ECLI:NL:RBOBR:2017:1259

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
01/865077-15
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en diefstal met geweld en bedreiging

Op 10 maart 2017 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de nacht van 10 op 11 juli 2015, in Helmond, een dertienjarig meisje heeft verkracht door haar onder bedreiging met een mes te dwingen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft meermalen zijn penis in de mond van het slachtoffer geduwd en haar gedwongen hem te pijpen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek en camerabeelden. De verdachte heeft ontkend en beweerde dat het slachtoffer hem had aangespoord tot seksuele handelingen, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet aannemelijk. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van goederen uit een auto op 18 december 2013. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De eis van het Openbaar Ministerie was een gevangenisstraf van 30 maanden, maar de rechtbank legde een lichtere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Strafrecht
Parketnummer: 01/865077-15
Datum uitspraak: 10 maart 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [gebooortedatum] 1995,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting Limburg Zuid “De Geerhorst”.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 februari 2016, 11 mei 2016, 21 juli 2016 en 24 februari 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 21 januari 2016.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2015 tot en met 11 juli 2015 te Helmond , in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (meermalen) zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of die [slachtoffer] hem, verdachte, doen/laten pijpen en/of geëjaculeerd in de mond van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte - die [slachtoffer] dreigend een mes heeft voorgehouden en/of getoond en/of dat
mes (ten overstaan van die [slachtoffer] ) heeft open- of uitgeklapt en/of - tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij hem, verdachte, moest pijpen en/of - die [slachtoffer] bij haar haren en/of hoofd heeft vastgepakt en/of haar hoofd in de richting van zijn, verdachtes, penis heeft getrokken en/of geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij haar kaken heeft vastgepakt (waardoor haar mond open ging) - die [slachtoffer] (aan haar arm) heeft (mee)getrokken en/of
- die [slachtoffer] naar beneden (op haar knieën) heeft geduwd en/of
- ( meermalen) zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of
gebracht en/of gehouden en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2015 tot en met 11 juli 2015 te Helmond , in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] ), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (meermalen) zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of gehouden en/of die [slachtoffer] hem, verdachte, doen/laten pijpen en/of geëjaculeerd in de mond van die [slachtoffer] en/of zich laten aftrekken door die [slachtoffer] ;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2015 tot en met 11 juli 2015 te Helmond , in elk geval in het arrondissement Oost-Brabant, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of het ejaculeren in de mond en/of over het gezicht van die [slachtoffer] ;
2. hij op of omstreeks 18 december 2013 te Helmond met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een personenauto, heeft weggenomen twee parkeerschijven en/of een schadeformulier in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Inleiding.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij een dertienjarig meisje, [slachtoffer] , heeft verkracht dan wel ontuchtige handelingen met/bij dat meisje heeft gepleegd. Daarnaast is hem tenlastegelegd dat hij goederen uit een auto heeft weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder feit 1 primair ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe kort gezegd onder meer aangevoerd dat de door haar als betrouwbaar aangemerkte verklaring van [slachtoffer] ondersteuning vindt in de rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 oktober 2015 betreffende het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek, alsmede door de camerabeelden van 10 en 11 juli 2015 van de omgeving van de plaats delict, die deel uitmaken van het dossier.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van de onder feit 2 tenlastegelegde diefstal.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte bepleit vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Door de raadsvrouwe is gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar zijn en niet tot het bewijs van het primair of subsidiair tenlastegelegde geweld of een bedreiging met geweld en evenmin tot het seksueel binnendringen kunnen bijdragen. Zij heeft kort gezegd onder meer aangevoerd dat door een getuige wordt verklaard dat [slachtoffer] niet altijd de waarheid spreekt, dat zij op wezenlijke punten wisselend verklaart, zoals over het roken van een joint en het dreigen met een mes, en dat zij niet de juiste voornaam van verdachte noemt. Ook wijst de raadsvrouw op de omstandigheid dat het gedrag van [slachtoffer] , zoals blijkt uit het dossier (het weglopen van huis en het gebruik maken van een Instagram account van een ander om ver van huis af te spreken met een vriendje) niet past bij een dertienjarig meisje. Daarom moet haar verklaring met de nodige behoedzaamheid worden beoordeeld. Mocht de rechtbank de verklaring van aangeefster wel gebruiken voor het bewijs dan is er onvoldoende steunbewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft het bewijs van het onder 1 meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen. [1]
De rechtbank komt tot haar oordeel op grond van de volgende bewijsmiddelen.

