ECLI:NL:RBOBR:2017:1324

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
16-038 (2)
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindbeschikking wraking verzoeker tegen rechter in nalatenschapszaak

In deze eindbeschikking van de wrakingskamer van de Rechtbank Oost-Brabant, gedateerd 9 maart 2017, is het wrakingsverzoek van de verzoeker afgewezen. De verzoeker had een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.M. Knaapen, die als kantonrechter betrokken was bij de beneficiaire afwikkeling van de nalatenschappen van de ouders van de verzoeker. De wrakingskamer heeft kennisgenomen van eerdere stukken, waaronder een tussenbeschikking van 2 februari 2017 en een schriftelijke reactie van de rechter op deze tussenbeschikking. Tijdens de behandeling op 21 februari 2017 heeft de verzoeker zijn standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota, terwijl de rechter zijn standpunt mondeling heeft verduidelijkt.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker niet duidelijk heeft gemaakt waarom hij zijn verzoek deed, wat leidde tot onduidelijkheid voor de rechter. Pas in het wrakingsverzoek is de achtergrond van het verzoek nader geconcretiseerd. De rechter heeft zich bereid verklaard om de relevante stukken over te leggen aan de verzoeker, wat de wrakingskamer heeft doen besluiten dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor een vooringenomenheid van de rechter. Gelet op deze overwegingen heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen.

De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de wrakingskamer heeft geoordeeld dat de handelswijze van de rechter geen zwaarwegende aanwijzing oplevert voor de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen zou zijn.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKOOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Wrakingskamer
Zaaknummer : WR 16/038 (2)
Eindbeschikking van 9 maart 2017
in de zaak van
[verzoeker],
verzoeker,
tegen
mr. P.M. Knaapen,
in de hoedanigheid van kantonrechter van deze rechtbank bij de behandeling van de zaak die betrekking heeft op de beneficiaire afwikkeling van de nalatenschappen van [ouders van verzoeker].
Partijen zullen hierna respectievelijk de ‘verzoeker’ en de ‘rechter’ worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
- de tussenbeschikking van 2 februari 2017 en de daarin genoemde stukken,
- de schriftelijke reactie van 14 februari 2017 van de rechter op de tussenbeschikking.
1.2
Bij tussenbeschikking van 2 februari 2017 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek van verzoeker aangehouden en bepaald dat de voortzetting van de behandeling van het wrakingsverzoek op een nader te bepalen datum plaats zal vinden.
1.3
De voortzetting van de behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2017. Verzoeker is verschenen en heeft aan de hand van een door hem overgelegde pleitnota het wrakingsverzoek nader toegelicht. De rechter is verschenen en heeft zijn standpunt mondeling nader toegelicht.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Op het moment dat verzoeker de correspondentie tussen de rechter en de vereffenaar betreffende de nalatenschap van zijn ouders bij de rechter opvroeg, heeft hij niet aan de rechter kenbaar gemaakt waarom hij zijn verzoek deed, zodat het voor de rechter niet duidelijk was welke specifieke achtergrond dit had. Dat is eerst in het wrakingsverzoek nader geconcretiseerd. Bij voornoemde tussenbeschikking is de rechter in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. De rechter heeft zich alsnog bereid verklaard het verzoek van de vereffenaar en de beschikking van 26 oktober 2016 over te leggen aan verzoeker.
2.2.
Nu de rechter niet in zijn weigering heeft volhard, heeft de wrakingskamer, mede gelet op hetgeen in de tussenbeschikking is overwogen, geen aanleiding aan te nemen dat de handelswijze van de rechter een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert objectief gerechtvaardigd is.
2.3
Het wrakingsverzoek zal, gelet op het hiervoor overwogene, worden afgewezen.

3.De beslissing

De wrakingskamer,
wijst af het verzoek tot wraking van mr. P.M. Knaapen
,in de hoedanigheid van kantonrechter van deze rechtbank bij de behandeling van de zaak die betrekking heeft op de beneficiaire afwikkeling van de nalatenschappen van [ouders van verzoeker].
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Bik, voorzitter, mr. M.L.W.M. Viering en
mr. M.E. Bartels, leden, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.