ECLI:NL:RBOBR:2017:1875

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
30 maart 2017
Zaaknummer
01/845757-16
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake woninginbraak met geweld tegen verbalisanten

Op 30 maart 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 december 2016 te Oss betrokken was bij een woninginbraak in vereniging, waarbij geweld werd gebruikt tegen verbalisanten. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het wegnemen van een sieradendoos en sieraden, en het gebruik van geweld tegen de politie tijdens zijn aanhouding. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe samenhang tussen de diefstal en het geweld, en dat het geweld werd gebruikt om de vlucht van de verdachte te vergemakkelijken. De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast moest de verdachte immateriële schadevergoeding betalen aan de benadeelde verbalisanten, respectievelijk €200 en €300. De rechtbank weigerde de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] omdat er geen schade was gevorderd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidivekans van de verdachte en de impact van de inbraak op de slachtoffers. De uitspraak benadrukte het belang van de bescherming van de woning en de veiligheid van opsporingsambtenaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Team Strafrecht
Parketnummer: 01/845757-16
Parketnummer vordering: 16/700622-13
Datum uitspraak: 30 maart 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te 5361 ME Grave, Muntlaan 1,
thans gedetineerd te: P.I. HvB Grave (Unit A + B).
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding 13 februari 2017. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:
op of omstreeks 01 december 2016 te Oss, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sieradendoos en/of sieraden en/of (buitenlands) geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die voornoemde goederen en/of geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , hoofdagent(en) politie Oost-Brabant, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond, verdachte heeft zich (met kracht) in tegen gestelde richting bewogen toen voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] verdachten trachtten aan te houden en/of (daarbij/vervolgens) heeft verdachte voornoemde [verbalisant 1] (met kracht) bij zijn nek/hals vastgepakt/gehouden en/of aan de nek, althans het lichaam, van voornoemde [verbalisant 1] getrokken.

De vordering na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 16/700622-13 is aangebracht bij vordering van 2 februari 2017. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de meervoudige strafkamer te Utrecht d.d. 14 maart 2014. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het medeplegen van diefstal met geweld als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht wettig en overtuigend bewezen. Hoewel er een tijdsspanne bestaat tussen de tenlastegelegde woninginbraak en het geweld tegen de verbalisanten, wordt de diefstal niettemin gevolgd door het geweld om zo de vlucht mogelijk te maken.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich gerefereerd met betrekking tot de ten laste gelegde woninginbraak. Over het ten laste gelegde geweld heeft hij zich op het standpunt gesteld dat er in de onderhavige zaak een te ver verwijderd verband bestaat tussen het gebruik van geweld door verdachte en de diefstal. Volgens de raadsman liggen de diefstal en het geweld ruimtelijk en temporeel uit elkaar. Hij wijst hierbij op de bewoordingen “gevolgd door” en “bij betrapping op heterdaad” in artikel 312, eerste lid, Sr. Aangezien er tussen de diefstal in de woning en de uiteindelijke aanhouding van verdachte 1,5 tot 2 uur heeft gezeten en de aanhouding op een andere locatie heeft plaatsgevonden, dient verdachte van het onderdeel ‘geweld’ te worden vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank.
De eenheid van tijd en plaats in art. 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De bepaling in artikel 312 Sr is analoog aan die van artikel 288 Sr omtrent doodslag. In artikel 288 is doodslag het middel om het gevolgde, vergezellende of voorafgaande strafbare feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, te bedekken of vruchtbaar te maken. In artikel 312 is het geweld of de bedreiging met geweld het bijkomende feit, te weten het middel om de diefstal mogelijk of vruchtbaar te maken. Het geweld of de bedreiging met geweld betreft in deze bepaling niet een strafbaar feit op zichzelf, maar een strafverzwarende omstandigheid. Het maakt de aard van de diefstal ernstiger.
Naar het oordeel van de rechtbank dient bij artikel 312 Sr het geheel van het gebeuren in ogenschouw te worden genomen, waarbij het accent ligt op de eenheid van de diefstal met het geweldgebruik, met elkaar verbonden door de heterdaadsituatie. Bij diefstal met geweld hoeven plaats en tijd van het geweld niet samen te vallen met de plaats waar en het tijdstip waarop het wegnemen is gerealiseerd.
Bij de beoordeling van de vraag of er in de onderhavige zaak sprake is van een strafbaar feit in de zin van artikel 312 Sr en daarmee van eenheid in tijd en plaats ten aanzien van de diefstal en het geweld, acht de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden van belang:
  • de verdachte en zijn medeverdachten hebben ingebroken in een woning;
  • toen ze vervolgens naar de vluchtauto liepen zagen ze politie bij de auto staan;
  • daarop zijn ze te voet gevlucht;
  • verdachte heeft zich een uur schuil gehouden in de struiken terwijl de politie naar hem op zoek was;
  • vervolgens is hij door een verbalisant ontdekt en daarop door verschillende politieagenten achtervolgd, onder meer via verschillende achtertuinen;
  • in een achtertuin heeft verdachte zich tijdelijk verstopt in een kliko;
  • na een vlucht van in totaal 1,5 tot 2 uren heeft een verbalisant verdachte vast kunnen pakken toen deze over een muur van een tuin klom;
  • verdachte heeft toen het hoofd van deze verbalisant vastgepakt en aan diens lichaam getrokken;
  • vervolgens is verdachte door verbalisanten aangehouden waarbij verdachte zich heeft verzet.
De rechtbank is op grond van voornoemde feiten en omstandigheden, bezien in onderling verband en samenhang, van oordeel dat er in de onderhavige zaak een niet te ver verwijderd verband bestaat tussen het gebruik van geweld door verdachte en de woninginbraak. Na de woninginbraak is verdachte bij betrapping op heterdaad gevlucht en heeft om deze vlucht mogelijk te (blijven) maken geweld gebruikt tegen verbalisanten.
De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde verweer.
De door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen. [1]

