. van dit artikel kan de uitzendonderneming met de uitzendkracht overeenkomen de inlenersbeloning toe te passen vanaf de aanvang van de verblijfsduur van de uitzendkracht bij de inlenende onderneming, dit met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 9 lid 4 van de CAO.
Het feitelijk loon bij de toepassing van de inlenersbeloning dient indien de uitzendkracht werkzaam is in fase C minimaal gelijk te zijn aan het terugvalloon. De toepassing van voornoemde inlenersbeloning dient schriftelijk te worden bevestigd aan de uitzendkracht. Indien gekozen is voor toepassing van de inlenersbeloning is het de uitzendonderneming slechts dan toegestaan van deze keuze af te wijken na een onderbreking van de verblijfsduur bij desbetreffende opdrachtgever van 26 weken of meer. Dit impliceert dat indien inlenersbeloning met de uitzendkracht wordt overeengekomen vanaf de eerste dag van de verblijfsduur, dit tevens geldt voor de overige uitzendkrachten van de betrokken uitzendonderneming die dezelfde of nagenoeg dezelfde arbeid verrichten bij dezelfde opdrachtgever.
b) In afwijking van het bepaalde in de leden 2, 3 en 4a. en 4b. wordt nadat de uitzendkracht in 26 weken voor dezelfde uitzendonderneming arbeid heeft verricht ten behoeve van dezelfde opdrachtgever, onafhankelijk van de aard van de werkzaamheden, de rechtens geldende beloning van de werknemer, werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie in dienst van de inlenende onderneming toegekend aan de uitzendkracht. Het feitelijk loon bij de toepassing van de inlenersbeloning dient indien de uitzendkracht werkzaam is in fase C minimaal gelijk te zijn aan het terugvalloon. Deze inlenersbeloning is samengesteld uit de navolgende elementen, overeenkomstig de bepalingen zoals die gelden in de inlenende onderneming:
1. uitsluitend het geldende periodeloon in de schaal;
2. de van toepassing zijnde arbeidsduurverkorting per week/maand/jaar/periode. Deze kan – dit ter keuze van de uitzendonderneming – gecompenseerd worden in tijd en/of geld;
3. Toeslagen voor overwerk, verschoven uren, onregelmatigheid ( waaronder feestdagentoeslag) en ploegentoeslag;
4. Initiële loonsverhoging, hoogte en tijdstip als bij opdrachtgever bepaald;
5. Kostenvergoeding (voor zover de uitzendonderneming deze vrij van loonheffing en premies kan uitbetalen: reiskosten, pensionkosten en andere kosten noodzakelijk vanwege de uitoefening van de functie);
6. Periodieken, hoogte en tijdstip als bij opdrachtgever bepaald. De in dit lid bedoelde telling van 26 weken herbegint na een onderbreking van de verblijfsduur bij desbetreffende opdrachtgever van 26 weken of meer.”
5.3.2.De ABU-cao 2009 – 2011 is met betrekking tot de artikelen 5 tot en met 9, 12 tot en met 17, 30, 31, 42, 43, 51, 52, 55 aangegaan voor een tijdvak van vijf jaar, tot 29 maart 2014. Met betrekking tot alle overige artikelen, alsmede de bijlagen en de protocollen is deze cao aangegaan voor een tijdvak van twee jaar, te weten van 29 maart 2009 tot en met 27 maart 2011. De looptijd van deze artikelen is door cao-partijen op 15 februari 2011 verlengd tot 1 april 2012 en vervolgens van 1 april 2012 tot en met 5 augustus 2012. Laatstelijk is de looptijd verlengd tot en met 4 november 2012.