Feit 1:

- Proces-verbaal van aangifte door [vader slachtoffer] , dossier p. 45 - 46.:
Mijn dochter [slachtoffer] is op 10 juli 2015 in [geboorteplaats] een jongen tegengekomen.
De jongen zei toen tegen mijn dochter onder bedreiging met een mes dat ze iets moest doen. Mijn dochter deed dat niet. Mijn dochter is daarna naar het station gegaan en daar is de politie gebeld.
- Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] als getuige, dossier p. 48 - 55.:
Op 10 juli 2015 ben ik naar [geboorteplaats] gegaan. Ik ben toen op een bankje gaan zitten. Vervolgens zag ik drie jongens, elk op een fiets. Een van deze jongens noemde zich [betrokkene 1] . Ik ben bij [betrokkene 1] achter op de fiets gesprongen. Ik denk dat het toen dichter bij 1.00 dan bij 4.00 uur was toen hij terugkwam. We gingen naar een afgelegen plek. We hebben een joint gerookt en toen gingen de twee andere jongens weg. Ik bleef achter met [betrokkene 1] . [betrokkene 1] vroeg eerst: "wil je me pijpen"? Ik zei toen tegen hem dat ik dat niet wilde. Hierna zei hij dat ik hem moest pijpen. Ik zei tegen hem dat ik dat niet wilde. Met pijpen bedoel ik met mijn mond en met zijn geslachtsdeel. Vervolgens pakte hij zijn zakmes. Toen hij op een knopje drukte kwam er een mes uit. Op dat moment stond [betrokkene 1] recht tegenover mij. Hij hield het mes in mijn richting. Ik bleef "nee" zeggen. Hij pakte mij toen aan mijn haren vast. Hij trok toen mijn hoofd in de richting van zijn geslachtsdeel. Hij trok mijn hoofd in de richting van zijn geslachtsdeel. Hij pakte mij vervolgens bij mijn kaken waardoor mijn mond open ging. Vervolgens duwde hij zijn geslachtsdeel in mijn mond. Ik voelde dat ik iets in mijn mond had wat ik uit wilde spugen toen hij zijn geslachtsdeel in mijn mond had. Ik trok toen mijn hoofd weg en moest spugen. Op die tweede door mij aangewezen plaats duwde hij mij op mijn knieën. Hij duwde toen weer zijn geslachtsdeel in mijn mond. Ik wilde weggaan, maar hij hield mij toen tegen door aan mijn arm te trekken. Ik ben nog ongeveer een uurtje blijven zitten en ben toen naar het station gelopen. Vervolgens kwam de politie.
[betrokkene 1] was van Marokkaanse afkomst en hij woonde in [geboorteplaats] . Dat heeft hij tegen mij gezegd.
- Proces-verbaal bevindingen van verbalisanten, dossier p. 43:
Door het slachtoffer werd zonder twijfel aangegeven dat de plek waar ze was misbruikt het park was gelegen aan de [pleeg locatie] te [geboorteplaats] . Zij liep zonder aarzeling naar een bankje in het park en wees op de trottoirtegels en zei dat ze daarop gespuugd had. Daarna wees ze op een plek, 25 meter verder, waar ze ook gespuugd had. Hierbij werd door de FTO een plek bemonsterd die vochtig was.
-
Proces-verbaal sporenonderzoek, dossier p. 65 - 67:
Het onderzoek is verricht op de openbare weg te [geboorteplaats] . De aangeefster wees ons een park aan die is gelegen tussen de Weg op den Heuvel en de Groenstraat te [geboorteplaats] . Wij zagen dat aangeefster ons een donkere plek aanwees op een trottoirtegel. Zij verklaarde daar het sperma te hebben uitgespuugd. De door de aangeefster aangeduide plek werd door mij, [verbalisant 1] , tweemaal bemonsterd met een wattenstaafje. De eerste bemonstering voorzag ik, verbalisant, van SIN AAHB2827NL en de tweede bemonstering van SIN AAHB2829NL.
Zij deelde ons verder mede dat ze haar mond had afgeveegd met haar sjaal. Deze sjaal was reeds inbeslaggenomen en in een DNA-kit verpakt. Deze DNA-kit, is voorzien van SIN AAGV2046NL. Wij zagen op de blauwe sjaal met SIN AAGV2046NL meerdere vlekken.
Bij een eerste oriënterend onderzoek van de jas die aangeefster droeg zagen wij diverse vlekken op de jas. Aangezien aangeefster aangaf deze jas te hebben gedragen ten tijde van het delict werd deze door ons inbeslaggenomen voor nader forensisch onderzoek.
De bemonstering van de jas werd voorzien van SIN AAIB6845NL.
Beide bemonsteringen van het trottoir, de sjaal en de jas zijn ingezonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
- Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut met zaaknummer 2015.09.14.065
(aanvraag 001) d.d. 12 oktober 2015 , dossier p. 80 - 85:
Onderzoek naar biologische sporen.
De sjaal AAGV2046NL is onderzocht op de aanwezigheid van (sperma)vloeistof. Hierbij is sperma aangetroffen. In de bemonsteringen van de sjaal is tevens een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel.
In de bemonsteringen AAHB2827NL en AAHB2829 NL is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof. In beide bemonsteringen is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel.