De aangifte van [slachtoffer 1] .
Op 1 december 2016 omstreeks 12.30 uur verliet ik samen met mijn vrouw de woning, gelegen aan de [adres 1] te [gemeente] . De woning werd volledig afgesloten en intact achtergelaten. Omstreeks 14.30 uur kwamen wij thuis en zagen wij verschillende politieagenten in de omgeving van onze woning. Wij werden aangesproken en hoorden dat er was ingebroken. Wij zijn samen met de politie naar binnen toe gegaan en zagen dat er één keukenraam was geforceerd. In de keuken waren er ook verschillende kasten geopend. In de woonkamer waren ook twee kasten geopend. Op de eerste en tweede verdieping hebben ze alle kamers doorzocht. Op dit moment missen wij de volgende goederen:
  • 3 à 4 halskettingen. Eén halsketting is donker rode/bruine kralenketting met slotje;
  • een rood sieradendoosje met een inleglade, parelkettingen,
  • dollarbiljetten (60 à 100 dollar)
  • pondbiljetten (60 à 100 pond). Deze lagen op de tweede verdieping in een bureautje.
Vervolgens zagen wij dat er in de veranda een raam was geopend. Vermoedelijk zijn ze hierdoor gevlucht. [2]

Verklaring verdachte.
Op 1 december 2016 was ik in Oss. Ik heb daar samen met anderen een woning betreden die niet van mij was. Ik ben in de woning geweest. Op het moment dat we de woning verlieten heb ik het kussensloop aangenomen van een van de anderen. Toen we weg gingen liepen we met zijn drieën naar mijn auto. Op een gegeven moment zag ik politie bij mijn auto. Hierop rende ik weg. Via een tuin in de buurt van mijn auto ben ik een hoek om gerend. Ik klom een hek over. Het kussensloop gooide ik over het hek. Via een achtertuin klom ik over een schutting waardoor ik weer aan de voorkant van de weg kwam. Op dat moment stond ik naast mijn auto en een politieauto. Vervolgens kroop ik in een heg en hield ik me daar schuil. Toen ik om een hoek keek zag ik een agent aan komen rennen. Op dat moment rende ik over de weg. Ik hield mij op een gegeven moment schuil in de bosjes. Daar heb ik ongeveer een uur gelegen. Na een uur werd ik ontdekt door een agent. Op dat moment rende ik weg over de weg. Ik kwam in een tuin en klom daar op een tuinhuisje. Aan de andere kant van het tuinhuisje liet ik mij vallen. In die tuin kroop ik in een kliko. Ik zag toen een agent in burgerkleding mijn kant op komen. Hij stond ongeveer vijf meter van mij vandaan toen ik uit de kliko klom. Ik klom toen over een schutting. De agent pakte mij bij mijn benen. [3]

Verklaring verdachte ter zitting.
Van te voren hebben mijn medeverdachten en ik afgesproken dat we zouden inbreken in een woning in [gemeente] Een schroevendraaier en een breekijzer zijn meegenomen naar die woninginbraak. Van te voren hebben we afgesproken hoe we de buit zouden verdelen, namelijk in drie gelijke delen. We zijn in mijn auto naar Oss gereden. We zijn door een raam naar binnengekomen in de woning. Dit raam is geforceerd.