5.4.1.Vanaf 5 november 2012 luidt de tekst van artikel 19 lid 5 sub a en b van de algemeen verbindend verklaarde ABU-cao 2012-2017 als volgt (bron: Ministerie SZW):
“Inlenersbeloning
a. In afwijking van het bepaalde in de leden 2, 3 en 4a. en 4b. van dit artikel kan de uitzendonderneming met de uitzendkracht overeenkomen de inlenersbeloning toe te passen vanaf de aanvang van de verblijfsduur van de uitzendkracht bij de inlenende onderneming. Dit met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 9 lid 4 van de CAO.
Het feitelijk loon bij de toepassing van de inlenersbeloning dient indien de uitzendkracht
werkzaam is in fase C minimaal gelijk te zijn aan het terugvalloon*. De toepassing
van voornoemde inlenersbeloning dient schriftelijk te worden bevestigd aan de uitzendkracht.
Indien gekozen is voor toepassing van de inlenersbeloning is het de uitzendonderneming
slechts dan toegestaan van deze keuze af te wijken na een onderbreking van de verblijfsduur bij desbetreffende opdrachtgever van 26 weken of meer. Dit impliceert dat indien inlenersbeloning met de uitzendkracht wordt overeengekomen vanaf de eerste dag van de verblijfsduur, dit tevens geldt voor de overige uitzendkrachten van de betrokken uitzendonderneming die dezelfde of nagenoeg dezelfde arbeid verrichten bij dezelfde opdrachtgever.
b. In afwijking van het bepaalde in de leden 2, 3 en 4a. en 4b. wordt nadat de uitzendkracht in 26 weken voor dezelfde uitzendonderneming arbeid heeft verricht ten behoeve van dezelfde opdrachtgever, onafhankelijk van de aard van de werkzaamheden, de rechtens geldende beloning van de werknemer, werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie in dienst van de inlenende onderneming toegekend aan de uitzendkracht. Het feitelijk loon bij de toepassing van de inlenersbeloning dient indien de uitzendkracht werkzaam is in fase C minimaal gelijk te zijn aan het terugvalloon. Deze inlenersbeloning is samengesteld uit de navolgende elementen, overeenkomstig de bepalingen, zoals die gelden in de inlenende onderneming:
1. uitsluitend het geldende periodeloon in de schaal;
2. de van toepassing zijnde arbeidsduurverkorting per week/maand/jaar/periode. Deze kan - dit ter keuze van de uitzendonderneming - gecompenseerd worden in tijd en/of geld;
3. toeslagen voor overwerk, verschoven uren, onregelmatigheid (waaronder feestdagentoeslag)en ploegentoeslag;
4. initiële loonsverhoging, hoogte en tijdstip als bij de opdrachtgever bepaald;
5. a. kostenvergoeding (voor zover de uitzendonderneming deze vrij van loonheffing en premies kan uitbetalen: reiskosten, pensionkosten, gereedschapskosten en andere kosten noodzakelijk vanwege de uitoefening van de functie). Indien en voor zover door overheidsmaatregelen *2 de belastingvrije vergoeding voor reiskosten geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, is lid 5 sub b van dit artikel van toepassing met betrekking tot de reiskosten;
b. De uitzendkracht heeft recht op dezelfde reiskostenvergoeding als de werknemer in dienst van de opdrachtgever, werkzaam in een gelijke of gelijkwaardige functie als de uitzendkracht, met een maximum van € 0,19 bruto per kilometer.
6. periodieken, hoogte en tijdstip als bij de opdrachtgever bepaald.
De in dit lid bedoelde telling van 26 weken herbegint na een onderbreking van de verblijfsduur bij desbetreffende opdrachtgever van 26 weken of meer.
*1 Artikel 19 lid 5 onder b. onder 5 treedt op 31 december 2012 in werking. Tot 31 december 2012 luidt de tekst van artikel 19 lid 5 als volgt:
5. kostenvergoeding (voor zover de uitzendonderneming deze vrij van loonheffing en premies kan uitbetalen: reiskosten, pensionkosten en andere kosten noodzakelijk vanwege de uitoefening van de functie).”