Op de jas AAIB6845NL is één spermaspoor aangetroffen. In deze bemonsteringen is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel.
DNA-onderzoek.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAGV2046NL#01 en #02 bemonsteringen van een sjaal
AAHB2827NL#01 bemonstering van een trottoirtegel
AAHB2829NL#01 bemonstering van een trottoirtegel
AAIB6845NL#01 bemonstering van een jas
Resultaten, Interpretatie en conclusie:
Het DNA-profiel van het sperma in de bemonstering AAB6845NL#01 van de jas is op 9 oktober 2015 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank. Hierbij is een match gevonden met de DNA-profielen in het DNA-profielcluster waarvan het DNA-profiel van verdachte deel uitmaakt. Naar aanleiding van de DNA-databank match is het DNA-profiel van [verdachte] (geboren op [gebooortedatum] 1995) ook betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Op basis van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en het DNA-onderzoek wordt geconcludeerd dat de bemonsteringen AAGV2046NL#01 en #02, AAHB2829NL#01 en AAIB6845NL#01 sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van één en dezelfde man ( [verdachte] ). De matchkans van de verkregen DNA-profielen van het sperma in deze bemonsteringen is kleiner dan één op één miljard.
- Proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van het bekijken van
camerabeelden: [2]
De op 10 en 11 juli 2015 door de regionale toezichtsruimte van de politie Oost Brabant
vervaardigde camerabeelden werden bekeken. Op de beelden is te zien dat [slachtoffer]
op 11 juli 2015 te 01.25 alleen over straat loopt. Om 01.58 springt ze bij een
jongen op de fiets. Er is een tweede fietser bij hen. Meteen daarna voegt zich een derde
fietser bij hen.
- Proces-verbaal van bevindingen (aanleiding onderzoek), dossier p. 10:
Door [slachtoffer] werd verklaard dat de persoon door haar genoemd “ [betrokkene 1] ” in bezit was van een zakmes waarvan het lemmet door middel van een druk op een knop tevoorschijn kwam. Op 20 juli 2015 werd [verdachte] tijdens een politiecontrole aan zijn kleding onderzocht. Hierbij werd in zijn linkersok een vouwmes aangetroffen (opmerking verbalisant: een vouwmes is een mes waarbij het lemmet na bediening van een drukmechanisme, zijdelings scharnierend uit het heft verschijnt).
- De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2016: [3]
Ik ben de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer] op 11 juli 2015 in het park in [geboorteplaats] tegengekomen. Ik ben klaargekomen. Ze heeft haar gezicht afgeveegd met de shawl. Ik had op 20 juli 2015 een mes bij me.
Feit 2: [4]
-
Proces-verbaal aangifte door [benadeelde partij] op 18 december 2013, dossier p. 8:
Op 18 december 2013 omstreeks 03.25 uur is aan de [straatnaam] te [geboorteplaats] ingebroken in mijn Opel Corsa en zijn het mij in eigendom toebehorende schadeformulier dat in een envelop zat en twee mij toebehorende parkeerschijven uit de auto Opel Corsa [kenteken 1] weggenomen.
- Proces-verbaal verhoor aangeefster op 18 december 2013, dossier p. 11:
U toont mij een tweetal parkeerkaarten. Ik meen een kaart soortgelijk als de mij getoonde lichtblauwe kaart in bezit gehad te hebben. U toont mij een envelop van de Rabobank. Ik heb wel dergelijke enveloppen in bezit. Ik heb sterk het vermoeden, gelet op de daarop vermelde postcode en huisnummer, dat de envelop van mij afkomstig is.
- Proces-verbaal verhoor getuige [getuige1] , dossier p. 15:
Ik hoorde op 18 december 2013 te 03.20 uur een klap alsof een autoportier werd dichtgegooid. Ik zag op de parkeerplaats op de [straatnaam] een jongen lopen die aan autoportieren voelde en in auto’s keek. Mijn partner belde de politie die ter plekke die persoon aansprak. Dat was de enige persoon op de parkeerplaats.
- Proces-verbaal aanhouding verdachte, dossier p. 19:
Op 18 december 2013 te 03.30 uur, werd op de parkeerplaats van de [straatnaam] te
[geboorteplaats] als verdachte aangehouden [verdachte] , geboren op [gebooortedatum] 1955. De melder verklaarde dat dit de man betrof die aan auto’s voelde. De Opel Corsa met kenteken [kenteken 1] werd aangetroffen met openstaand rechterachterportier en de verbalisant zag dat de auto was doorzocht.
- Kennisgeving inbeslagneming, dossier p. 4:
Bij zijn aanhouding werden in de fouillering van verdachte aangetroffen:
een schadeformulier en twee parkeerschijven (blauw). Verdachte is niet in het bezit van een auto.
- De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2016: [5]
Ik heb op 18 december 2013 te [geboorteplaats] een auto opengemaakt en in die auto gekeken.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 .

Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [slachtoffer] tijdens het informatief zedengesprek
op 11 juli 2015 en bij haar verhoor als getuige door de politie op 20 juli 2015 omtrent de door verdachte verrichte ontuchtige handelingen en de gepleegde (bedreiging met) geweld consistent, uitvoerig en gedetailleerd verklaard en heeft zij bovendien na vragen van verbalisanten een en ander nader toegelicht. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] op de van belang zijnde onderdelen authentiek en betrouwbaar, en aldus bruikbaar als bewijsmiddel.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer] ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen en verifieerbaar is met objectieve feiten en omstandigheden, zoals de hiervoor genoemde camerabeelden, het aantreffen van speeksel op de door [slachtoffer] aangeduide plaats en het aantreffen van sperma van verdachte op de door [slachtoffer] aan de politie aangewezen plaatsen en haar kleding, en het aantreffen van een vouwmes in de fouillering van verdachte bij een politiecontrole op 20 juli 2015, soortgelijk aan het door [slachtoffer] beschreven mes van de dader.
De rechtbank stelt verder vast dat zowel verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard over het wegvegen van sperma uit haar gezicht met een sjaal.
Tegenover de als betrouwbaar aan te merken verklaringen van [slachtoffer] staat de verklaring van verdachte, inhoudende dat hij zich slechts op initiatief van en na herhaaldelijk aandringen door [slachtoffer] door haar heeft laten aftrekken, waarbij hij in haar gezicht is klaargekomen. Hij zou haar geen mes hebben getoond en geen geweld hebben gebruikt.
Verdachte heeft na zijn aanhouding tegenover de politie eerst ontkend dat er tussen hem en [slachtoffer] enig seksueel contact zou hebben plaatsgevonden. Nadat hij door de politie is geconfronteerd met het aantreffen van sperma op de kleding van het slachtoffer en op een trottoirtegel en met het feit dat in dat sperma zijn DNA is aangetroffen, heeft verdachte verklaard dat hij niet weet hoe dat mogelijk is maar dat hij wel eens buiten seks heeft en dan zijn condoom weggooit.
Pas op 8 en 9 december 2015, na sluiting van het einddossier en op een tijdstip dat verdachte kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het einddossier, komt verdachte met de verklaring dat hij met het slachtoffer contact heeft gehad en dat zij hem gesmeekt heeft seks met hem te hebben. Omdat zij bleef aandringen, heeft hij uiteindelijk toegestaan dat het slachtoffer hem aftrok, waarbij sperma in haar gezicht is terechtgekomen toen hij klaar kwam. Verdachte ontkent orale seks met haar te hebben gehad en ontkent dwang te hebben gebruikt in de vorm van geweld of bedreiging met geweld.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de gang van zaken niet aannemelijk. De inhoud van de verklaring roept al de nodige twijfels op, met name waar verdachte stelt dat [slachtoffer] , een dertienjarig meisje, een voor haar onbekende jongen in een voor haar onbekende stad midden in de nacht buiten op straat zou smeken om seks met haar te hebben, waarna verdachte haar 'om er vanaf te zijn' uiteindelijk maar toestaat hem af te trekken, waarbij [slachtoffer] het geen probleem vindt dat verdachte in haar gezicht klaarkomt. De hierboven geschetste wijze waarop de verklaring van verdachte tot stand is gekomen, doet verder afbreuk aan de geloofwaardigheid daarvan.
Gelet op het vorenstaande schuift de rechtbank de verklaring van verdachte terzijde. De rechtbank acht de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1
. (primair) op 11 juli 2015 te [geboorteplaats] , door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer] geduwd en gehouden en die [slachtoffer] hem, verdachte, laten pijpen en geëjaculeerd in de mond van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat verdachte - die [slachtoffer] dreigend een mes heeft voorgehouden en dat mes (ten overstaan van die [slachtoffer]