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] .
Op donderdag 1 december 2016, omstreeks 13:39 uur, waren wij, verbalisanten, [verbalisant 3]
en [verbalisant 4] , belast met de noodhulpsurveillance. Wij waren derhalve in uniform gekleed en reden in een als zodanig herkenbaar politiedienstvoertuig. Op genoemde datum en tijdstip, hoorde ik dat de dienstdoende centralist van de politiemeldkamer te ’s-Hertogenbosch ons portofonisch verzocht om te rijden naar de Hescheweg te Oss in verband met een verdachte situatie. Ter plaatse zag ik, verbalisant [verbalisant 3] , dat er drie jonge mannen vanuit de Strausslaan linksaf de Hescheweg op liepen. Ik, zag dat ze over het trottoir in de richting van de Volkswagen Polo liepen. Ik, zag dat een persoon voorop liep ik schat dat deze persoon ongeveer twee meter voor de andere twee personen liep (deze persoon heb ik aangeduid met het cijfer 1). Ik zag dat persoon 1 een groen kleurige winterjas droeg. Ik zag dat de achterste twee personen naast elkaar liepen. Ik zag dat de persoon links een donkerblauwe winterjas aan had en een breekijzer in zijn rechterhand vast hield (deze persoon heb ik aangeduid met het cijfer 2). Ik zag dat de persoon aan de rechterzijde een zwarte jas droeg (deze persoon heb ik aangeduid met het cijfer 3). Op dat moment stopte collega [verbalisant 4] het dienstvoertuig en wilde ik, verbalisant [verbalisant 3] , uitstappen om de drie jonge mannen te controleren. Ik zag dat de personen 2 en 3 zich omdraaiden en in de richting van Heesch wegrenden. Ik ben samen met collega [verbalisant 4] uit het dienstvoertuig gestapt en achter de twee personen aangerend. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag dat persoon 3, de oprit op rende van de woning aan [adres 2] . Ik, zag dat persoon 3 een witte zak in zijn linker hand hield en deze op de oprit liet vallen. Ik, zag dat persoon 3 over het hek klom de tuin in van de woning. Ik, zag dat de witte zak een kussensloop betrof en dat daar goederen in zaten. [4]

