ECLI:NL:RBOBR:2017:1327

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
17-001
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant op 2 februari 2017 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoeker tegen mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend op 5 januari 2017 en betrof de onpartijdigheid van de rechter in een procedure die verband hield met de afwikkeling van nalatenschappen. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat deze drie eerdere beschikkingen had gegeven die volgens verzoeker onterecht waren en gebaseerd op onjuiste informatie van de notaris, die als vereffenaar was aangesteld. Verzoeker voerde aan dat de rechter onvoldoende kennis had genomen van het dossier en dat zijn aanhoudingsverzoek niet was gehonoreerd, wat leidde tot vertraging en schade.

De wrakingskamer oordeelde dat een wraking niet meer mogelijk is na een einduitspraak in de zaak. De kamer benadrukte dat het tot de normale taak van de rechter behoort om beschikkingen te nemen en dat het enkele feit dat de rechter eerdere beslissingen had genomen, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar konden brengen. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de wrakingskamer de argumenten van verzoeker en de rechter zorgvuldig had afgewogen. De wrakingskamer bevestigde dat de rechter niet vooringenomen was en dat de wrakingsgronden niet voldoende waren om aan de onpartijdigheid van de rechter te twijfelen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer : WR 17/001
Beschikking van 2 februari 2017
in de zaak van
[verzoeker],
verzoeker,
tegen
mr. J.M.J. Godrie,
in de hoedanigheid van kantonrechter van deze rechtbank bij de behandeling van de zaak met zaaknummer [nummer].
Partijen zullen hierna respectievelijk de ‘verzoeker’ en de ‘rechter’ worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
- het wrakingsverzoek van verzoeker van 5 januari 2017;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 6 januari 2017;
- het dossier in de hoofdzaak.
1.2.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op
19 januari 2017.
1.3.
Verzoeker is verschenen en heeft aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota het wrakingsverzoek nader toegelicht.
In zijn schriftelijke reactie heeft de rechter voorafgaand aan de zitting zijn standpunt ten aanzien van het wrakingsverzoek naar voren gebracht.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de procedure met zaaknummer: [nummer] Verzoeker voert - kort samengevat - het volgende aan. De rechter heeft inmiddels drie beschikkingen afgegeven die verband houden met de afwikkeling van de nalatenschappen van de ouders van verzoeker en waar [notaris] als notaris in de hoedanigheid van vereffenaar bij betrokken is. Hij stelt dat de notaris in strijd met de processuele regels is aangesteld als vereffenaar en daarom niet bevoegd is als vereffenaar op te treden. Uit alle beschikkingen blijkt dat de rechter slechts de stellingen van de notaris voor waar aanneemt terwijl de notaris opzettelijk foutieve, onjuiste onvolledige en onware informatie geeft. Ondanks dat verzoeker informatie heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de notaris het niet bij het juiste eind heeft, blijft de rechter alleen luisteren naar de notaris. Verzoeker vindt dat onbegrijpelijk. Verzoeker stelt dat de rechter informatie voor hem heeft achtergehouden en geen, althans onvoldoende, kennis heeft genomen van het dossier. Ook is hij ten onrechte niet tegemoetgekomen aan het aanhoudingsverzoek van verzoeker en heeft de rechter in dat verband geen gehoor gegeven aan de verzoeken tot getuigenverhoren. Verzoeker is bovendien in eerste instantie verkeerd geïnformeerd over de uitspraakdatum.
Het voorafgaande heeft tot forse vertraging van de afwikkeling van de nalatenschappen geleid en heeft schade veroorzaakt. Verzoeker vraagt tevens aandacht voor het feit dat hij een klacht heeft ingediend tegen de betrokken griffier, omdat die niet alleen als griffier in de onderhavige zaak heeft opgetreden, maar ook in de tuchtzaak, die verzoeker heeft aangespannen tegen de notaris. In dat verband merkt verzoeker nog op dat de rechter ook verantwoordelijk is voor de betrokken griffier. Het wrakingsverzoek en de overgelegde pleitnota bevestigen naar de mening van verzoeker zonder meer dat er sprake is van een schijn van partijdigheid alsmede vooringenomenheid, althans dat de daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft in dat kader het volgende aangevoerd. De wrakingsgronden hebben betrekking op de inhoudelijke beoordelingen en kunnen daarom niet dienen tot het oordeel van (de schijn van) onpartijdigheid. Voor zover procedurele kwesties aan de orde worden gesteld, wordt voor een groot gedeelte vooruitgelopen op een oordeel dat nog niet is gegeven.
Ten aanzien van de vaststelling van de uitspraakdatum gaat verzoeker uit van verkeerde veronderstellingen. Ter onderbouwing legt de rechter een interne mail over, waarin de gewraakte berichtgeving naar verzoeker is voorbereid.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dient te worden beoordeeld of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op eerder door de rechter gegeven drie beschikkingen oordeelt de wrakingskamer dat een wraking in een zaak niet meer mogelijk is nadat daarin een einduitspraak is gevolgd. Voor zover bedoeld is de genomen beslissingen mede aan de wraking in de onderhavige zaak ten grondslag te leggen, geldt dat het volgende.
4.3.
Het behoort tot de normale taak van de rechter om beschikkingen te nemen op onder meer een verzoek van verzoeker om aanwijzingen te geven aan de vereffenaar. Ook als met verzoeker zou worden aangenomen dat de beschikkingen van 7 december 2015, 16 augustus 2016 en 17 november 2016 en de motivering daarvan onjuist zouden zijn, levert dat op zichzelf geen grond voor objectieve schijn van partijdigheid op. Dat vormt immers op zichzelf beschouwd nog geen grond om te veronderstellen dat de betrokken rechter vooringenomen is. Het is niet de taak van de wrakingskamer om te beoordelen of de beschikkingen en de daaraan ten grondslag liggende motivering inhoudelijk juist zijn, maar om te onderzoeken of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Dat laatste kan naar het oordeel van de wrakingskamer slechts het geval zijn als in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval een beschikking, waaronder begrepen de motivering daarvan, redelijkerwijze niet anders kan worden verklaard dan dat deze door vooringenomenheid van de rechter is ingegeven. Aan die strenge maatstaf is in het onderhavige geval niet voldaan.
4.4.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op het aanhoudingsverzoek van verzoeker van 26 december 2016 oordeelt de wrakingskamer dat het enkele feit dat de rechter het aanhoudingsverzoek niet heeft gehonoreerd dan wel niet meteen op het aanhoudingsverzoek van verzoeker heeft beslist geen omstandigheid oplevert waardoor de rechtelijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat de rechter jegens verzoeker partijdig is, dan wel dat bij verzoeker daarvoor een gerechtvaardigde vrees kan koesteren is naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval geen sprake. Daarbij geldt dat de wrakingskamer bij haar beoordeling de mogelijke inhoud van een nog niet gedane uitspraak niet kan betrekken.
4.5
De omstandigheid dat de griffier niet alleen als griffier in de verzoekschriftenprocedure, maar ook in de tuchtzaak tegen de notaris is opgetreden, vormt geen gegronde reden om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter of om te veronderstellen dat de betrokken rechter vooringenomen is, althans dat de daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.6.
Op grond van het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek van verzoeker dient te worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer,
wijst af het verzoek tot wraking van mr. J.M.J. Godrie in de zaak met zaaknummer [nummer].
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Bik, voorzitter, mr. M.L.M.W. Viering en
mr. M.E. Bartels, leden, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.