) heeft open- of uitgeklapt en

- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij hem, verdachte, moest pijpen en - die [slachtoffer] bij haar haren en hoofd heeft vastgepakt en haar hoofd in de richting van

zijn, verdachtes, penis heeft getrokken en geduwd en

- die [slachtoffer] bij haar kaken heeft vastgepakt (waardoor haar mond open ging) en - die [slachtoffer] (aan haar arm) heeft (mee)getrokken en
- die [slachtoffer] naar beneden (op haar knieën) heeft geduwd
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2.
op 18 december 2013 te [geboorteplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een personenauto heeft weggenomen twee parkeerschijven en een schadeformulier,
toebehorende aan [benadeelde partij].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier vordert een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft verzocht bij de strafoplegging een straf op te leggen van aanzienlijk kortere duur dan de gevorderde straf, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder voor zedendelicten is veroordeeld. Een deel van de straf kan voorwaardelijk worden opgelegd omdat er mogelijkheden aanwezig zijn voor reclasseringstoezicht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een dertienjarig meisje en diefstal van goederen uit een auto.
Verdachte heeft het slachtoffer met geweld en onder bedreiging van een mes, midden in de nacht, op twee verschillende plekken op een afgelegen plaats, gedwongen hem te pijpen. Het slachtoffer was nog slechts dertien jaren oud. Het slachtoffer was gezien haar leeftijd weinig weerbaar. Het moet voor het slachtoffer een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. Verdachte heeft totaal geen rekening gehouden met de gevoelens van het slachtoffer en was uitsluitend gericht op de bevrediging van zijn seksuele behoeften. Naar bekend mag worden verondersteld heeft een dergelijk vergaand, gedwongen seksueel contact op die jonge leeftijd voor een slachtoffer meestal langdurig, en blijvend nadelige gevolgen op emotioneel en seksueel vlak.
Een delict als het onderhavige veroorzaakt verder veel maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers.
Uit een rapport van [instelling] d.d. 23 juni 2016 betreffende verdachte naar aanleiding van een klinisch multidisciplinair onderzoek, opgemaakt en ondertekend door mw. drs. M. Hulshof, GZ-psycholoog en mw. dr. J. Vreugdenhil, kinder- en jeugdpsychiater en psychiater volwassenen, blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten ADHD van het gecombineerde type en cannabisafhankelijkheid. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, namelijk een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken. Aangezien het om langer durende stoornissen gaat en de gebrekkige ontwikkeling van structurele aard is, was dit evenzo het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Er is onvoldoende zicht verkregen op de exacte omstandigheden, de gevoelens en gedachten van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde en de mogelijke aard en doorwerking van de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling op de ten laste gelegde feiten. Derhalve kan ook geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekeningsvatbaarheid. Er zijn onvoldoende argumenten om te adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en houdt het er bij gebreke van informatie die op een andere conclusie duidt dan ook op dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is voor hetgeen bewezen is verklaard.
Ook op andere wijze is de rechtbank van strafverminderende omstandigheden niet gebleken
.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten.
De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden onder aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
De raadsvrouwe heeft verzocht aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank ziet echter onvoldoende aanknopingspunten voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 57, 63, 242, 310.

DE UITSPRAAK

Verklaart het onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair: verkrachting. T.a.v. feit 2: diefstal. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt verdachte op de volgende straf:
gevangenisstrafvoor de duur van 24 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het
Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. A.M. Kooijmans-de Kort en mr. S.J.W. Hermans, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 10 maart 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een dossier, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal,
2.Aanvullend proces-verbaal van de politie eenheid Oost Brabant, Dienst Nationale Recherche,
3.Proces-verbaal terechtzitting van 24 februari 2017.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar een dossier, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal,
5.Proces-verbaal terechtzitting van 24 februari 2017.