Aangifte door [verbalisant 2] .
Op donderdag 1 december 2016, omstreeks 14.45 uur, was ik op zoek op de Meidoornlaan
te Oss naar twee verdachten die op de vlucht waren geslagen na een woninginbraak. De
verdachten waren eerder gezien in een verdacht voertuig. Dat voertuig stond op naam van een man uit Utrecht. Deze man stond als vuurwapengevaarlijk te boek binnen de politiesystemen. Als bijzonderheid stond daarbij vermeld dat hij alleen aangehouden diende te worden door een arrestatieteam, tenzij hij op heterdaad kon worden aangehouden. Ik was door deze informatie extra alert tijdens het zoeken naar de verdachten.
Op bovengenoemd tijdstip trof ik na een uur zoeken een van de verdachten aan onder een struik. Ik zag dat deze verdachte volledig overeen kwam met het door de melder opgegeven signalement. Deze verdachte zag er ongeveer net zo oud uit als de tenaamgestelde van het voertuig was. Ik bedacht me op dat moment dat de verdachte onder de struik wel eens de vuurwapengevaarlijke verdachte kon zijn. Toen ik me kenbaar maakte als politieambtenaar zag ik dat de verdachte snel wegrende. Hierop zette ik op veilige afstand de achtervolging in. Daar het mogelijk ging om een vuurwapengevaarlijke verdachte hield ik continue rekening met de gevaarzetting die de verdachte met zich mee kon brengen. Na een achtervolging van enkele minuten, onder andere over het platte dak van een schuur en door verschillende achtertuinen trof een collega van mij de verdachte aan in een kliko in een achtertuin. Ik hoorde dat hij zich wederom aan zijn aanhouding poogde te onttrekken. Hierop snelde ik naar mijn collega om te assisteren bij de aanhouding. Ik zag dat mijn collega bijna door de verdachte over een muur werd getrokken. Ik sprong door een haag zodat ik aan de zijde van de verdachte kwam te staan en zag dat de collega de verdachte vast hield. Ik zag dat de verdachte poogde om zich los te trekken. Ik zag dat hij zichzelf in de
richting van een poort probeerde te bewegen. Ik zag dat mijn collega de verdachte met
kracht de andere kant op probeerde te bewegen. Ik assisteerde mijn collega bij de aanhouding. Ik zag dat de verdachte zich snel omdraaide. Hierop pakte ik de verdachte stevig vast om hem naar de grond te brengen. Ik voelde dat hij met kracht in tegengestelde richting bleef bewegen. Ik had moeite om de verdachte vast te blijven houden en voelde dat mijn greep verslapte. Ik was genoodzaakt de verdachte los te laten. Dit mede doordat ik geen zicht had op de handen van de verdachte. In mijn hoofd speelde het feit dat hij mogelijk vuurwapengevaarlijk was nog steeds mee. Na enige tijd konden wij door gebruik van geweld de verdachte onder controle krijgen. Nadat de verdachte was overgebracht naar het politiebureau te Oss voelde ik plotseling een hevige pijnscheut in mijn rechterduim. Ik voelde dat ik mijn rechterduim niet vrij kon bewegen. Om die reden ben ik naar het ziekenhuis gegaan en zijn er röntgenfoto’s gemaakt van mijn duim. Ik hoorde daar dat mijn duim zwaar gekneusd was, maar niet gebroken. Hierdoor ben ik door mijn leidinggevende komende week volledig uit de noodhulp gepland. Dit kan nog verlengd worden als de pijn blijft aanhouden. Mijn hobby’s zijn fitnessen en kickboksen. Deze beide hobby’s kan ik door mijn blessure de komende tijd niet uitoefenen. [5]

Aangifte door [verbalisant 1] .
Ik bevond mij in de tuin van [adres 3] te Oss. Ik opende de deksel van de container voor restafval en zag dat er een persoon in de kliko zat. Ik zag dat deze persoon aan het eerder verspreidde signalement voldeed. Ik merkte hierop deze persoon aan als verdachte van de eerder gepleegde inbraak in de woning. Ik maakte mij hierop direct kenbaar op niet mis verstaanbare wijze als zijnde politieambtenaar met de woorden “Politie je bent aangehouden. Armen laten zien”. Ik zag dat de verdachte zijn armen liet zien en ik wilde de verdachte de handboeien aanleggen omdat hij zich al eerder had onttrokken aan de geüniformeerde politie collega’s. Ik moest om de verdachte de boeien aan te kunnen leggen voor over hangen in de richting van de verdachte. Ik zag dat de verdachte juist naar achter ging hangen. Ik pakte hierop de verdachte vast en zei dat hij mee moest werken. Ik zag en
voelde dat de verdachte de muur achter zich wilde pakken en probeerde om te draaien.
Ik zag en voelde dat de verdachte probeerde om over het muurtje te klimmen wat achter
de kliko stond. Ik voelde dit omdat ik de verdachte nog steeds vast hield. Omdat ik niet stevig genoeg op de grond stond kon ik de verdachte niet naar beneden duwen. Ik zag dat er een aanhangwagen naast de kliko stond en klom hierbij op de aanhangwagen om makkelijker bij de verdachte te komen. Ik hield hierbij de verdachte nog steeds vast. Ik voelde hierbij dat de verdachte nog steeds in tegengestelde richting bewoog. Ik zag dat de verdachte op het muurtje lag. Dit muurtje was ongeveer een twee meter hoog. Ik zag dat de verdachte met zijn buik op het muurtje lag. Ik wilde voorkomen dat de verdachte opnieuw weg zou kunnen komen. Ik ben hierbij op de verdachte gaan liggen en probeerde hem terug te trekken over het muurtje naar de tuin van huisnummer 10. Ik voelde dat de verdachte zich bleek verzetten en dat de verdachte steeds verder over het muurtje ging hangen aan de zijde van [adres 4] . Ik voelde plots dat de verdachte één van zijn armen om mijn nek waardoor ik met mijn hoofd in de richting van de grond werd gebracht aan de zijde van [adres 4] . Ik voelde hierbij dat ik over het muurtje heen schuurde met mijn jas en met mijn broek. Ik hoorde dat mijn jas en broek schuurde. Ik voelde een pijnscheut in mijn
rechterknie. Ik hing hierbij nog steeds op het muurtje op een hoogte van ongeveer 2 meter. Ik voelde dat de verdachte mij middels mijn nek mee over de muur heen wilde trekken. Ik voelde dat de verdachte zijn gewicht gebruikte om over de muur te komen. Ik voelde me hierdoor angstig doordat ik geen controle had over de situatie en bang was dat ik voorover met mijn hoofd op de grond zou vallen. Hierdoor zou ik mogelijk hoofdletsel op lopen. Doordat ik dit wilde voorkomen besloot ik de verdachte los te laten. Dit om erger letsel te voorkomen. Ik zag dat de verdachte aan de zijde van [adres 4] in de grond naar beneden sprong. Ik zag dat de verdachte vervolgens het weer op een lopen zetten. Ik ben
vervolgens opnieuw achter de verdachte aangegaan. Ik heb zag dat de verdachte zich vastliep bij een poort. Met behulp van collega’s [verbalisant 2] en [verbalisant 5] is de verdachte aangehouden en geboeid. Na de aanhouding voelde ik dat ik pijn had aan mijn rechterknie. Ik voelde dat ik bloedde aan mijn knie. Ik zag dat er een schaafwond zat op mijn rechterknie. Ik voelde dat mijn beiden handen aan de pinkzijde pijnlijk aanvoelden. Dit doordat ik mezelf heb moeten tegenhouden op het muurtje. Ten tijde van de aangifte voel ik een spierpijn in mijn nek. Dit is doordat de verdachte met zijn gewicht aan mijn nek heeft gehangen. Ik zag dat mijn jas was beschadigd door het scheuren over de muur. Ik zag dat er een scheur in mijn broek zat ter hoogte van de rechterbroek zak. [6]

Proces-verbaal van bevindingen [verbalisant 5] .
Ik hoorde vervolgens dat collega [verbalisant 1] riep je bent aangehouden, staan blijven. Ik zag vervolgens dat de eerder genoemde verdachte probeerde over de erfafscheidingsmuur probeerde te klimmen. Ik hoorde dat collega [verbalisant 1] meerdere malen riep dat hij moest meewerken. Ik zag dat collega [verbalisant 1] de verdachte vast had en hem probeerde van de muur af te trekken. Ik zag dat dit niet lukte en zowel de verdachte als collega [verbalisant 1] al gedeeltelijk over de muur hingen. Ik zag dat de verdachte collega [verbalisant 1] bij zijn hoofd vasthield. [7]

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 1 december 2016 te Oss, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sieradendoos en sieraden en (buitenlands) geld toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoofdagenten politie Oost-Brabant, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld bestond uit het volgende:verdachte heeft zich (met kracht) in tegen gestelde richting bewogen toen voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] verdachte trachtten aan te houden en (daarbij/vervolgens) heeft verdachte voornoemde [verbalisant 1] met kracht bij zijn nek/hals vastgepakt en aan de nek van voornoemde [verbalisant 1] getrokken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest;
- toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde 430 dagen jeugddetentie;
- onttrekking aan het verkeer van de onder verdachte inbeslaggenomen schoenen;
- verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest toereikend, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel en toezicht door de reclassering. Voorts ontbreekt volgens de raadsman een reclasseringsadvies ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging en dient derhalve de vordering te worden afgewezen dan wel de proeftijd te worden verlengd. Mocht de rechtbank daar anders over denken dan verzoekt de raadsman slechts deels tot tenuitvoerlegging over te gaan of tot omzetting in een werkstraf.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan woninginbraak. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Een inbraak in de woning veroorzaakt gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen. Daarnaast brengt een woninginbraak voor de benadeelden materiële schade en overlast met zich mee. Verdachte heeft zich van dit alles niets aangetrokken. Hij heeft zich enkel laten leiden door financiële motieven. Verdachte en zijn mededaders zijn planmatig te werk gegaan en zijn met het enkele doel om een woninginbraak te plegen afgereisd naar Oss. Daarnaast heeft verdachte geweld gebruikt tegen verbalisanten tijdens zijn vlucht. Opsporingsambtenaren verdienen respect en eerbied van een ieder. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan. Hoewel de verdachte openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn aandeel ten aanzien van de woninginbraak, heeft hij niets willen zeggen omtrent zijn mededaders. Van een open proceshouding, zoals bepleit door de verdediging, is maar deels sprake geweest.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank rekening met het volgende.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 8 maart 2017 dat GGZ Novadic-Kentron over verdachte heeft uitgebracht. Uit het rapport komt naar voren dat er een hoge kans bestaat op recidive. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht. Daarnaast heeft de rechtbank bij haar oordeel betrokken de verklaring die getuige-deskundige [reclasseringwerker] , namens de Reclassering, ter zitting heeft afgelegd. Volgens haar is recente hulpverlening gestagneerd vanwege de niet meewerkende houding van verdachte.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 februari 2017 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder voor vermogensdelicten werd veroordeeld. Bovendien heeft verdachte het onderhavige strafbare feit gepleegd tijdens de proeftijden van eerdere veroordelingen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Voor een woninginbraak kent de rechtspraak bij recidive als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden. Voor diefstal met geweld bestaat geen oriëntatiepunt.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman deelt het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling.De rechtbank stelt vast dat door de benadeelde partij per saldo geen schade is gevorderd. De braakschade aan de woning is vergoed voor de verzekeraar van de benadeelde partij en de sieraden en het buitenlands geld zijn teruggevonden. Gelet hierop zal de rechtbank geen beslissing nemen over de ‘vordering’.

De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 250,-, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de raadsman is de vordering onvoldoende onderbouwd en dient deze derhalve te worden afgewezen.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 200,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

De vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1] .

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert de gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te weten € 400,- immateriële schadevergoeding, met toepassing van de maatregel tot schadevergoeding.
Het standpunt van de verdediging.
Volgens de raadsman is de vordering onvoldoende onderbouwd en dient deze derhalve te worden afgewezen.
Beoordeling.De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, het volgende onderdeel van de vordering, te weten immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 300,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 16/700622-13.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding te gelasten dat slechts een -hieronder te bepalen- gedeelte van de straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. Bijzondere omstandigheden die aan de tenuitvoerlegging van dat gedeelte in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging deels gelasten. Gelet op de leeftijd van verdachte en zijn inmiddels omvangrijke strafblad, komt verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet meer voor de destijds opgelegde jeugddetentie in aanmerking. Daarom bepaalt de rechtbank dat de jeugddetentie ingevolge artikel 77dd, derde lid, ten uitvoer gelegd dient te worden als gevangenisstraf.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 47, 63, 77dd, 310, 312.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen:

Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27Wetboek van Strafrecht.

Maatregel van schadevergoeding van EUR 200,00 subsidiair 4 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [verbalisant 2] van een bedrag van EUR 200,00 (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 200,00 immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict,
1 december 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij,
[verbalisant 2], van een bedrag van
EUR 200,00(zegge: tweehonderd euro), te weten EUR 200,00 immateriële schadevergoeding. Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 1 december 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Maatregel van schadevergoeding van EUR 300,00 subsidiair 6 dagen hechtenis
Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[verbalisant 1]van een bedrag van
EUR 300,00(zegge: driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 300,00 immateriële schadevergoeding.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict,
1 december 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij,
[verbalisant 1], van een bedrag van
EUR 300,00(zegge: driehonderd euro), te weten EUR 300,00 immateriële schadevergoeding.
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 1 december 2016, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Wijst de vordering voor het overige af.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.

Teruggave inbeslaggenomen goederen aan verdachte, te weten:

  • 1 paar schoenen (goednummer 1105667)
  • 1 personenauto met het [kenteken] (goednummer 1105703)
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling
Last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Utrecht d.d. 14 maart 2014, gewezen onder parketnummer 16/700622-13, te weten:
jeugddetentie voor de duur van 100 dagen. Deze jeugddetentie dient ten uitvoer te worden gelegd als gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. te Water Mulder, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J.H.P.G. Wielders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier,
en is uitgesproken op 30 maart 2017.
Mr. J.H.P.G. Wielders is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de regiopolitie eenheid Oost-Brabant, district 's-Hertogenbosch, basisteam Maasland, met registratienummer PL2100-2016265051 Z, afgesloten op 20 januari 2017, aantal doorgenummerde bladzijden: 202.
2.Pag. 147-148.
3.Pag. 192-196.
4.Pag. 95-96.
5.Pag. 185-186.
6.Pag. 178-179.
7.Pag. 107.